• No results found

Deelzone B De vallei van de Douvebeek en de vallei van de Hellebeek BE250000_B

3.1 UITVOERIGER LANDSCHAPSECOLOGISCHE

SYSTEEMBESCHRIJVING

Deelzone B, de valleigebieden van de Douvebeek en de Hellebeek, maken deel uit het SBZ-H deelgebied 2500003_1. De Douvebeek ontspringt vlakbij de Franse grens in Westouter en vormt gedeeltelijk binnen deze deelzone een grensbeek en stroomt daarna oostwaarts ten zuiden van de dorpskern van Dranouter. De smalle vallei van de Hellebeek situeert zich tussen de dorpskernen van Loker, Dranouter en Kemmel. Beide valleien bestaan uit steile

bronhellingweiden, afgewisseld met natte beekdalgraslanden en kleine bosjes. De taluds en de waterlopen worden geaccentueerd door mooie houtkanten.

3.1.1 Topografie en hydrografie

De twee waterlopen ontspringen op de zuidflank van de West-Vlaamse heuvelrug en behoren tot het stroombekken van de Leie.

De Douvebeek ontspringt op de flank van de Vidaigneberg en vormt de grens met Frankrijk waardoor in feite enkel de oostflank van de vallei deel uitmaakt van de SBZ in Vlaanderen. Het hoogste punt binnen de SBZ ligt in het noorden op 80 m TAW. In het zuiden loopt de beek op ongeveer 45 m TAW. Over een gemiddelde breedte van 100 m stijgt het reliëf zo een 10 meter, lokaal is de helling dus zeer steil.

De Hellebeek ontspringt aan de voet van de Rodeberg en wordt verder stroomafwaarts nog gevoed door bronnetjes op de valleiflanken. Hier en daar treedt diffuse kwel op. Verder mondt ze uit in de Douvebeek. Ook de vallei van de Hellebeek wordt gekenmerkt door een

uitgesproken reliëf, waarbij de hoogte binnen de deelzone varieert van ca. 45 m TAW in het zuiden, tot 90 m TAW in het uiterste noorden.

3.1.2 Geohydrologie

Geologie

Ter hoogte van deelzone B spelen volgende tertiaire lagen een rol in hydrologisch systeem: de formatie van Kortrijk, meer bepaald het lid van Aalbeke, en de formaties van Tielt en Gentbrugge. Deze laatste formatie, met aan de basis een ondoorlatende kleilaag, is enkel nog aanwezig in het noorden van de SBZ bij de Hellebeek en vormt de helling ten zuiden van de Kalissestraat. Het regenwater dat hogerop geïnfiltreerd is, zoekt een uitweg via horizontale weg en komt als bronwater aan de oppervlakte. In deze bronzone vinden we moerasspirearuigte (rbbhf), dotterbloemgrasland (rbbhc) en bronbos (91E0_vc).

Elders liggen de watervoerende lagen van de formatie van Tielt aan de basis van bronzones. Dit uit zich vooral in de vallei van de Douvebeek onder de vorm van bronbos- en kwelvegetaties. In het uiterste zuiden van de deelzone vormt het lid van Aalbeke de bovenste tertiaire laag. Deze ligt onder een quartair leemdek van ca. 2 m dikte. De (matig) natte leemgronden bovenop klei zorgen voor mogelijke grote grondwaterschommelingen als gevolg van evapotranspiratie gedurende het zomerhalfjaar. Er zijn echter geen metingen die dit kunnen staven. Indien er geen drainage aanwezig is, kan het grondwater stagneren en relatief

Figuur 3.1 Digitaal hoogtemodel van deelzone B (de laagst gelegen delen zijn blauw; de hoogst gelegen delen zijn rood)

weinig fluctueren. Lokaal zorgt de kleiige ondergrond voor stuwwatergronden en kleine vijvertjes en poelen.

Grondwater

De WATINA databank bevat geen recente gegevens binnen deze deelzone.

Er liggen geen meetpunten van het freatisch grondwatermeetnet van de Vlaamse Milieumaatschappij in deze deelzone. ANB (2011) vermeldt dat het grondwater in de Hellebeekvallei sterk geëutrofieerd is.

Ter hoogte van de Douanestraat is er nabij de Douvevallei een grondwaterwinning ten behoeve van de landbouw. De winning gebeurt op 5 m diepte in de quartaire laag (CVS_0100_GWL_1). Het totale vergunde dagdebiet bedraagt 16,52 m3. Er zijn geen gegevens over de kwaliteit van dit grondwater.

Nabij de Hellebeek is er ter hoogte van de Koenraadstraat een grondwaterwinning ten behoeve van de landbouw. De winning gebeurt op 7 m diepte in de quartaire laag (CVS_0100_GWL_1). Het totale vergunde dagdebiet bedraagt 8 m3. Er zijn evenmin gegevens over de kwaliteit van dit grondwater.

Verder is er ter hoogte van de Kemmelbergstraat een diepe grondwaterwinning in het Landeniaan aquifersysteem (-143 m). Deze winning heeft geen invloed op de ondiepe grondwaterdynamiek.

Oppervlaktewater

Er zijn nauwelijks recente metingen van het oppervlaktewater binnen of in de omgeving van de deelzone, althans wat fysico-chemie betreft. In 2016 werd de Belgische Biotische Index van de Hellebeek bepaald ter hoogte van de Hofstraat (meetpunt 673066). Deze bedroeg 5, wat overeenkomt met een matige waterkwaliteit. Dezelfde waarde werd bekomen voor de Douvebeek, vlak voor de samenvloeiing met de Polderbeek (meetpunt 673080).

3.1.3 Zonering vegetatietypes

Zowel de vallei van de Douvebeek als die van de Hellebeek heeft een asymmetrisch profiel, met een eerder zwakke helling langs de rechteroever en een steile helling langs de linkeroever. De rechteroever is meestal in gebruik als akker en valt -m.u.v. een smalle bufferstrook- buiten de speciale beschermingszone. Langs de steile helling op de linkeroever bestaat een gradiënt van nat naar droog die zich weerspiegelt in de vegetatie. Op de laagst gelegen percelen langs de waterloop en in bronzones vinden we elementen van het dotterbloemgrasland (rbbhc). In meer verruigde situaties gaat het om moerasspirearuigte (habitattype 6430_hf). Hoger op de helling worden de graslanden gekenmerkt door soorten van het kamgras- (rbbkam) en glanshavergrasland (habitattype 6510). Dit laatste type heeft zich vooralsnog niet ten volle kunnen ontwikkelen. Op de hoogste, zandige locaties is er schraal grasland met gewoon struisgras en schapenzuring. In de bossfeer is er een gradiënt van bronbos (91E0_vc, essen-elzenbos met goudveil en reuzenpaardenstaart), beekbegeleidend bos (91E0_va, verschillende bostypes) tot hellingbos met wilde hyacint (9130_end).

3.1.4 Winddynamiek en vegetatietypering

3.1.5 Historische landschapsontwikkeling en vegetatietypering

Ten tijde van Vandermaelen (ca. 1850) bestond de vallei van de Hellebeek uit een smalle gordel van graslanden en bosfragmenten, met vooral langs de rechteroever soms akkerland tot aan de waterloop. Het bosareaal ten zuiden van de Kemmelbergstraat kromp in, maar de meeste graslanden zijn behouden.

Ongeveer 8 ha van de vallei van de Hellebeek is in beheer als natuurgebied en erkend als natuurreservaat. De eerste aankopen dateren van begin jaren ’90. Het reservaat valt uiteen in twee delen: ‘Vijvervelden’ en ‘Hille’. Het deelgebied ‘Vijvervelden’ omvat vochtig weiland en oud bos met een rijke voorjaarsflora. In de lagere gedeelten is er kwelwater wat zorgt voor kletsnatte gronden. Hier staan typische soorten van bronbos zoals reuzenpaardenstaart, dotterbloem en paarbladig goudveil. Buiten de bronzones is er een ondergroei van alluviaal elzenbos (habitattype 91E0_va) met speenkruid, muskuskruid, slanke sleutelbloem en meer vochtminnende soorten. De hoger gelegen delen van de bosjes zijn van het eiken-haagbeukentype (91E0_end) met bosanemoon, wilde hyacint, grote muur en gele dovenetel. Het vochtig weiland wordt gekenmerkt door soorten van de moerasspirearuigte (rbbhf) en het dotterbloemgrasland (rbbhc). Ook deelgebied ‘Hille’ bestaat uit een snoer van vochtige weilanden afgewisseld met bosjes. De reservaatgraslanden hebben seizoensbegrazing door een beperkt aantal runderen. Een zeer waardevol dotterbloemgrasland wordt jaarlijks 1 of 2 keer gemaaid. De graslanden die niet in natuurbeheer zijn, bestaan uit soortenarm cultuurgrasland of zelfs intensief grasland.

Op de Vandermaelenkaart bestaat de Douvebeekvallei nagenoeg volledig uit bos en grasland langs de linkeroever. Het bosareaal is goed bewaard gebleven. Binnen contouren van deze deelzone zijn de bestaande bossen ‘oud’ bos. De huidige graslanden zijn continu als grasland in gebruik geweest. Foto’s van ca. 1960-65 illustreren dat de graslanden in die tijd geherderd werden.

Begin jaren ’80 gebeurden de eerste aankopen ten behoeve van natuurbeheer in de Douvevallei. De meest natte en reliëfrijke gronden werden vanaf 1982 uit landbouwgebruik genomen, de rest werd in seizoenspacht verpacht. In 1985 werd een beschrijvende staat van de percelen en een exploitatietabel voor de bosbestanden opgesteld. In 1995-1996 werden de eerste beheerwerken uitgevoerd in de Douvevallei (Zwaenepoel & Hubau, 2011). Begin jaren ’90 werd ook gestart met jaarrondbegrazing door een kleine kudde Shetlandponies, maar dit beheer werd slechts enkele jaren gehandhaafd. Verslagen van het beheer vermelden voor de periode 2004 – 2010 een hooibeheer voor de meest natte percelen, met 2 maaibeurten en eventueel nog nabegrazing. Dit beheer werd via beheerovereenkomsten uitgevoerd door landbouwers.

3.2 STIKSTOFDEPOSITIE

Tabel 3.1 Kritische depositiewaarde (KDW), totale oppervlakte en oppervlakte in overschrijding (actueel en prognose voor 2025 en 2030) voor de actueel binnen de deelzone aanwezige habitattypes

code naam KDW (kg N/ ha/ jaar) totale oppervlakte (ha) oppervlakte in overschrijding (ha) 1 2012 2025 2030

6430_hf Vochtige tot natte moerasspirearuigten >34 0,55 0,00 0,00 0,00

9130 Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum,

subtype Atlantisch neutrofiel beukenbos 20 0,30 0,15 0,00 0,00

9130_end Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum,

subtype Atlantisch neutrofiel beukenbos 20 4,62 1,82 0,00 0,00

91E0_va Beekbegeleidend vogelkers-essenbos en

essen-iepenbos 28 2,26 0,00 0,00 0,00

91E0_vc Goudveil-essenbos 28 0,57 0,00 0,00 0,00

Eindtotaal 8,30 1,97 0,00 0,00

1

gemodelleerde stikstofdeposities op basis van het VLOPS17-model, dat gebruik maakt van emissie- en meteogegevens van het jaar 2012. De prognoses 2025 en 2030 zijn gebaseerd op de modelleringen via het BAU-scenario (zie leeswijzer).

Figuur 3.2 Overschrijding van de kritische depositiewaarde van de actueel aanwezige habitats, op basis van de gemodelleerde stikstofdeposities volgens het VLOPS17-model, dat gebruik maakt van emissie- en meteogegevens van het jaar 2012, en de vectoriële habitatkaart, uitgave 2016 (De Saeger et al. 2016)

3.3 ANALYSE VAN DE HABITATTYPES MET KNELPUNTEN EN

OORZAKEN

3.3.1 Habitats en hun lokale staat van instandhouding

In het voorjaar van 2017 werd voor een aantal bestanden de lokale staat van instandhouding bepaald. Niet alle bospercelen kwamen aan bod.

Habitattype 9130 verkeert in een gedeeltelijk ongunstige staat van instandhouding. Het

minimum structuurareaal is lager dan 20 ha. De verticale en horizontale structuur worden echter als gunstig beoordeeld. Alle vegetatielagen zijn abundant aanwezig. De meeste bestanden zijn ongelijkjarig en groeiklassen 2-6 zijn altijd aanwezig. Bomen met een diameter van meer dan 80 cm ontbreken. Het aandeel dood hout bedraagt bijna overal minder dan 4%, met overwegend minder dan 1 exemplaar dik dood hout/ha. Er zijn hooguit sporadisch invasieve exoten in de kruidlaag. In de helft van de onderzochte percelen bedekken exoten ≥ 10% van de boom- en struiklaag. Over het algemeen is het oppervlakteaandeel van zones met dominantie van verruigingsindicatoren lager dan 10%. Voor 1 bosje in de vallei van de Hellebeek is dit meer dan 50%. De ruderalisering met gewone vlier, grote brandnetel en kleefkruid is overal laag. Het aantal sleutelsoorten in de kruidlaag is te laag voor een gunstige score. Slechts één habitatvlek bevat 7 sleutelsoorten. In de struik- en boomlaag wordt over het algemeen - maar niet overal - meer dan 70% van het grondvlak ingenomen door sleutelsoorten. Het betreft dan meestal zomereik, gewone esdoorn en hazelaar. Voor dit criterium is de score dus gunstig.

Voorlopig is slechts van één bestand met habitattype 91E0_va en vc de LSVI bepaald.

3.3.2 Knelpunten en oorzaken

De belangrijkste knelpunten in deelzone B en mogelijke oorzaken worden hieronder opgesomd.

Stikstofdepositie De vermestende invloed door middel van stikstofdepositie is een geleidelijk proces waarbij jaarlijks beperkte hoeveelheden stikstof toegevoegd worden aan het systeem. Figuur 3.2 geeft de ligging van de habitatvlekken met overschrijding van de kritische depositiewaarde (KDW) voor atmosferische stikstofdepositie weer. Door de atmosferische depositie wordt de kritische depositiewaarde licht overschreden voor habitattype 9130_end.

Eutrofiëring Door afspoeling of inwaaien van meststoffen vanuit aanpalende landbouwgronden komen extra nutriënten in het systeem terecht.

Erosie Bij zowel de Douvebeek als bij de Hellebeek grenzen hoger gelegen akkers aan de beek.

3.4 HERSTELMAATREGELEN

Op niveau van de habitatvlekken is het minder of niet oogsten van het hout een prioritaire maatregel. Het blijkt immers dat de hoeveelheid dood hout en dik dood hout in nagenoeg alle bestanden slecht scoort. Het kan gaan om het achterlaten van kroonresten, het niet oogsten van een bepaald aantal gekapte bomen, tot een nulbeheer waarbij niets meer geoogst wordt. Door minder te exploiteren blijft meer dood hout achter en worden minder basische kationen afgevoerd. Deze maatregel kan verdere verzuring afremmen en dood hout is ook belangrijk als habitat van gespecialiseerde saproxyle fauna en flora.

Op landschapsniveau heeft het aanleggen van een schermvegetatie een hoge prioriteit. Vooral in de Hellebeekvallei gaat het over kleine bosjes, die dus relatief veel vervuilende deposities vangen. Door een oplopende bosrand van enkele tientallen meter aan te leggen, kan de depositie in de boshabitat aanzienlijk dalen. Deze oplopende bosrand wordt bij voorkeur aan de buitenzijde aangelegd, eventueel aan de rechteroever van de Hellebeek. Het scherm kan dan ook andere vormen van vermesting, bijvoorbeeld het inspoelen of inwaaien van meststoffen, reduceren.

Het herstel van functionele verbindingen onder de vorm van kleine landschapselementen (poelen, sloten, bermen, hagen, houtkanten) is belangrijk voor de instandhouding van de kamsalamander en sleedoornpage, die van dergelijke biotopen afhankelijk zijn.

Het toepassen van de herstelmaatregelen en het combineren ervan vergt expertise en inzicht in de lokale toestand. Het gebeurt dus best door, of in samenwerking met de lokale beheerders, niet te min omdat er vaak al inspanningen geleverd zijn in het kader van de lokale instandhoudingsdoelen.

3.5 MAATREGELENTABEL PER OVERSCHREDEN HABITATTYPE

De tabel in bijlage 1 behandelt en argumenteert de herstelmaatregelen en hun prioriteit voor deze deelzone.