• No results found

De aard van de gegevens

regelgeving inzake de bewaarplicht van verkeersgegevens

3.1 Het wetsvoorstel

3.1.1 De aard van de gegevens

De wetgeving heeft betrekking op zogenaamde verkeers- en locatiegegevens. Onder verkeersgegevens worden de gegevens verstaan die worden verwerkt voor het overbrengen van communicatie over een elektronisch communica-tienetwerk of voor de facturering ervan.23 Dit kunnen onder andere zijn het aansluitnummer, de datum, het tijdstip en de duur van de communicatie en het soort communicatie. Locatiegegevens betreffen gegevens over de geogra-fische positie van het gebruikte apparaat, bijvoorbeeld van de mobiele tele-foon. Aan de hand daarvan kunnen, zo stelt de Memorie van Toelichting (MvT), verklaringen van personen over hun verblijfplaats op het moment dat

de telefonische communicatie plaatsvond worden getoetst.24

Op grond van artikel 13.4 Tw bestond er al een beperkte bewaarplicht voor het verrichten van een zogenaamde bestandsanalyse. Deze dient ervoor om gegevens van een telecommunicatiegebruiker te kunnen achterhalen als deze niet reeds bij de aanbieder – door registratie – bekend zijn. Deze situatie doet zich voor bij de gebruiker van een prepaid telefoon. Om deze

bestandsana-23 Voor de betekenis van het begrip ‘verkeersgegevens’ is aansluiting gezocht bij de Telecommunicatiewet;

Kamerstukken II, 2006/07, 31 145, nr. 3, p. 3.

lyse mogelijk te maken, waren de aanbieders verplicht de daarvoor beno-digde gegevens drie maanden te bewaren.25 Het voorgaande is nader uitge-werkt in het Besluit vorderen gegevens telecommunicatie.

Het Besluit vorderen gegevens telecommunicatie26 geeft een limitatieve opsomming van verkeersgegevens. Meer precies vallen onder verkeersgege-vens: naam, adres en woonplaats van de gebruiker; nummers van de gebrui-ker; naam, adres en woonplaats en het nummer van de persoon met wie de gebruiker verbinding heeft, heeft gehad of heeft getracht tot stand te bren-gen; de datum en het tijdstip waarop de verbinding met de gebruiker tot stand is gebracht en beëindigd en de duur van de verbinding, dan wel, inge-val er geen verbinding tot stand is gekomen, de datum en het tijdstip waarop is getracht verbinding met de gebruiker tot stand te brengen. Verder bevatten de verkeersgegevens de locatiegegevens van het netwerkaansluitpunt dan wel gegevens betreffende de geografische positie van de randapparatuur van een gebruiker in geval van een verbinding of poging daartoe; de nummers van de randapparatuur waarvan de gebruiker gebruikmaakt of heeft gemaakt; de soorten diensten waarvan de gebruiker gebruikmaakt of heeft gemaakt evenals de daarbij behorende gegevens; naam, adres en woonplaats van degene die de rekening betaalt voor de openbare telecommunicatiediensten en telecommunicatienetwerken die de gebruiker ter beschikking heeft of heeft gehad, indien deze een ander is dan de gebruiker.

Op grond van een vordering verstrekking verkeersgegevens kunnen van een aanbieder van een communicatiedienst slechts verkeersgegevens worden verkregen indien er sprake is (geweest) van communicatieverkeer. Dat wil zeggen dat er verbinding (of een poging daartoe) moet zijn (geweest) tussen een geautomatiseerd werk (zoals een telefoon of een computer) en een ander geautomatiseerd werk. Indien een mobiele telefoon slechts stand-by staat, worden er wel locatiegegevens van de desbetreffende mobiele telefoon gege-nereerd, maar deze gegevens kunnen niet op grond van de artikel 126n/u/zh Sv. worden gevorderd. In dit geval is er namelijk geen sprake (geweest) van communicatieverkeer. Locatiegegevens kunnen, in het geval een telefoon op stand-by staat, wel worden gevorderd op grond van de artikel 126ng/ug jo. 126ne/ue Sv.

3.1.2 De bewaartermijn

In de MvT wordt in navolging van de richtlijn onderscheid gemaakt tussen aan de ene kant vaste en mobiele telefonie en aan de andere kant gegevens ter zake van internettoegang, e-mail en telefonie via internet. De richtlijn laat

25 Stb. 2002, 31. In een aantal landen van de Europese Unie worden kopers van prepaid telefoons geregistreerd.

De bestandsanalyse was een door de aanbieders aangedragen alternatief voor de door hen niet gewenste registratie van kopers van een prepaid telefoonkaart.

met betrekking tot de verplichte bewaartermijn ruimte om onderscheid te maken tussen deze categorieën. In het wetsvoorstel is er echter voor gekozen om een bewaartermijn van achttien maanden aan te houden voor alle te bewaren gegevens.

In de MvT is gekozen voor een bewaartermijn van achttien maanden, terwijl die – zoals we zagen – op basis van de richtlijn tussen de zes en vierentwintig maanden zou kunnen bedragen.

Deze keuze is gebaseerd op een aantal overwegingen. Allereerst zijn hierbij betrokken de uitkomsten van een onderzoek naar het gebruik van historische verkeersgegevens in de opsporing van Mevis et al. (2005). Volgens dit rapport zou een bewaartermijn van drie maanden gewoonlijk voldoende zijn, maar bij onder andere georganiseerde criminaliteit, fraude en ernstige levens- en geweldsdelicten zou er behoefte bestaan aan een langere bewaartermijn. Dit zou ook gelden bij cold cases en rechtshulpverzoeken. Volgens de Raad van Hoofdcommissarissen zou met name de bestrijding van georganiseerde cri-minaliteit en terrorisme een ruimere bewaartermijn noodzakelijk maken. Ook in geval van vermissing van personen zouden, bij het aanhouden van een kortere bewaartermijn, de verkeersgegevens niet meer beschikbaar zijn wanneer deze persoon op een later moment teruggevonden wordt. Verder wijst de MvT er nog op dat door het gebruik van verkeersgegevens bij de opsporing zowel betrokkenheid van verdachten bij een delict kan worden vastgesteld als uitgesloten.

Al met al wordt ervoor gekozen om een zekere marge in te bouwen, zodat verkeersgegevens ook (nog) beschikbaar kunnen zijn voor meer complexe onderzoeken, cold cases en rechtshulpverzoeken.

De reden waarom niet gekozen is voor een bewaartermijn van vierentwintig maanden wordt – betrekkelijk kort – gemotiveerd door te stellen dat zolang de behoeft daaraan nog niet was gebleken, het opsporingsbelang niet zou opwegen tegen de kosten die daaraan verbonden zijn en de consequenties voor de persoonlijke levenssfeer.

Omdat de verwachting is dat internetgebruik en telefonie via internet in de toekomst alleen maar zal toenemen, is ervoor gekozen om eenzelfde bewaar-termijn voor gegevens over telefonie en internet aan te houden.27

Alles afwegend, zo stelt de MvT, rechtvaardigt het grote belang van telecom-municatiegegevens voor de opsporing een bewaartermijn van achttien maanden, een termijn die men proportioneel acht in verhouding tot de belangen van de persoonlijke levenssfeer en de kosten die de bewaarplicht meebrengt.28

27 Aan die keuze lag ook ten grondslag een rapport van Bureau Verdonck, Klooster & Associates BV over de kosten die met implementatie van de bewaarplicht gemoeid zijn. Hierin zijn verschillende modellen doorgere-kend met verschillende bewaartermijnen.

28 Kamerstukken II, 2006/07, 31 145, nr. 3, p. 9.