• No results found

c) Selectie van de respondenten

9) Deel 9: omgaan met specifieke situaties

De vormingsmedewerker kadert onderstaande uitgangspunten. Daarna gaan we verder in op het analyseren van een aantal casussen aan de hand van een beslisboom. Een belangrijk uitgangspunt is volgens Zorgnet Vlaanderen (2015) dat men handelt in functie van de kwaliteit van leven van de bewoner. Heath (2011a) stelt dat we er in het algemeen vanuit moeten gaan dat iemand in een voorziening leeft in ‘zijn eigen huis’, en dat dit principe, hoewel er juridische beperkingen kunnen zijn, zo goed mogelijk stand houdt in de meeste omstandigheden. Ouderen opgenomen in een voorziening hebben dezelfde rechten en vrijheden om hun leven te leiden zoals zij dit wensen. De algemene beperking hierop is dat dit geen omgekeerd effect mag hebben op de rechten van anderen (Heath, 2011a). Personeel moet streven naar de ondersteuning van mensenrechten, waardigheid, privacy en keuzes maken (Heath, 2011a). Volgens Zorgnet Vlaanderen (2015) dient de hulpverlener een open, ontvankelijke en respectvolle houding aan te nemen. Op die manier kan men zich richten op de actuele belevingen van de oudere.

Een ander onderwerp dat kan aangehaald worden, is het volgende. In de dagelijkse zorg is het belangrijk om een evenwicht te behouden tussen de nood aan zorg en observatie, en het recht op privacy van de bewoner (Heath, 2011a). Kunnen bewoners ongestoord in hun kamer verblijven? Kunnen zij indien zij dit wensen hun kamer sluiten, en wordt dit gerespecteerd? Klopt en wacht het personeel op een antwoord voor ze de kamer binnenkomen?

96

Hoe gaat men om met een concrete situatie?

We baseren ons voor figuur 4 (zie Addenda) op enerzijds het framework van Archibald (1994) (zie Bijlage 1) om na te gaan of er sprake is van een probleem. Anderzijds betrek ik ook het vlaggensysteem van Sensoa in dit model (Frans & Frank, 2014). Het originele vlaggensysteem omvat 6 criteria. Ik kies ervoor om er slechts 5 van te gebruiken en het criterium omtrent leeftijd te laten vallen, omdat seksualiteit bij ouderen sowieso leeftijdsadequaat is.

Daarnaast doen we ook beroep op de richtlijnen die Zorgnet Vlaanderen (2015) beschrijft in haar ethisch advies omtrent seksualiteit en intimiteit bij ouderen.

figuur 4: beslisboom “omgaan met seksualiteit en intimiteit bij bewoners”

In dit model gaan we allereerst na of er sprake is van een probleemsituatie. Indien er een probleem is, voor wie is dit dan een probleem? Voor de medewerker, of voor de bewoner?

Na een grondige beschrijving van de situatie (wie was er betrokken, waar gebeurde het, werd het gedrag door iets uitgelokt, …), toetsen we de situatie aan 5 criteria.

97 Het is hierbij de bedoeling om de situatie uitgebreid te analyseren, te observeren en te beschrijven.

 Het eerste criterium dat we hanteren is dit van de wederzijdse toestemming: hebben beide partijen met volle bewustzijn ingestemd met de situatie?

 Het tweede criterium is gelijkwaardigheid: beide partners moeten gelijkwaardig aan elkaar zijn, op vlak van leeftijd, kennis, intelligentie, aanzien, macht, levenservaring, maturiteit of status.

 Onder het derde criterium, vrijwilligheid, verstaan we dat er geen sprake mag zijn van beloning, manipulatie, druk of dwang.

 Het vierde criterium is de context waarin het gedrag gesteld wordt. Gezond seksueel gedrag is aangepast aan de context.

 Tot slot toetsen we de situatie af aan het laatste criterium, namelijk respect voor de ander en zichzelf. Seksueel gedrag mag niet schadelijk zijn op fysiek, psychologisch of sociaal vlak.

Zorgnet Vlaanderen (2015) schrijft dat men het gedrag van de oudere moet interpreteren tegen de achtergrond van zijn levensverhaal.

Men moet zich de vraag stellen hoe de oudere het gedrag beleeft, waarom hij dit gedrag stelt, of het beïnvloed wordt door bijvoorbeeld dementie, of door contextuele factoren zoals gebrek aan privacy of de houding van hulpverleners.

Daarnaast moet men zich afvragen wat de gevolgen zijn voor de oudere zelf en de omgeving.

Zorgnet Vlaanderen (2015) raadt eveneens aan om steeds de waardigheid en de integriteit van de persoon te ondersteunen.

We moeten ons de vraag stellen of het gedrag bijdraagt aan de kwaliteit van leven van de persoon.

Indien we besluiten dat er geen sprake is van een probleem, kunnen we de situatie registreren en indien nodig evalueren.

Indien we vinden dat er wel een probleemsituatie is ontstaan, gaan we eerst na of we de situatie met de bewoner zelf kunnen bespreken.

Als algemene regel kan men ervan uitgaan dat men geen gevoelige informatie mag meedelen zonder de toestemming van de wilsbekwame persoon (Zorgnet Vlaanderen, 2015). Dit geldt ook in verband met het doorgeven van informatie naar familieleden. Indien dit mogelijk is, bespreken we de situatie met de bewoner, ondernemen we actie indien nodig of maken we afspraken. Als de bewoner niet cognitief valide is, gaan we na of we andere personen moeten betrekken of informeren.

98 Wanneer de bewoner wilsonbekwaam is, moet men volgens Zorgnet Vlaanderen (2015) eerst de waarde van de informatie-uitwisseling nagaan. We gaan hier bij dit schema uit van het principe ‘need to know’ of ‘nice to know’.

Men moet zich daarbij een aantal vragen stellen: met welk doel wordt de informatie meegedeeld? Is de informatieontvanger voldoende betrokken bij de oudere? Kan men de informatie verwerken? Wie is de meest geschikte informatieverstrekker? Is de hoeveelheid informatie gepast? Is de informatie gegrond en betrouwbaar? Wat zijn de meest gunstige omstandigheden om informatie mee te delen? Hoe wordt verder omgegaan met de correct doorgegeven informatie? ... (Zorgnet Vlaanderen, 2015). Nadat we dit overwogen hebben, kunnen de nodige acties ondernomen worden of afspraken gemaakt worden.

Opnieuw dient de situatie geregistreerd en geëvalueerd te worden.

Nadat de vormingsmedewerker het schema in figuur 4 (zie Addenda) heeft toegelicht, kan hij aan de groep enkele casussen voorleggen en deze samen met hen bespreken.