• No results found

Datakennisgesprek Nooijen, M RAAK energie(12-2013)

1. Is de luchtdichtheid van de bestaande rijtjeswoningen uit te drukken in een qv10 of qv10KAR waarde?

De luchtlekkage van de bestaande rijtjeswoningen is moeilijk uit te drukken in een hedendaagse qv10 of qv10kar waarde doordat de eisen rondom bouwen, afmetingen en luchtdichtheid niet volgens het bouwbesluit zijn. Een bestaande rijtjeswoning heeft ongeveer een qv10 waarde die tot 10 keer slechter is dan nieuwbouweis. Het aantal luchtwisselingen zal tussen de vijf en de acht keer per uur zijn.

2. Is er een scheidingslijn wanneer dakisolatie noodzakelijk is bij het toepassen van gevelisolatie?

Inblaaswol: Bij inblaaswol is het na-isoleren van het dak niet noodzakelijk maar vooral wenselijk voor het verminderen van de warmtevraag en warmteverliezen. Doordat de thermische waarde (meestal)lager is dan bij andere methoden van na-isolatie gaat er relatief meer warmte verloren door de gevels. Hierdoor is het verlies van lucht met hogere temperaturen bij de daklaag marginaal waardoor dakisolatie niet noodzakelijk is. Onderbouwing hiervoor is de lage(re) temperatuur van de warmte bij het dak. Condens treedt op bij het samenkomen van warme, vochtige lucht en een koud oppervlak. Doordat deze binnen temperatuur lager is treedt er geen tot op een minimaal niveau condens op waardoor dakisolatie niet noodzakelijk is.

Isolatie buitenzijde: Bij isolatie aan de buitenzijde is het isoleren van het dak noodzakelijk. Door de hoge thermische waarde en luchtdichtheid van de toepassing i.c.m. de juiste uitvoering en aandacht voor aansluitingen gaat geen tot minimale warmte verloren door de gevels. Ook het energieverlies c.q. koudeval door kozijnen en beglazing wordt beperkt doordat bij deze toepassing de kozijnen en beglazing (vaak)worden vervangen voor een meer hoogwaardige toepassing. Door dit minimale verlies van warmte door de gevels gaat er relatief veel warmte verloren bij de daklaag. De warme lucht komt bij een ongeïsoleerd dak in aanraking met een koud oppervlak waardoor (oppervlakte) condens ontstaat. Bij onvoldoende ventilatie zal deze condens schadelijk zijn voor de constructie en het leefcomfort c.q. behaaglijkheid. Het isoleren van het dak is hierbij dus noodzakelijk.

Isolatie binnenzijde: Bij isolatie aan de binnenzijde komt net zoals bij isolatie aan de buitenzijde relatief veel warme lucht voor bij de daklaag door een hogere luchtdichtheid en thermische waarde van de gevel. Het warmteverlies zal door de gevels iets hoger zijn doordat koudebruggen niet te voorkomen zijn. Echter is dakisolatie wenselijk om condensatie en luchtlekken door koudebruggen bij de daklaag te voorkomen.

3. Indien kozijnen en/of beglazing niet wordt vervangen, is dit van grote invloed op de luchtdichtheid?

Bij toepassingen zoals isolatie aan de buitenzijde is het noodzakelijk om de kozijnen te vervangen voor het voorkomen van koudebruggen rondom de gevelopeningen. Bij andere na-isolatietoepassingen van de gevel waarbij dit niet noodzakelijk is dient in elk geval aandacht besteedt te worden aan de aansluitingen rondom de gevelopeningen. Koudebruggen rond slecht geïsoleerde gevelopeningen worden extra kritisch als na-isolatie is toegepast, waardoor ook de luchtdichtheid wordt verlaagt.

Het niet vervangen heeft naast invloed op de luchtdichtheid waarschijnlijk een grotere invloed op het leefcomfort en behaaglijkheid. Doordat enkel glas een lage U-waarde heeft ontstaat bij gevelopeningen koudeval. Deze koudeval wordt als onaangenaam ervaren doordat hierdoor een koude stroom in de woning ontstaat en de lucht in de woning koud aanvoelt.

4. Wordt bij het toepassen van na-isolatie de qv10 of qv10kar waarde volgens bouwbesluit behaald?

Het alleen toepassen van na-isolatie zal de bouwbesluit eis niet doen behalen. Aandacht voor en goed

uitgevoerde aansluitingen en knooppunten zijn noodzakelijk voor het waarborgen van de luchtdichtheid en het minimaliseren van luchtlekkage door kieren en naden.

5. Van welke factoren is een goed binnenklimaat afhankelijk?

Een goed binnenklimaat is van meerdere factoren afhankelijk. Voldoende en continu ventileren, aanvoer van schone lucht en afvoeren van ‘vervuilde’ lucht, koudebruggen, luchtdichtheid, in –en exfiltratie hebben allemaal invloed op het binnenklimaat. Echter de grootste invloed wordt en kan worden uitgeoefend door de bewoner zelf. De kwaliteit van de lucht in de woning is volledig afhankelijk van de handelingen en gewoontes van de gebruiker. Ademen, roken, wassen, koken, meubels hebben allen invloed op de kwaliteit van het binnenklimaat. Handelingen van de gebruikers kunnen echter nog een grotere invloed uitoefen op de kwaliteit. Bijvoorbeeld het sluiten van roosters bij natuurlijke ventilatie zorgt ervoor dat er geen ventilatiestroom plaats vind in de woning. Ook het ventileren met onvoldoende debiet bij bijvoorbeeld koken, wassen en douchen zorgt voor een negatieve invloed op de kwaliteit van het binnenklimaat. De bewoner inlichten over de werking van het systeem, inclusief de gevolgen van een handeling is naast een goed ontwerp noodzakelijk.

6. Wat doet een hoge(re) thermische waarde en luchtdichtheid met de interne warmtelast?

Na-isolatietoepassingen met een hoge thermische waarde en luchtdichtheid kunnen de behaaglijkheid in de woning zowel verhogen als verlagen. Vaak door deze hoge luchtdichtheid komt geen in –en exfiltratie waardoor tochtvorming geminimaliseerd wordt en de gemiddelde oppervlaktetemperatuur van de buitenschil is hoger. Echter zorgt na-isolatie met een hoge thermische waarde ook voor een verlaging van de energie/warmte vraag waardoor de radiatorwarmte daalt. Door deze daling wordt de luchtstromen bij natuurlijke ventilatie, luchtlekkages en koudebruggen niet meer voldoende opgewarmd waardoor tochtvorming wordt ervaren door de bewoner. Natuurlijke ventilatie bij na-isolatie is een erg belangrijk aandachtspunt.

7. Wat is de waarde voor de relatieve vochtigheid in een goed binnenklimaat? Deze waarde voor een goed binnenklimaat zal liggen tussen de 40 en 65 procent.

76 | P a g i n a