• No results found

Veel data, weinig tijd

In document Jaarrapport 2018 Landelijke Jeugdmonitor (pagina 144-146)

willen cijfers én verhalen

11.2 Veel data, weinig tijd

Alle geïnterviewde beleidsmedewerkers hebben te maken met snel groeiende hoeveelheden data en beperkte tijd om die te bestuderen. Inge van der Velde spreekt van een ‘wildgroei aan bronnen.’ Ook teamleider Thom de Ruiter van Alphen aan den Rijn wijst op dit spanningsveld, in antwoord op de vraag of zijn gemeente inmiddels gebruik maakt van spiegelrapporten. Zijn collega Sosja Rooijmans vertelde tijdens de rondgang van vorig jaar dat Alphen aan den Rijn nog geen spiegelrapporten had opgevraagd, maar dat in 2018 zeker zou doen. Zij gaf aan deze rapporten in te willen zetten als instrument voor kwaliteitsverbetering bij

zorgaanbieders. De spiegelrapporten, gebaseerd op jeugdhulpgegevens die hulpverleners aan het CBS verstrekken, worden door het CBS aan jeugdhulpverleners geleverd. Daarin staat per gemeente een uniform overzicht van het aantal geleverde zorg- en hulptrajecten aan jongeren waarvoor de betreffende gemeente

verantwoordelijk was. Jeugdhulpaanbieders kunnen deze rapporten doorsturen naar gemeenten. Die krijgen zo een beeld van hun marktpositie ten aanzien van andere gemeenten en kunnen op basis van de scores zorgaanbieders vergelijken. Alphen aan den Rijn heeft dit voornemen nog niet waargemaakt, erkent De Ruiter. ‘Vorig jaar waren we volop bezig met de aanbestedingsprocedure voor de

jeugdhulp. Dit jaar is tot nu alle aandacht uitgegaan naar de implementatie van het contract en afspraken met de nieuwe aanbieder – een consortium van acht

aanbieders – en de overgang van cliënten naar de nieuwe aanbieder. Daardoor is het informatievraagstuk naar achteren geschoven.’ Als deze zaken op orde zijn en

Alphen aan den Rijn wel weer tijd heeft, zal de aandacht onder meer uitgaan naar de spiegelrapporten. ‘Maar’, zo vraagt de Ruiter zich hardop af, ‘in hoeverre is die informatie ook daadwerkelijk bruikbaar en van toepassing op de eigen gemeente? Met die vraag worstelen we nu soms ook al. En dat zal, met het oog op de grotere berg aan data, in de toekomst alleen nog maar erger worden.’

Een deel van de geïnterviewde gemeenten weet dat de spiegelrapporten er zijn, maar is er (nog) niet aan toegekomen om ze te gebruiken. Sommige gemeenten kennen ze niet. We gebruiken ze momenteel nog niet; maar we gaan de mogelijkheden zeker bekijken’, zegt Julia van Engelen (Breda).

11.3

Naslagwerk

Jaarlijks verschijnt het Jaarrapport Landelijke Jeugdmonitor. De meerderheid van de geïnterviewde beleidsmedewerkers is bekend met het Jaarrapport. Ze vinden het een waardevol naslagwerk en belangrijke bron voor het ontdekken van trends. Met ingang van 2018 verschijnt het jaarrapport niet meer als pdf, maar als

interactieve publicatie. Gebruikers kunnen doorklikken naar links buiten het rapport en met een eenvoudige muisbeweging cijfers in grafieken en gemeentekaartjes zichtbaar maken. De reacties op de nieuwe verschijningsvorm zijn wisselend. Gerda Visser vindt een pdf prettig, terwijl de net afgestudeerde Lilian Matton juist de interactieve versie toejuicht.

Visser erkent dat ze zich – met het oog op de medewerking aan dit hoofdstuk – beter dan anders heeft verdiept in het Jaarrapport. ‘Wat ik prettig vind aan het jaarrapport is de brede opzet. Het zou fijn zijn als meer collega’s hier kennis van nemen.’ Julia van Engelen van de gemeente Breda vindt dat het jaarrapport een mooie aanvulling kan vormen op regionale managementinformatie, omdat het jaarrapport zich meer richt op trends en een bredere opzet heeft dan alleen jeugdhulp. Daarentegen ligt er wel meer een focus op jongeren ten opzichte van de gegevens over het (jonge) kind, vindt ze. ‘Ik pleit voor een nog bredere kijk op het opgroeien en ontwikkelen van jeugd, over alle levensdomeinen.’ Maar haar eindoordeel is positief: ‘Het hoofdstuk over onderwijs in de editie van 2017 bijvoorbeeld vind ik heel relevant, in relatie tot ondersteuning van kinderen. Daar kunnen we wat mee.’

Lilian Matton vindt dat de Jeugdmonitor en het Jaarrapport Landelijke Jeugdmonitor meer moeten inspelen op de transformatie van de jeugdzorg die in 2015 is ingezet. ‘Een belangrijk doel van de transformatie is bijvoorbeeld dat jeugdhulp dichterbij moet worden georganiseerd. Dan zou je verwachten dat de Jeugdmonitor daar met

bepaalde vragen op inspeelt. Maar ik zie nog steeds dat een algemeen begrip als ‘ambulant’ wordt gebruikt. Een term die te weinig zegt over de fysieke afstand die jeugdigen moeten afleggen voor hulp. Om verder te komen met de transitie moeten we systemen anders inrichten. Om beter bruikbare data te krijgen moeten we andere vragen stellen. Gemeenten en aanbieders moeten als partner optrekken bij het verzamelen van data. Ook een tool als de Landelijke Jeugdmonitor kan hierbij helpen.’

Sabina Jonker denkt dat lokale en regionale cijfers aan belang winnen ten opzichte van de cijfers van de Landelijke Jeugdmonitor. ‘Omdat dat onze eigen bronnen zijn en we weten waar ze vandaan komen. Die lokale en regionale cijfers zullen steeds meer gaan differentiëren omdat iedere regio eigen beleidskeuzen maakt. Lokaal en regionaal worden steeds belangrijker en ik vind dat de Landelijke Jeugdmonitor daarin mee moet door ook op die niveaus te differentiëren. En dus niet alleen een lándelijke monitor te blijven. Althans, als het CBS wil meebewegen met de ontwikkelingen.’

In document Jaarrapport 2018 Landelijke Jeugdmonitor (pagina 144-146)