• No results found

De studentenarbeid Samenvatting

Chronologisch overzicht van voornaamste wijzigingen in de wetgeving met betrekking tot de aanpassing van de arbeidsduur

EXTERNE KWANTITATIEVE AANPASSING VAN DE ARBEIDSKRACHTEN

XII. 2014: harmonisering van de regels die worden toegepast op arbeiders en bedienden inzake opzeggingstermijn en carenzdagen Ingrijpende andere wijzigingen in het arbeidsrecht sedert 1 januari (afschaffing van de proefperiode,

2. EXTERNE KWANTITATIEVE AANPASSING

2.4. De studentenarbeid Samenvatting

De studentenjob is zowel voor de werkgever (een ‘aanvullende’ arbeidskracht) als voor de student (een bezoldigde beroepservaring) interessant, met name uit financieel oogpunt: dit type werk is immers vrijgesteld van de gewone socialezekerheidsbijdragen en is onderworpen aan een zogenoemde solidariteitsbijdrage, gedurende maximaal 50 dagen per kalenderjaar. Het aantal werkende studenten is tussen 2003 en 2012 vrijwel verdubbeld, tot een totaal van 37 000 personen. Vanuit een Europees perspectief (op basis van de EAK) lijkt dit type arbeidsovereenkomst relatief weinig voor te komen in België, omdat de studenten vooral in de zomer arbeidsprestaties leveren. In de groep van leerlingen en studenten blijkt het percentage stagiairs eveneens beperkt te zijn (minder dan 1 % volgens de EAK) 28.

Net als de uitzendarbeid stelt de studentenarbeid een werkgever in staat snel in tijdelijke behoeften aan arbeidskrachten te voorzien door profijt te trekken van de aan die arbeidsvorm gerelateerde flexibiliteit. Het bijzondere stelsel van studentenarbeid met vrijstelling van onderwerping aan het socialezekerheidsstelsel is sinds 2005 geëvolueerd van een enkel in de drie ‘zomermaanden’ (juli, augustus, september) uitgeoefende baan naar een betrekking gedurende het hele jaar. Op die manier kunnen de werkgevers ook op schoolvakantiedagen of bijvoorbeeld tijdens de weekends een beroep doen op de van de gewone socialezekerheidsbijdragen vrijgestelde studentenarbeid.

Het statuut van jobstudent is zowel voor de werkgever als voor de student financieel aantrekkelijk. Een jongere ouder dan 15 jaar die onderwijs met volledig leerplan volgt, kan door een werkgever gedurende maximaal 50 dagen per kalenderjaar29 als student in dienst worden genomen tegen een

zogeheten solidariteitsbijdrage. Deze bijdrage beloopt 8,14 % waarvan 5,43 % ten laste komt van de werkgever en 2,71 % ten laste van de student. Boven 50 dagen wordt de student onderworpen aan de gewone sociale bijdragen.

Vanuit het standpunt van de student biedt dat type overeenkomsten, naast de eraan verbonden financiële voordelen, niet alleen de mogelijkheid om beroepservaring te verwerven, maar ook om zich kenbaar te maken bij een werkgever die hem na het beëindigen van zijn studie in dienst zou kunnen nemen.

Ondanks de ontwikkelingen in de regelgeving zijn jobstudenten die enkel in de zomer werken nog steeds de meest courante situatie (een derde van de studentenarbeid in 2013 volgens de RSZ). Het

27 Om te kunnen functioneren, moet de werkgeversgroepering vooraf de toestemming krijgen van de minister van

Werk. Op het ogenblik dat de minister zijn instemming betuigt, wijst hij tevens het paritair comité aan waaronder de groepering zal ressorteren. Bij koninklijk besluit van 8 juli 2014 werd daartoe een procedure ingesteld.

28 De studenten maken volgens de gegevens van Federgon trouwens 36 % (2013) van de uitzendkrachten uit.

aandeel van de uitsluitend in de zomer uitgeoefende studentenjobs is sinds de aanpassing van de regelgeving wel stelselmatig teruggelopen. Het aantal werkende studenten nam toe van ongeveer 20 000 in 2003 tot 37 000 in 2012, dat is bijna een verdubbeling. De wijziging van de regelgeving in 2005 speelde waarschijnlijk een belangrijke rol in de piek van de groei van het aantal studentenjobs in 2006. In 2009 werd dit type arbeidsovereenkomsten niet gespaard door de crisis: het aantal van die jonge werknemers daalde scherp in de drie gewesten.

Aan de hand van de door de RSZ gepubliceerde statistieken inzake arbeidsplaatsen kunnen onder meer de door studenten uitgeoefende jobs worden uitgesplitst naar NACE-BEL-bedrijfstak30.

Ongerekend de bedrijfstak ‘Terbeschikkingstelling van personeel’ (dat is voornamelijk de uitzendarbeid), die de meeste studentenbanen omvat (bijna vier op de tien jobs in 2012), zijn de voornaamste sectoren waarin studenten in de zomer worden ingezet de handel en de horeca.

Grafiek 22 - Aantal studenten, uitgesplitst naar gewest

Bron: NBB (Raming op basis van administratieve gegevens).

Hoewel ze niet kunnen worden vergeleken met de administratieve gegevens over de studentenarbeid, maken de gegevens van de Europese EAK’s het mogelijk België in een internationaal perspectief te plaatsen, door de personen die verklaren deel te nemen aan het reguliere onderwijs te combineren met de respondenten die verklaren te werken. In België is het aandeel van werkende studenten in de totale werkgelegenheid het laagst (2,5 %). In Nederland is die combinatie van statuten heel gewoon (17 % studenten in de totale werkgelegenheid) aangezien twee derde van de studenten verklaart te werken, zoals in Denemarken (14 %). In Oostenrijk en Duitsland worden de opgetekende percentages beïnvloed door de stelsels van alternerend leren waarin de leerlingen hun tijd verdelen over theoretische cursussen en praktijk in de onderneming.

30 In de statistiek betreffende de arbeidsplaatsen wordt het aantal werknemers opgetekend dat elke werkgever

Grafiek 23 - Percentage personen die hun studie combineren met een bezoldigde baan (in % van de totale werkende bevolking op arbeidsleeftijd, in 2013)

Bron: EC (EAK, microgegevens).

Naast studenten kunnen in een onderneming ook stagiairs werken. Onder stagiair wordt iedere persoon verstaan die gewoon onderwijs volgt en die, in het kader van deze opleiding, bij een werkgever arbeid verricht om beroepservaring op te doen. De arbeidsprestaties moeten worden geleverd bij een werkgever, zodat observatiestages, bedrijfsbezoeken en dergelijke niet in aanmerking komen (aangezien geen concreet werk wordt uitgevoerd)31.

Aan de hand van de EAK kan het aandeel van de stagiairs en leerlingen met een leercontract in de school- en studentenbevolking worden geraamd: ze omvatten al wie een tijdelijke baan uitoefent waarbij dit werk wordt gecombineerd met een leerervaring, met andere woorden stagiairs, leerjongens of onderzoeksassistenten. Het aandeel van die bijzondere werknemers in de school- en studentenbevolking beliep in 2013 minder dan 1 % in België maar ongeveer twee op de tien personen in Duitsland of in Oostenrijk, waar het alternerend leren veel vaker voorkomt.

2.5. Onderaannemingen