• No results found

3. De bedoelde interventies 17

3.2. De interventiedoelen

3.2.1.1. Reguliere jeugdreclassering

De kerntaak van de jeugdreclassering is het voorkomen of ombuigen van een criminele carrière van jongeren. In de visie op de jeugdreclassering staat het begrip maatschappelijke participatie centraal (Vedivo, 2002). Het doel van de jeugdreclassering is om ‘het meedoen in de samenleving’ van jongeren die met Justitie in aanraking zijn gekomen weer op gang te krijgen. Want alleen door (weer) te gaan participeren, leren jongeren bijvoorbeeld thuis, op school, op de club of op het werk hoe persoonlijke doelen zijn te bereiken zonder strafbare feiten te plegen. Vanuit deze visie ligt het algemene doel van de jeugdreclassering voor de hand. Zij moet er op gericht zijn om de jongere geleidelijk aan weer in staat te stellen om te participeren in allerlei sociale verbanden. Daarmee sluit het visiedocument aan bij de kerntaak van de jeugdreclassering: zodanige begeleiding aan jongeren bieden dat zij niet opnieuw een strafbaar feit plegen of dat in ieder geval hun criminele carrière wordt tegengegaan.

Het ‘Functieprofiel jeugdreclassering’ (Vedivo, 2001) geeft aan dat de begeleiding is gericht op het vergroten van het handelingsvermogen en de zelfsturing van de jongere en eventueel van zijn ouders of verzorgers, zodat de jongere op een verantwoorde wijze kan uitgroeien naar volwassenheid en risico’s op criminaliteit zoveel mogelijk worden tegengegaan.

9

Dit hoofdstuk is gebaseerd op bijdragen van B.O. Vogelvang en E. Veltkamp, senior-, resp.

junioronderzoeker van Adviesbureau van Montfoort (te Woerden), welk onder verantwoordelijkheid van PI Research een deel van het onderzoek heeft uitgevoerd.

Ten slotte noemt het ‘Protocol jeugdreclassering’ (1997) vier standaarddoelen die voor alle jongeren worden gesteld:

1. de jongere komt de afspraken na die met de jeugdreclassering zijn gemaakt (op tijd komen, een programma volgen, bijvoorbeeld);

2. de jongere heeft een zinvolle dagbesteding (werk of school);

3. de jongere heeft een zinvolle vrijetijdsbesteding (lidmaatschap van een vereniging, geen negatieve vriendenkring;

4. de jongere recidiveert niet.

Uit het onderzoek van Kruissink en Verwers (2002) blijkt dat in 95% van de gevallen voor jongeren ook specifieke doelen worden opgesteld. Tabel 3.1 geeft een overzicht van de betreffende categorieën.

Tabel 3.1 Interventiedoelen van de reguliere jeugdreclassering (gecategoriseerd), gerapporteerd door Kruissink en Verwers (2002)a

Interventiedoelen (categorieën) Percentage (n=123)

1. Sociale vaardigheden en psychosociale ontwikkeling 56%

2. School/opleiding 50%

3. Relatie met ouders 24%

4. Doelen gericht op ouders / sociaal netwerk 23%

5. Werk 20%

6. Relatie met vrienden 13%

7. Wonen 11% 8. Financiën 11% 9. Alcohol / drugs 11% 10. Gezag en regels 10% 11. Geestelijke gezondheid 8% 12. Overig/diversen 22% a

Per jongere kunnen meerdere interventiedoelen van toepassing zijn.

3.2.1.2. ITB harde kern

Bij ITB harde kern worden op verschillende niveaus doelen gesteld. Op cliëntniveau (jongere, ouders) luidt de doelstelling: het komen tot een zichtbare verbetering in het functioneren van de deelnemer op die leefgebieden die een relatie hebben met het delictgedrag.

Anders dan de reguliere jeugdreclassering, stelt ITB harde kern ook doelen op cliëntoverstijgende niveaus. ITB-harde kern is daarmee meer dan een begeleidingsvorm, het is ook een netwerkbenadering, en een benadering die zichzelf doelen stelt: niet alleen de jongere moet worden begeleid, ook de buurt en de samenleving dient tegen nieuw delictgedrag van de jongere te worden beschermd. Krechtig en Menger (2001) onderscheiden drie cliëntoverstijgende niveaus waarop de doelen betrekking kunnen hebben.

1. Op lokaal niveau is het doel terugdringen en zo mogelijk voorkomen van criminaliteit en daarmee samenhangende overlast door recidiverende jongeren in de leeftijd van 12 tot 25 jaar.

2. Op het niveau van de ketenpartners is de doelstelling het bieden van een nieuw toekomstperspectief aan harde kernjongeren.

3. Op het niveau van de (jeugd)reclassering gaat het om het ombuigen van maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag naar aanvaardbaar gedrag.

3.2.1.3. ITB-CRIEM

Evenals bij ITB harde kern geldt ook voor ITB-CRIEM dat het uitblijven of afnemen van recidive het uiteindelijke doel is. Een tweede, algemeen doel is te komen tot een zichtbare (meetbare) verbetering in het functioneren van de deelnemer op die leefgebieden die een relatie hebben met het delictgedrag.

Ook ITB-CRIEM stelt naast doelen op cliëntniveau, doelen die zijn gericht op de informele en formele sociale context van de jongere. Of, zoals dat in de methodiekbeschrijving is geformuleerd: het komen tot een zichtbare (meetbare) verbetering in de pedagogische context, waarbij de inspanningen van de actoren op de verschillende gebieden beter op elkaar aansluiten. Net als ITB harde kern is ITB-CRIEM een netwerkbenadering. De doelen hebben niet alleen betrekking op de jongeren en zijn ouder(s), maar ook op de bredere omgeving van de jongere (Krechtig, 2004).

3.2.2. Aanwijzingen voor het stellen van doelen

3.2.2.1. Reguliere jeugdreclassering

In de geraadpleegde stukken worden geen concrete aanwijzingen gegeven voor de levensgebieden of risicofactoren waarop de doelen zich dienen te richten of de wijze waarop deze doelen tot stand moeten komen. Wel is er de algemene aanwijzing dat doelen moeten voldoen aan de zogenaamd ‘SMART-criteria’. Doelen dienen Specifiek te zijn, Meetbaar, Acceptabel (relevant) voor de cliënt, Realistisch (haalbaar) en Tijdgebonden.

‘Perspectief in de jeugdreclassering’ (Vedivo, 2002) bevat geen aanwijzingen voor het stellen van doelen. In het ‘Handboek methodiek jeugdreclassering’ (Vogelvang & Janssen, i.v.) zullen dergelijke richtlijnen zijn opgenomen.

3.2.2.2. ITB harde kern

De jeugdreclasseringswerker zet de toon en bepaalt in hoge mate wat in het plan van aanpak wordt opgenomen. Hij begint met een uitgebreide analyse van de leefwereld van de jongere. Uitgangspunt hierbij is het delictgedrag. Voor- en nadelen van het plegen van delicten worden uitgebreid besproken en vertaald naar winst- en verliesrekeningen. Er wordt hiermee aangesloten op de calculerende houding van de jongere: er wordt hem als het ware voorgerekend wat prosociaal en delictgedrag voor gevolgen heeft.

Voordat de jongere uit detentie komt is er op basis van deze analyse een plan van aanpak gemaakt waarin helder wordt gemaakt aan welke doelen wordt gewerkt en in welke volgorde. Naast de te volgen programma’s en te regelen voorzieningen gaat het hier ook om een gedetailleerd dagprogramma en weekschema, waarin tot op het kwartier is aangegeven waar de jongeren verblijft, en wie op welke momenten hier een controlerende taak in heeft. De doelen worden dus grotendeels vóór de jongere opgesteld.

3.2.2.3. ITB-CRIEM

Bij aanvang van het traject wordt een analyse gemaakt van de situatie van de jongere. Deze analyse moet een antwoord geven op de volgende vragen. Welke factoren hebben geleid tot het delictgedrag? Welke rol spelen culturele factoren? In welke mate is er sprake van een culturele afstand tussen de verschillende systemen waarbinnen de jongere leeft en tot welke problemen leidt dit? Op basis van deze analyse wordt een plan van aanpak gemaakt, waarin de doelen waaraan zal worden gewerkt zijn opgenomen. Over de doelen in het plan wordt overeenstemming gezocht met zowel de jongere als zijn omgeving (Krechtig, 2004).

In de methodiekbeschrijving wordt ten eerste benadrukt dat de doelen zodanig dienen te worden gesteld dat bij beëindiging van ITB-CRIEM kan worden nagegaan of ze zijn gehaald (Krechtig, 2004). Daartoe dienen de doelen:10

• concreet en meetbaar te zijn;

• positief te zijn geformuleerd (er dient beschreven te zijn wat er wel is, niet wat ontbreekt); • aan te geven welk resultaat bij beëindiging is behaald (niet: wat er tijdens de hulp wordt

gedaan);

• aan te geven op wie de interventie zich richt (de jongere, de ouders, een derde uit de pedagogische context);

• haalbaar te zijn binnen de geldende termijn en de beschikbare tijd van de jeugdreclasseringswerker.

Ten tweede wordt onderstreept dat de doelen behaald moeten kunnen worden met het arsenaal van interventies (de middelen) waarover de jeugdreclasseringswerker beschikt.

3.3. De interventies