• No results found

3

Zitting van maandag 31 januari 1887.

Tegenwoordig de heeren:

VERNIERS VAN DERLOEFF, Voorzitter. GOEMANBORGESIUS, Onder- Voorzitter. BEELAERTS VANBLOKLAND.

BAHLMANN.

RUYS VANBEERENBROEK. HELDT.

SMIT.

VANALPHEN. VAN DERSLEYDEN. J.D. VEEGENS, Griffier.

Verhoor van den heer J.F. Jansen. (Verkort.)

10010. De Voorzitter: Wilt gij uwen naam, voornaam, beroep, ouderdom en woonplaats opgeven?

A. Johannes Franciscus Jansen, burgemeester van Tilburg, oud 63 jaar en wonende te Tilburg.

10011. V. Gij zijt nu al een kleine twintig jaar burgemeester van Tilburg, niet waar?

A. Juist 18 jaar.

10014. V. Er is in Tilburg eene tamelijk uitgebreide en uiteenloopende fabrieksnijverheid, niet waar?

A. Ja.

10014bis. V. Welke voornamelijk?

A. De voornaamste fabrieksnijverheid is die der wollen stoffen. Verder zijn er nog eenige fabrieken van werktuigen en is er nog een enkele meelfabriek.

10015. V. Er is ook nog eene steenbakkerij, niet waar?

A. Ja, er zijn nog eenige kleine steenbakkerijen. Wel wordt door een inwoner van Tilburg eene groote steenbakkerij gedreven, maar die is gelegen in Gilse-Rijen.

10017. V. In die kleine steenfabrieken werkt geen talrijk personeel? A. Er werken weinig menschen.

10018. V. Werken daar ook kleine jongens, natuurlijk boven de 12 jaren?

A. De eenige fabriek, waar wij kinderen beneden de 12 jaren aan het werk gevonden hebben, is juist een dier steenbakkerijen. Eene enkele maal is daar tegen

geverbaliseerd. De kinderen werden gebezigd voor het dragen van steenen, en waren onder de 12 jaar.

10019. V. Schrijft gij dit kwaad aan de persoonlijkheid van den fabrikant of aan de eischen van het vak toe?

dit in den regel zeer aan.

10023. V. Is er niet een enkele sigarenfabriek?

A. Er zijn twee sigarenfabrieken? Op de grootste werken een 50, 60 jongens. Persoonlijk heb ik een onderzoek ingesteld, en er waren bepaald geen kinderen onder de 12 jaar. Dat was de fabriek van Van Roessel.

10024. V. Werken daar 50 of 60 jongens? A. Werklieden, waaronder ook jongens.

10025. V. Maar een groot deel immers toch, 30 of 35? Of weet gij het niet precies? A. Het gaf mij den indruk dat er een 50 menschen aan het werk waren. Ik geloof dat zich daaronder hoogstens een 15- of 20tal jongens bevonden.

10026. V. Werkten er ook vrouwen of meisjes? A. Neen.

10030. V. Gij hebt ook nog eene steenhouwerij. Is die van eenige beteekenis? A. Er zijn twee steenhouwerijen; die werken met 6, 8 of 10 menschen.

10031. V. En hoe werken die? A. Meestal in de open lucht.

10032. V. Dat is een stoffig, gevaarlijk werk, niet waar?

A. Ge begrijpt dat het afkapsel van den steen, wanneer het met de lucht vermengd is, bij het inademen in de longen dringt, en het daarom een groot

4

voordeel is dat zij in de open lucht werken.

10033. V. Dus zomer en winter in de open lucht?

A. Ja; ik heb er een in mijn buurt en zie bijna altijd buiten werken.

10034. V. Gij zegt ‘bijna altijd’. Dus is er toch gelegenheid om binnen te werken? A. Ja.

10035. V. Is dat dan een tamelijk ruim lokaal?

A. Ja, en de deuren staan altijd open. Ik geloof dat men daar wel op bedacht is om het kwaad zooveel mogelijk te weren. Bij slecht weer werken zij binnen.

10036. V. Dus de werklieden hebben gelegenheid om bij sneeuw, regen, slecht weer naar binnen te gaan, maar de aard van het werk leidt er toe dat de werklieden zelven geneigd zijn meer in de open lucht te werken?

A. Ja.

10038. V. Gij weet dat het onderwerp van de enquête allereerst is de werking van de wet op den kinderarbeid. Gij waart reeds geruimen tijd burgemeester van Tilburg vóór de wet werd ingevoerd. Hebt gij iets eigenaardigs opgemerkt omtrent de werking en den invloed van die wet, of was er in Tilburg een dusdanige toestand, dat de wet daar practisch niet veel te beteekenen had?

A. Voor Tilburg had die wet niets te beduiden, want sedert 30 jaren is het een vaste regel, dat kinderen beneden de 12 jaren niet worden opgenomen. De groote menigte van de bevolking is Katholiek, en het is de gewoonte dat de kinderen niet op fabrieken komen, voor zij hunne eerste communie gedaan hebben, en dit is zoo omstreeks de 12 jaren. Ik heb dus omtrent de werking van die wet weinig kunnen opmerken, om de eenvoudige reden dat de toestand daar zoo is, dat de wet daar overbodig is. Een enkele maal worden kinderen beneden de 12 jaren opgenomen, maar dat is omdat de fabrikanten misleid zijn, maar dat is dan een quaestie van eenige maanden.

10039. V. Dus de invloed, waarschijnlijk op raad en aandrang ten goede, der geestelijkheid, was reeds te Tilburg vóór 1874, ten aanzien van de kinderen, zoodanig, als de wet van dat jaar algemeen verordende?

A. Ja, ook het verlangen der fabrikanten zelf werkte daartoe mede; zij nemen liever geen zoo jonge kinderen aan. Gewoonlijk worden zij aangenomen op aandrang van de ouders en van knechts, die reeds aan de fabriek werken, omdat zij dan f 2 à 3 in de week kunnen verdienen. Kinderen van 14 jaren zijn minder speelziek en

oplettender; men heeft er meer aan. Eigenlijk is het eene gunst van den fabrikant, als hij kinderen van 12 jaren aanneemt.

10040. V. Dus is de aard van den hoofdtak der industrie te Tilburg, de wolweverij, zoodanig dat het eene dwaling zou zijn te meenen, dat het daarbij voor den goeden gang van het werk noodig is, kinderen van 12 à 13 jaren aan te nemen?

A. Zeker.

10041. V. Dus juist het tegendeel? Zij hebben veel liever kinderen van 14 jaren? A. Ja.

10042. V. Indien de wet veranderd werd in den zin, dat het verboden werd om kinderen beneden de 14 jaren te werk te stellen, dan gelooft u, naar uwe kennis van de fabriekstoestanden van Tilburg, dat het dus geen kwaad zou doen?

A. Daaraan zou het geen kwaad doen. Ik zou vreezen dat kinderen tusschen de 12 en 14 jaren dan gebruikt zouden worden voor allerlei minder goede bezigheden, als in het bosch hout rapen, zoutsmokkelen enz.

bezoeken? A. Zeker.

10044. V. Zoudt gij wanhopen aan het welslagen der pogingen van meer ontwikkelde personen, zooals bijv. geestelijken en anderen, wanneer deze er zich voorspanden om de kinderen nog een jaar op school te houden?

A. Dat zou het kwaad wel temperen, maar men zou moeite krijgen met de ouders der kinderen zelve; die zouden het niet in de hand werken.

5

van de ouders om een beetje geld uit de kinderen te slaan? A. Ja, dat wel.

10046. V. Die zucht heeft echter niets te maken met den leeftijd van 12 jaar. Indien men die kwalijk gezinde ouders hun gang liet gaan, dan zouden zij ook kinderen beneden de 12 jaar gaan exploiteeren. Als men te veel rekenschap met die zucht ging houden, zou men in plaats van vooruit, nog meer achteruit moeten gaan. Wat is daarop uw antwoord?

A. Ik zou meenen dat men onder den leeftijd van 12 jaar al heel weinig van de kinderen kan verwachten, zoodat het al heel onredelijk zou zijn indien de ouders wenschten ze dan reeds in fabrieken te plaatsen. Bovendien zijn zij aan den tegenwoordigen toestand gewoon en leggen zich daar gaarne bij neêr.

10052. V. Bestaat er op dit gebied ten uwent niet een zeer groote huisindustrie? A. Ja, het aantal wevers, dat in huis weeft, is zeer groot.

10054. V. Zoudt gij, zonder er u op te willen behalen, er ons niet een beeld van kunnen geven? Bedraagt het bijv. op eene bevolking van 32,000 zielen, 100, 200 of 400 gezinnen?

A. Zeker minstens 400 gezinnen.

10055. V. En weet gij ook wat daar omgaat met kinderen beneden 12 jaar? A. Daar kan ik dit van zeggen: In vroeger tijden, vóór de fabrieken zoo doelmatig waren ingericht en toen de industrie nog minder geperfectioneerd was, gingen de garens in strengen naar de wevers, en dan moesten die afgehaspeld of gespoeld en op klossen gebracht worden; maar tegenwoordig, nu de machinale spinnerijen bestaan, krijgen de wevers het garen gespoeld, en dus is daardoor zeker voor 4/5 de arbeid van de kinderen vervallen. Enkele fabrikanten, de zoogenaamde handfabrikanten, laten het nog doen, maar dat getal is zeer gering, de kinderen zijn dus zeer weinig noodig.

10057. V. Dus worden in die honderden gezinnen, naar u zoudt meenen, bijna geen kinderen gebruikt?

A. Er worden wel kinderen gebruikt, maar dat getal is, geloof ik, met 4/5 verminderd.

10058. V. Hoeveel scholen zijn er in Tilburg?

A. Er zijn 5 openbare scholen, en ik geloof 6 of 7 bijzondere scholen.

10059. V. Laat ons eerst die openbare scholen afhandelen. Er zijn 5 openbare scholen, hoeveel zijn er daaronder voor on- en minvermogenden?

A. Allen, die gratis onderwijs verlangen ontvangen dat.

Ik heb de cijfers in het hoofd. Er zijn 660 op de openbare scholen, daarvan ontvangen 130 gratis onderwijs. Op de bijzondere scholen zijn 5000 kinderen, en daarvan zijn er 3500, die gratis onderwijs ontvangen.

10060. V. Van wie gaan die bijzondere scholen uit? A. Van de Roomsch-Katholieke parochiën.

10061. V. Uitsluitend?

A. Eene bijzondere school is geen Katholieke, die wordt gesubsidieerd door de gemeente, zij wordt bezocht door een 10- of 12tal kinderen.

10062. V. Is dat eene school voor meer uitgebreid lager onderwijs?

A. Het is eene school die voldoet aan de eischen der wet, en waar, behalve de verschillende vakken, die voorgeschreven zijn. ook wiskunde wordt onderwezen;

10063 V. Zijn er in uwe gemeente ook fabrieks- of ambachtsscholen? A. Ja. Wij hebben eene weefschool.

10064. V. Maar geene teekenschool? A. Ja, de burger avondschool.

10066. V. Wordt die trouw en druk bezocht?

A. Ja, door een paar honderd jongens, meest toekomstige ambachtslieden, smeden, timmerlieden en koperslagers.

10067. V. Er bestaat in uwe gemeente geene verordening krachtens art. 82 van de wet op het lager onderwijs?

A. Neen.

10068. V. Gij verklaart dat waarschijnlijk hieruit, dat er in uwe gemeente bijna hoegenaamd geen arbeid van kinderen beneden de 12 jaren gevorderd wordt?

6

A. Wij hebben de behoefte van zulk eene verordening niet gevoeld, en eene verordening te maken, die niet noodig s, dat zou te veel ijver zijn.

10070. V. De Voorzitter: Gij zijt burgemeester, maar niet tevens fabrikant? A. Neen.

10073. V. Het kon intusschen zijn, dat gij uit belangstelling of om eene andere reden bekend waart met de toestanden op fabrieken en werkplaatsen, wat betreft -want dit is het eenige punt waarover ik u wenschte te vragen - den aard en duur van het werk en de loonen. Weet gij ons daarover iets mede te deelen?

A. De aard van het werk is zoodanig, dat arbeiders en kinderen op de fabriek worden beziggehouden, maar in elk geval zeer lichten arbeid verrichten, vooral de kinderen, wier werk daarin bestaat, dat zij de gebroken eindjes draad weder aan elkander moeten hechten. Vandaar de naam draadmakers

De duur van den arbeid is in den regel, geloof ik, 13 uren; in enkele fabrieken 14 of 15 uren, maar dit vindt algemeene afkeuring. Des morgens heeft men een kwartier of een half uur schafttijd, des middags een uur en des namiddags een kwartier of half uur. Herhaalde malen heb ik echter fabrikanten gesproken, die meenden dat het schaftuur 's middags veel te kort was. Ik heb zelf gezien, dat vrouwen hare mannen met het eten te gemoet gingen, dat de man het onderweg moest opeten, omdat hij anders niet op tijd op de fabriek terug kon zijn.

Maar ik ben overtuigd dat al de fabrikanten, die ik gesproken heb, het afkeuren, en bereid zouden zijn uit eigen beweging den middagschafttijd op 1½ uur te stellen. Het zou mij zelfs niet verwonderen indien het spoedig geschiedde. Het is ten hoogste af te keuren dat die menschen slechts één uur hebben om te eten en zich bij hunne familie op te houden.

10074. V. Gij vermeldt ééne omstandigheid niet, die juist de verklaring van die zaak geeft en tot de afkeuring van dat ééne uur leidt, namelijk dat Tilburg eene gemeente is, die zoo wijd uiteen ligt, en de fabrieksbevolking er niet op één punt opeengehoopt is. Niet waar?

A. Ja, en de fabrikanten keuren het daarom af.

10075. V. Dat is zooeven door u gezegd. Maar ondertusschen houden de fabrikanten zich toch aan dat ééne uur. Gij hebt echter hoop dat het spoedig veranderen zal?

A. Ja, maar het gebeurt dat één fabrikant meer werkt dan de anderen, en door die concurrentie worden de anderen benadeeld en genoodzaakt zich aan dat uur te houden. 10076. V. Als dus de fabrikanten allen helpen wilden, of er wordt eene wettelijke verordening op gemaakt, zoudt gij gelooven dat de fabrikanten zich niet bekneld zouden gevoelen, maar het gaarne zouden doen?

A. Zij zouden het gaarne doen, als het maar algemeen was.

10077. V. Gij hebt met een enkel woord gezegd, dat zij algemeen 12 of 13 uren werkten?

A. Ik geloof dat men 13 uren als een minimum kan aannemen.

10078. V. Gij hebt gezegd dat ééne fabriek langer werkte dan de andere, maar dat dit algemeen werd afgekeurd. Maakt gij bezwaar om die fabriek te noemen?

A. Dat is eene fabriek van Mommers. 10080. V. Werkt men daar zooveel langer?

A. Of het op dit oogenblik gebeurt, durf ik niet zeggen, maar in den regel is het zoo.

10081. V. Hoe lang werkt men daar?

Waarom?

A. Omdat zij meenen dat daardoor van de werklieden te veel gevergd wordt, dat deze niet den noodigen rusttijd hebben en daardoor ook niet de noodige attentie aan hun werk kunnen besteden.

10083. V. Dus gij schrijft de afkeuring niet toe aan de vrees voor eene lastige concurrentie van dien fabrikant, maar wel aan het besef, dat bij de anderen levendig is, dat men een onredelijken, onverstandigen eisch stelt aan het werkvolk?

7

A. Zoo is het.

10085. V. Hoe is de toestand van de fabrieksbevolking in uwe gemeente? Hebt gij er last van? Hoe is zij gestemd? Hoe is hare zedelijke ontwikkeling? Gedragen zij zich goed?

A. De arbeiders zijn in den regel zeer geschikte menschen; in mijne betrekking had ik er weinig last van. In 8 maanden tijds hebben 3 oploopjes, samenscholingen, plaats gehad. Bij twee daarvan werden liedjes gezongen, wat uit nieuwsgierigheid veel volk bijeenbracht, ook om een grapje te hebben. Er was echter geen boos opzet, en met eene kleine politiemacht heb ik die zaak spoedig kunnen bedwingen. Het laatste oploopje had plaats, doordien een der fabrikanten het loon der werklieden, der wevers, had verminderd; nu vreesden de anderen dat ook hen dat lot zou treffen, wat samenscholing veroorzaakte. De fabrikant Mommers eindigde, met weder het vroegere loon uit,te betalen. Geen dezer drie oploopjes had een gevaarlijk karakter.

10086. V. Gij zijt dus over het arbeidersvolk zeer tevreden? - A. Ja.

10087. V. Was er bij het werkvolk van dienzelfden fabrikant niet nog eene andere reden, waardoor het geirriteerd werd?

A. Dat herinner ik mij niet.

10088. V. Was dat niet ten gevolge van eene loonsverlaging, die toegepast werd op afgedaan werk?

A. Daarover is men het niet volkomen eens geweest. Van verschillende zijden heb ik dit wel hooren zeggen. Wel meen ik dat het volgens den commissaris van politie was, omdat men voor de stukken, die zij thuis brachten, minder weefloon wilde betalen dan zij vroeger getrokken hadden.

10089. V. Dus wel iets in dien geest?

A. Ja, maar ik durf het niet positief zeggen, omdat ik het zelf niet geconstateerd heb.

10090. V, Is er geene eigenaardigheid onder uwe fabriekarbeiders, wat betreft de woonwijze, en gebeurt het niet veelal dat zij een klein stukje tuin hebben?

A. Een knap werkman, die goed oppast en zuinig is, brengt zijn geld op de spaarbank, en als hij 500 gulden bijeen heeft, koopt hij een stuk grond, neemt geld op en bouwt een huis met twee woningen. Gewoonlijk verhuurt hij de ééne woning en betaalt daarmede de renten van het opgenomen kapitaal; in de andere woont hij zelf, heeft een stuk grond; dan houdt hij klein vee, een varken, een geit, teelt zijn eigen groenten en aardappelen. Dan zijn dat zeer gelukkige menschen in hun stand.

10091. V. Teekent gij daar niet het beeld van een zeldzaam gelukkige? A. Niet van een zeldzaam gelukkige; het komt nog al dikwijls voor. Er zijn natuurlijk anderen, die, helaas, veel te veel besteden voor het drinken van jenever, en dat gebeurt meestal des Zondags. Ik heb eene vrouw hooren zeggen: in de week drinkt mijn man niet, maar des Zondags heeft hij wel eens een borrel te veel gehad. Dat is een kanker, die aan den arbeider knaagt, zooals het trouwens in het geheele Rijk het geval is.

10092. V. Komt het Maandaghouden in Tilburg veel voor?

A. Bij de fabriekarbeiders volstrekt niet. Indien zij des Maandags niet op de fabriek kwamen, zouden zij des Dinsdags niet behoeven terug te komen.

10093. V. Het gevolg is dus, dat het niet voorkomt?

fabriekarbeiders; zelfs de wevers doen het niet. 10094. V. Dus heeft de politie des Maandags rust?

A. Zij heeft het althans tamelijk rustig; het is niet een van de rustigste dagen, want al ziet men des Maandags geen fabriekarbeiders, dan ziet men wel anderen dronken op straat.

10095. V. En de sigarenmakers?

A. Ook niet. Ik heb er de vorige week speciaal onderzoek naar gedaan bij Van Roessel. Zij doen het volstrekt niet, alleen werken zij des Maandags wat flauwer, en bezoeken zij op den uitgangsdag hunne familie, maar het eigenlijke Maandaghouden komt bij de sigarenmakers niet voor.

10096. V. Het Maandaghouden zit dus hoofdzakelijk onder het ambachtsvolk? A. Ja.

8

10097. V. Gij hebt gezegd, sprekende van de fabriekarbeiders, dat de gevallen niet zeldzaam waren dat zij geld naar de spaarbank brengen, en dat zij dan, als zij vier-of vijfhonderd gulden bijeen hebben, daarvoor een eigen huis inrichten. Weet gij dat een fabriekarbeider in Tilburg die som van 400 of 500 gulden bij elkander kan krijgen? A. Als hij een goed arbeider is, ja, dan kan hij het doen. Het gebeurt bijv. dat de zoon - soms twee zoons - van een fabriekarbeider thuis weeft, en het gezin zoodoende f30 in de week verdient. Dat behoort echter tot de gunstige uitzonderingen.

10098. V. Gij hebt nog een lichtbeeld in Tilburg, in verband met het punt, waarover wij nu spreken - namelijk dat de getrouwde vrouwen niet op fabrieken werken?

A. Ja, na een grondig onderzoek, door mij ingesteld, heb ik slechts ééne getrouwde vrouw ontdekt, die niet eens op de fabriek werkt, maar daar is om boodschappen te doen.

10099. V. Als zij getrouwd zijn, houdt dat dus op en zorgen zij voor het huisgezin? A. Ja.

10100. V. Het gros van de werklui woont zeker bekrompen en naar?

A. Naar niet, zelfs vrij goed. Tilburg is vrij uitgebreid, en de meeste werklui wonen buitenafin een op zich zelf staand huisje.

10101. V. Is dat algemeen zoo?

A. Bijna algemeen, behoudens natuurlijk de uitzonderingen, die overal voorkomen. Er is ook een deel in de gemeente, dat meer in elkander gebouwd is, doch daar woont verreweg het kleinste aantal werklui.

10102. V. En wat verwonen diemenschen nu in zoo'n apart huisje? A. Van f 0,75 tot f 1,10 per week.

10103. V. Werken in de fabrieken ook meisjes van 12 tot 16 jaar?

A. Van 12 jaar zouden zij geloof ik niet aangenomen worden, en ik betwijfel zelfs of er van 14 jaar zijn.

10104. V. Een verbod derhalve, dat meisjes beneden 14 jaar in fabrieken mogen

GERELATEERDE DOCUMENTEN