• No results found

De monarchie en de Nederlandse koloniën

In document ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM (pagina 85-88)

Hoofdstuk 6: “De pot en de ketel”: het beeld over Nederlanders in de

6.2. De monarchie en de Nederlandse koloniën

Huizinga benut het hoofdstuk “De pot en de ketel” ook om “een paar typische Amerikaansche misverstanden te signaleeren die ons vaak pijnlijk aandoen en waarvoor men dus maar beter gewaarschuwd kan zijn.”370 Deze “typische Amerikaansche misverstanden” hebben

betrekking op de Nederlandse monarchie en op de Nederlandse koloniën. Voor koningin Wilhelmina zouden de Amerikanen bijvoorbeeld “het grootste respect” hebben volgens Huizinga, maar van “de positie van de Koningin en de beteekenis van onze monarchie”

zouden ze niets begrijpen.371 Hij stelt dat de Amerikaanse opvattingen van “vrijheid en democratie” haaks staan op hun perceptie van een monarchie:

Alsof heel Nederland, met alles wat er op en er in staat, het persoonlijk eigendom van Hare Majesteit was, alsof het Nederlandsche volk niet even democratisch en vrij is als het

Amerikaansche maar nog steeds uit een soort van hoorigen en lijfeigenen van het Koninklijk Huis bestaat.372

Benedict geeft in haar rapport geen beschrijving van de waarde die Nederlanders hechten aan het koningshuis of specifieke instructies voor hoe de Amerikaanse soldaten zich het beste kunnen uitlaten over het Nederlandse koningshuis en monarchieën in het algemeen.

368 Benedict, “A note on Dutch behavior,” 28.

369 Huizinga, Tom, Dick en Harry, 66.

370 Ibid., 67.

371 Ibid., 67.

372 Ibid., 67.

85 Mogelijkerwijs achtte ze dit onnodig omdat een groot deel van de soldaten al enige tijd heeft doorgebracht in het Verenigd Koninkrijk waardoor ze meer begrip hadden voor het belang dat een bevolking kan hechten aan hun vorst. Wel schrijft ze dat vrijheid en onafhankelijkheid belangrijke Nederlandse waarden zijn die – net zoals in de Verenigde Staten – een prominente rol spelen in de nationale geschiedenis. Volgens Benedict zouden Nederlanders daarom meer begrip kunnen opbrengen voor de Amerikaanse visie op burgerlijke vrijheden en

onafhankelijkheid als ze worden uitgelegd met verwijzingen naar de Amerikaanse geschiedenis.373 Huizinga past deze suggestie toe in Tom, Dick en Harry. Hij schrijft namelijk:

Net zooals wij op school leeren dat wij onze vrijheid en onafhankelijkheid te danken hebben aan onze strijd tegen de tyrannie van de Koning van Hispanje, zoo leeren zij dat zij hun vrijheid en onafhankelijkheid te danken hebben aan hun strijd tegen de tyrannie van de Koning van Britanje. […] Het koningschap was de bron van alle kwaad, de ontkenning van de nieuwe ideeën van vrijheid en gelijkheid, de belichaming van tyrannie, de Europeesche draak waar Amerika eens en vooral mee moest afrekenen.374

Hij stelt dat Amerikanen van jongs af aan krijgen aangeleerd dat een monarchie

onverenigbaar is met het hebben van vrijheid en een democratie. Amerika zou omdat het te druk was met “het volschrijven van het nog grootendeels blanke boek van zijn geschiedenis”

niet hebben meegekregen “hoe opperbest het moderne koningschap met vrijheid en gelijkheid te vereenigen valt.”375

Ditzelfde argument gebruikt Huizinga om aan zijn lezers uit te leggen waarom

“sommige Amerikanen in woord en geschrifte onze koloniale politiek veroordeelen en het voorstellen alsof wij in Indië met de knoet regeeren en van de vroege ochtend tot de late avond de verdrukte Indonesiërs uitzuigen.”376 Volgens hem is het Amerikaanse beeld van de manier waarop een kolonie wordt geregeerd achterhaald en gebaseerd op ideeën die minstens honderd jaar oud zijn.377 Bovendien zou er in de Verenigde Staten een bijzondere

gevoeligheid bestaan over koloniën omdat Amerika zelf een kolonie van Engeland is geweest:

373 Benedict, “A note on Dutch behavior,” 27.

374 Huizinga, Tom, Dick en Harry, 68.

375 Ibid., 69.

376 Ibid., 69.

377 Ibid., 69.

86 Zich eenmaal vrijgevochten hebbende en daar geweldig trotsch op zijnde, is het begrijpelijk genoeg dat de minder diepzinnige denkers, en die zijn er in Amerika ook, niet begrijpen waarom alle koloniën het Amerikaansche voorbeeld niet volgen.378

Net als bij het concept van een monarchie zou dat van een kolonie in strijd zijn met de Amerikaanse visie op vrijheid en onafhankelijkheid. In deze passage suggereert Huizinga echter wel dat vooral ‘minder diepzinnige denkers’ er antikoloniale ideeën op nahouden.

Hiermee doelt hij op “de man in de straat die op zijn twaalfde jaar van school is gegaan […]

[die] in elk land de groote meerderheid van het volk uitmaakt en dus ook van het leger van Tom, Dick en Harry’s, dat uit dat volk is gerecruteerd.”379 Verderop schrijft hij dat het

onbegrip voor waarom niet alle koloniën zich proberen vrij te vechten van hun onderdrukkers in “verantwoordelijke Amerikaansche kringen heusch geen ingang vindt.”380 Het is niet geheel onwaarschijnlijk dat hij dit schrijft om zijn lezers gerust te stellen dat wanneer de Amerikaanse soldaten zich kritisch uitlaten over de Nederlandse koloniale politiek, dit niet betekent dat de Amerikaanse overheid hun mening deelt en Nederland zijn koloniën zal ontnemen.

Historicus Albert Kersten schrijft dat de Nederlandse regering in de loop van de oorlog inzag dat de Verenigde Staten de positie van Groot-Brittannië als dominante

wereldmacht zou overnemen. Bovendien was het Amerikaanse leger verantwoordelijk voor de oorlogvoering in het Verre Oosten tegen Japan. Hoewel de Nederlandse ministers in

ballingschap het vanzelfsprekend vonden om enige inspraak te hebben in de geallieerde plannen met de Nederlandse koloniën werden zij maar zelden geraadpleegd.381 De bezetting van Curaçao en Aruba door Amerikaanse troepen in 1942 om de olieraffinaderijen aldaar te beschermen, zou bijvoorbeeld hebben plaatsgevonden zonder toestemming van de

Nederlandse regering.382 Nederland was dus afhankelijk van Amerika voor de herovering van Nederlands-Indië op Japan en hierdoor ook voor het terugkrijgen van zijn andere koloniën na de oorlog.383 Over de naoorlogse ambities van de Verenigde Staten ontstond tijdens de Tweede Wereldoorlog enige terughoudendheid onder de Nederlandse bevolking en met name onder de leden van de Nederlandse regering in ballingschap.384 Volgens Roholl vreesden de

378 Huizinga, Tom, Dick en Harry, 69-70.

379 Ibid., 68.

380 Ibid., 70.

381 Kersten, “Dutch-American relations,” 556-558.

382 Ibid., 558.

383 Ibid., 559.

384 Roholl, “An invasion of a different kind,” 26.

87 Nederlandse bewindslieden dat Amerika koloniaal gebied zou opeisen als een economische tegemoetkoming voor hun bijdrage aan de bevrijding van Europa.385

In document ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM (pagina 85-88)