• No results found

Deel 2: Aspecten van regie

5.1. Conceptueel model

5.2.4. Data interpretatie

De coderingen en interviews leveren een grote hoeveelheid informatie op die verwerkt moet worden. Het is belangrijk om dit empirisch materiaal op een gestructureerde manier te verwerken en te

interpreteren. Zowel voor de coderingen als de interviews is het belangrijk om de onderzoeksresultaten zorgvuldig op te schrijven en te definiëren. In hoofdstuk 8 van de

onderzoeksresultaten is daarom onderscheid gemaakt in drie delen. Het eerste deel gaat over de invulling van de regierol in het beleid van de provincie. Het gaat dan voornamelijk om een vergelijking tussen de (1) afspraken in het Convenant, (2)de theorie over regie en (3) de provinciale

beleidsdocumenten. In dit deel van de onderzoeksresultaten zullen met name de resultaten uit het coderen gebruikt worden. In dit deel zal het dus vooral gaan om de vraag: welke houding willen we als provincie aannemen in het speelveld? De rolopvatting en regiestijl, zoals beschreven in

beleidsdocumenten, staan daarbij centraal.

In het tweede deel van de onderzoeksresultaten gaat het over de invulling van regierol in de praktijk door de provincie. Het gaat dan om een vergelijking tussen rol zoals deze is verwoord in het (1) beleid en (2) de ervaringen in de praktijk. Aan de hand van de drie inhoudelijke aspecten zal de regierol beoordeeld worden. De inhoudelijke aspecten zijn: regionale samenwerking, prioriteren en

herstructureren. In dit deel van de onderzoeksresultaten gaat dus niet om welke houding de provincie wenst aan te nemen, maar om hoe de rol van de provincie er daadwerkelijk uitziet in de praktijk. De semigestructureerde interviews vanuit de verschillende perspectieven dragen daar aan bij. De

betrouwbaarheid van deze onderzoeksmethode is niet gegarandeerd omdat een andere onderzoeker niet per definitie tot dezelfde conclusies komt met de semigestructureerde interviews. Aan de andere kant wordt een kwalitatief onderzoek gekenmerkt door openheid en flexibiliteit waarbij sprake is van een veranderende context (Saunders et al, 2012). Het is dus niet realistisch om te verwachten dat een andere onderzoeker tot dezelfde onderzoeksresultaten zal komen. Daarnaast kent het onderzoek door

59 de semi- gestructureerde interviews een hoge validiteit. Door het open karakter van de

dataverzameling en de benadering van het onderwerp vanuit meerdere perspectieven ontstaat een hoge interne validiteit. Door dit open karakter is de externe validiteit niet zo hoog. De uitkomsten van het onderzoek gaan in mindere mate op in andere omstandigheden en voor andere provincies. De uitkomsten van het onderzoek zijn dus niet generaliseerbaar, maar bieden uiteraard wel inzicht in de rol van de provincie als regisseur van de bedrijventerreinenmarkt op regionaal niveau.

In het derde en laatste deel van de onderzoeksresultaten zullen de regiecomponenten, zoals uitgebreid besproken in hoofdstuk 4, gebruikt worden om de invulling van de regierol door de provincie te beoordelen. De resultaten uit het eerste en tweede deel zullen gebruikt worden om de regierol als geheel te beoordelen. Hierbij zullen de zowel theorie, convenant, beleid en praktijk vergeleken worden.

5.3. Operationalisering

De operationalisering vormt de overgang van de theorie naar het empirisch onderzoek. In dit onderzoek bestaat het uit twee onderdelen, namelijk de theoretische definities en de operationele definities. De theoretische definities zijn in deel 2 van het theoretische kader (H4) uitgebreid toegelicht. In tabel 12 zijn de belangrijkste aspecten nogmaals weergegeven:

Regiecomponenten  Overzicht over de situatie

 Verantwoording over geheel afleggen  Gemeenschappelijke beleidslijnen uitzetten  Organiseren van samenwerking

Inhoudelijke aspecten  Regionale samenwerking

 Prioriteren in plannen en projecten  Organiseren van uitvoeringsorganisatie

Procesaspecten  Openheid in proces  Behoud van kernwaarden  Voldoende voortgang  Behoud inhoudelijke kwaliteit Tabel 12: Operationalisering (Bron: Eigen bewerking)

De operationele definities zijn opgenomen om duidelijk te maken wat er onder begrippen wordt verstaan in de context van dit onderzoek. Hieronder zijn de definities opgenomen:

 Bedrijventerrein

Zoals gehanteerd binnen het IBIS en in het Convenant Bedrijventerreinen: een terrein van minimaal 1 hectare bruto dat vanwege zijn bestemming bestemd en geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, industrie en commerciële en niet-commerciële dienstverlening. Onder de beschrijving vallen daarmee ook (delen van) bedrijven terreinen die gedeeltelijk bestemd zijn en geschikt zijn voor kantoorgebouwen. De volgende terreinen vallen er niet onder: terrein voor grondstoffenwinning, olie- en gaswinning, terrein voor water winning, terrein voor agrarische doeleinden, terrein voor afvalstort en terreinen met laad- en/of loskade langs diep vaarwater toegankelijk voor grote zeeschepen.

60  Regio

Zoals gedefinieerd in het Convenant Bedrijventerreinen: Een groep gemeenten in het kader van bedrijventerreinenbeleid

 Regionale samenwerking

Zoals gedefinieerd in het Convenant Bedrijventerreinen: Het in een regio onderling afstemmen en samenwerken in het gebied van bedrijventerreinenbeleid.

 Herstructurering

Het uitvoeren van een facelift, (zware) revitalisering, herprofilering en transformatie.  Herstructureringsopgave

Het aantal hectares dat moet worden aangepakt door (zware) revitalisering en herprofilering. De facelift en transformatie worden door het Convenant Bedrijventerreinen niet meegenomen in de herstructureringsopgave. In dit onderzoek zal hier daarom ook vanuit gegaan worden.

 Beleidsvrijheid

De vrijheid die decentrale overheden hebben om zelf het beleid vorm te geven. De vrijheid heeft betrekking op de invulling van een wettelijke verplichting (medebewind), of de invulling van hun algemene bestuurstaak (autonomie).

 Rolopvatting

De manier waarop een actor zijn eigen rol opvat en daarmee een bepaalde positie in het proces inneemt. In dit onderzoek ligt het accent op de rol van de regisseur waarbij sprake is van een bepaalde sturingsvorm of regieopvatting.

 Regie

Een bijzondere vorm van sturen die is gericht op de afstemming van actoren, hun doelen en handelingen tot een min of meer samenhangend geheel, met het oog op een bepaald resultaat.

 Regisseur

De actor die verantwoordelijk is voor de sturing van het geheel en daarbij verschillende rolopvattingen kan hebben bij het voeren van de regie. In dit onderzoek worden vier verschillende typen regisseurs onderscheiden.

 Inhoudelijke aspecten

Het beschouwen van beleid vanuit inhoudelijk perspectief, waarbij het gaat om wat dat men wil bereiken.

 Procesaspecten

Het beschouwen van beleid vanuit procesmatig perspectief, waarbij het gaat om de manier hoe men iets wil bereiken.

61

Hoofdstuk 6 – De regie-afspraken in het Convenant