• No results found

3 De proeftuinen – procesbeschrijving

3.2 De partnerorganisaties

De verschillende proeftuinen kennen diverse partners op het terrein. Vooral de partner Kind

& Gezin wordt vertegenwoordigd door diverse organisaties (die al dan niet rechtstreeks onder hun bevoegdheid staan): kinderdagverblijven, inloopteams, medewerkers van het consultatiebureau, …

Los daarvan, is het duidelijk dat het AMIF 320 project effect heeft op alle direct betrokken partnerorganisaties: door het experimenteren komen medewerkers in de partnerorganisaties geleidelijk aan meer los van de eigen denkwijzen en kaders en durven ze over de muren heen te kijken. Dit is een eerder traag en vaak – nog te – impliciet proces.

Cruciale factoren hierin zijn in elk geval de mogelijkheid om samen op de werkvloer te staan en tijd en ruimte om diepgaand overleg (vooraf, tijdens en nadien) met alle betrokken partners te organiseren (wat bindt ons – wat onderscheidt ons?).

Ik heb geleerd om heel wat vaste denkpatronen in het lesgeven los te laten. Out of the box denken moet je toelaten. Lesgeven was een insteek maar er is veel meer (aan)geraakt dan het Nederlands alleen. Ook bij mezelf. Ik ben als mens veel rijker geworden. (Team PT Oostende)

Tegelijkertijd versterkt de samenwerking ook net de eigen positie en professionaliteit.

Verder blijkt dat de samenwerkingsverbanden opgezet in het kader van dit AMIF 320 project bijdragen tot het doelgerichter realiseren van de organisatiedoelen van elke partnerorganisatie an sich. Moeders die anders niet bereikt worden door hetzij inburgering, hetzij CBE, hetzij gezinsondersteunende organisaties, ontvangen nu een geïntegreerd aanbod.

De combinatie Taal, MO en opvoeding is goed. Ik kan hier ook vanalles vragen en moet daar niet voor naar 3 verschillende plaatsen. (Moeder PT Mol)

Halve dag is goed. Ik kom omdat ik mijn zoon hier kan meebrengen. Hier krijg ik ook MO in het Nederlands. Ik vind dat heel goed. Ik kan hier dingen leren: integratie, Nederlands,

… Maar ik ontmoet hier ook andere mensen die ik soms op straat ook tegenkom en dan goedendag zeg. Dat is leuk, dat is niet als ik cursus volg in Turnhout. (Moeder PT Mol)

De moeders krijgen zin om verder te leren, stromen door naar een divers vervolgaanbod, ontwikkelen vertrouwen in kinderopvanginitiatieven, enz. De impact van het bereiken van zo’n kwetsbare groep, kan nauwelijks overschat worden. Noch voor de moeders, noch voor de kinderen. En dus noch voor de samenleving.

| Naar een meer geïntegreerd migratiebeleid, via AMIF | Draaiboek| 54 | Grensoverschrijdend samenwerken, maakt het mogelijk om veel gerichter en ruimer in te spelen op ieders specifieke leefcontext. Het rechtstreeks aanspreken op de vrouwen hun rol als moeder, al was het maar doordat ze de kinderen naar de lesplaats kunnen meebrengen, laat toe om hen ook te versterken in hun andere rollen.

Wat heb je geleerd van de moeders en kinderen over je eigen aanpak van de proeftuin?

Dat elke groep verschillend zal zijn en het nuttig is om op maat te werken. Bij elke nieuwe groep zullen we weer geleidelijk aan moeten opbouwen om vertrouwen te winnen. Dit zal altijd een nieuwe uitdaging zijn. Met onze huidige groep loopt eigenlijk alles heel vlot.

Maar dit kan natuurlijk ook anders. Daar moeten we op voorbereid zijn. Het belang van het verbindend werken door echt te luisteren en te empoweren. Niet alleen de problemen te zien van de mama’s maar ook de sterktes en het doorzettingsvermogen in kaart te brengen en te benoemen naar hen. (PT Mechelen)

Het functioneel leren wordt bij zo’n geïntegreerde aanpak ver doorgedreven. Begeleiders die op de werkvloer staan, geven zelf aan dat hoe verder ze kunnen en durven gaan in hun eigen kaders loslaten en de moeders en kinderen als vertrekpunt nemen voor het aanbod, hoe sterker het effect van hun professioneel handelen is. Dat dit geen evidente opdracht is, erkennen zij eveneens.

Dit zet de partnerorganisaties er – in verschillende mate – toe aan om na te denken over het vereiste profiel van degene die op dergelijk aanbod op maat wordt ingezet. De inzet van persoonsgerichte competenties komt meer op de voorgrond, een rijke en gevarieerde (werk)ervaring blijkt hierbij van onschatbare waarde, en lesgevers worden uitgedaagd meer in te spelen op het informele leren. Dit alles voedt een meer systemische en holistische kijk op de omgeving en de rollen van de cursist en welke betekenis het aanbod daarin kan vervullen.

De verschillende brillen om naar de doelgroep te kijken worden samengelegd waardoor we een vollediger beeld van de doelgroep krijgen en de hulpverlening beter kunnen afstemmen op maat van de deelnemer. (PT Mechelen)

Op heden zien we reeds hoe de experimenteerruimte in de proeftuinen het bestaande reguliere aanbod beïnvloedt: lesgevers en begeleiders nemen hun ‘alternatieve/innovatieve’

aanpak (vb. werken met bepaald ontwikkeld beeldend materiaal) mee in hun ‘gewone’

lessen/aanbod. Bovendien geven zij aan dat hun kijk op de moeders sterk verbreed is. Zowel gezinsbegeleiders als lesgevers zien deze vrouwen nu meer als ‘gehele persoon’, omdat ze hen vanuit verschillende rollen mochten leren kennen. We kunnen er alleen maar voor pleiten dat dergelijke cross-over van professionele en persoonlijke inzichten veel ruimer kan gebeuren in het kader van structurele verankering.

De vroedvrouw van Kind & Gezin geeft aan dat ze dankzij haar ervaringen als begeleider in deze groep het meer en meer aandurft om gewoon eenvoudig Nederlands te praten als ze op huisbezoek gaat, in plaats van meteen beroep te doen op een tolk of de kinderen in te schakelen voor vertalingen. En dat lukt, met eenvoudig Nederlands, een rustig spreektempo, wat handen- en voetenwerk hier en daar. (PT Geraardsbergen)

CBE en AII verruimen hun kennis van de sociale kaart betreffende dienstverlening voor gezinnen met jonge kinderen om cursisten beter door te verwijzen. Info over kinderopvang wordt nu systematisch gegeven in reguliere groepen CBE door de lesgever.

AII heeft veel geleerd over de noden met betrekking tot moederschap en bezorgdheid om de kinderen. “Ik heb veel geleerd over de relatie moeder-kind, aan het emotionele zal ik nu in de MO-lessen meer aandacht besteden.” K&G leidt beter en meer toe naar inburgering omdat de kennis over de dienst meer gekend is. De MO lesgever past haar

| Naar een meer geïntegreerd migratiebeleid, via AMIF | Draaiboek| 55 |

manier van werken nu meer aan voor laaggeletterde mensen die weinig Nederlands kunnen. Gezamenlijk hebben we gezocht naar nieuwe werkvormen en deze uitgewisseld.

Kind en Gezin bleek over heel wat interessant materiaal te beschikken om te gebruiken in groepen. Het materiaal van Kind en Gezin wordt nu intens gebruikt. (Team PT Tienen)

Daarnaast zijn er doorheen het voorbije jaar, belangrijke (beginnende) contacten gelegd met organisaties uit de regio. Het AMIF320 project heef zo bijgedragen aan het versterken van (nieuwe) initiatieven en samenwerkingsverbanden die het reguliere aanbod beter afstemmen op de noden van deze doelgroep.

De herhaalde vraag vanuit het project Moeder-Taal naar kinderopvang op de lesplaats, zowel binnen CBE als CVO, heeft geresulteerd in een twee nieuwe proefprojecten kinderopvang in samenwerking met Landelijke kinderopvang. Daarnaast werkt de lesgever CBE Kempen mee in de werkgroep ‘ouders’ binnen het Centrum Basiseducatie.

Hier wordt het aanbod voor jonge ouders uitgetekend en wordt getracht de hele werking van het centrum ‘gezinsvriendelijker’ te maken. Binnen CBE Kempen zijn jonge ouders gekozen als prioritaire doelgroep. (Team PT Mol)

| Naar een meer geïntegreerd migratiebeleid, via AMIF | Draaiboek| 56 |