• No results found

1. Theoretisch kader en conceptualisering

2.3 Data-analyse en interpretatie

In de volgende sectie zal de analyse plaatsvinden van het internationale klimaatbeleid van gemeenten en de relaties met grootte en partijideologie. Om de correlatie tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabelen te meten, zal de statistische toets spearman’s

rho worden uitgevoerd. Hieruit zullen de hypotheses bevestigd of afgewezen worden.

Gemeenten met lidmaatschap internationale milieuorganisatie

Grootte

Correlatie grootte en internationaal klimaatbeleid

Grootte in inwoners

Mate van het actief voeren

van internationaal klimaatbeleid

Spearman's rho Grootte in inwoners Correlation Coefficient* 1,000 ,614

Sig. (2-tailed)** . ,015

N*** 15 15

Mate van het actief voeren van internationaal

klimaatbeleid

Correlation Coefficient ,614* 1,000

Sig. (2-tailed) ,015 .

N 15 15

* De correlatiecoëfficiënt is de maat waarin de sterke en de richting van de correlatie wordt uitgedrukt.

** De Sig. (2 tailed) is de p-waarde die wordt geïnterpreteerd. Correlatie is significant op een niveau van <0.05. *** N is het aantal cases, in dit geval het aantal geobserveerde gemeenten.

De correlatiecoëfficiënt kan waarden aannemen van -1 tot +1 (Tilburg University). Het teken geeft de richting van de correlatie aan. De absolute waarde van de correlatiecoëfficiënt geeft de sterkte van de correlatie aan. De waarde voor een perfecte positieve correlatie is +1 en de waarde voor een perfecte negatieve correlatie is -1. Hogere rho coëfficienten duiden een sterkere relatie aan. Als er geen relatie bestaat tussen de twee variabelen is de

correlatiecoëfficiënt 0. Als de p-waarde kleiner is dan .05, is er sprake van een statistisch significant verband tussen de twee ordinale variabelen.

De waarde van de spearman’s rho is 0,614, wat betekent dat er een verband is tussen de twee variabelen. De positieve correlatie geeft aan dat wanneer de waarde van de ene variabele omhoog gaat, de waarde van de andere variabele ook omhoog gaat. De p-waarde (.015)

is kleiner dan α (.05). Er is sprake van een significant verband tussen de variabelen grootte en

internationaal klimaatbeleid.

Partijideologie

Correlatie partijideologie en internationaal klimaatbeleid Partijindeling op de prioriteit die gegeven wordt aan klimaatprobleme n

Mate van het actief voeren

van internationaal klimaatbeleid

Spearman's rho Partijindeling op de prioriteit die gegeven wordt aan klimaatproblemen

Correlation Coefficient 1,000 ,256

Sig. (2-tailed) . ,358

N 15 15

Mate van het actief voeren van internationaal

klimaatbeleid

Correlation Coefficient ,256 1,000

Sig. (2-tailed) ,358 .

N 15 15

De waarde van de spearman’s rho is 0,256 en de p-waarde (.358) is groter dan α (.05). Er is geen sprake van een significant verband tussen de variabelen partijideologie en

internationaal klimaatbeleid.

Gemeenten zonder lidmaatschap internationale milieuorganisatie

Grootte

Correlatie grootte en internationaal klimaatbeleid

Grootte in inwoners

Mate van het actief voeren

van internationaal klimaatbeleid

Spearman's rho Grootte in inwoners Correlation Coefficient 1,000 ,386

Sig. (2-tailed) . ,156

N 15 15

Mate van het actief voeren van internationaal

klimaatbeleid

Correlation Coefficient ,386 1,000

Sig. (2-tailed) ,156 .

N 15 15

De waarde van de spearman’s rho is 0,386 en de p-waarde (.156) is groter dan α (.05). Er is geen sprake van een significant verband tussen de variabelen grootte en internationaal

Partijideologie

Correlatie grootte en internationaal klimaatbeleid

Partijindeling op de prioriteit die gegeven wordt aan klimaatprobleme n

Mate van het actief voeren

van internationaal klimaatbeleid

Spearman's rho Partijindeling op de prioriteit die gegeven wordt aan klimaatproblemen

Correlation Coefficient 1,000 ,504

Sig. (2-tailed) . ,056

N 15 15

Mate van het actief voeren van internationaal

klimaatbeleid

Correlation Coefficient ,504 1,000

Sig. (2-tailed) ,056 .

N 15 15

De waarde van de spearman’s rho is 0,504 en de p-waarde (.056) is groter dan α (.05). Er is geen sprake van een significant verband tussen de variabelen grootte en internationaal

klimaatbeleid.

H1 (Hoe groter een gemeente qua inwoners is, hoe actiever internationaal klimaatbeleid

gevoerd wordt) wordt in dit onderzoek verworpen. Wel is er een verband aangetoond tussen grootte en internationaal klimaatbeleid met betrekking tot gemeenten die al lid zijn van een

internationale klimaatorganisatie.

H2 (Des te meer duurzaamheid een rol speelt in de ideologie van het bestuur van een

gemeente, des te actiever internationaal klimaatbeleid gevoerd wordt) wordt eveneens

verworpen. Er is geen verband aangetoond tussen partijideologie en internationaal

klimaatbeleid.

Door het testen van de hypotheses kan de hoofdvraag beantwoord worden en enige conclusies getrokken worden. Hierin zullen de tekortkomingen van dit onderzoek aan bod komen en een terugkoppeling gemaakt worden naar de bestaande literatuur, waarmee dit onderzoek ruimte biedt tot verdere discussie.

Conclusie

Waardoor voeren gemeenten internationaal klimaatbeleid?

Het doel van dit onderzoek was om een beter inzicht te krijgen in de betekenis van gemeenten op internationaal niveau. Zoeken lokale gemeenten al naar internationale mogelijkheden om hun beleid te verwezenlijken? Slaagt de ene gemeente hier beter in dan de andere? Om een poging te doen de hoofdvraag van dit onderzoek te beantwoorden, zijn de grootte en de partijideologie van gemeenten onderzocht. Internationaal klimaatbeleid is gemeten aan de hand van de variabelen EU-subsidies, aantal lidmaatschappen

internationale milieuorganisaties, internationale doelstellingen opgenomen in eigen agenda

en aantal lobbyactiviteiten op internationaal niveau. Dit onderzoek heeft geen significant verband aangetoond tussen de variabelen en heeft daarmee beide hypotheses verworpen. De hoofdvraag bestaat uit twee elementen: (1) Voeren gemeenten internationaal

klimaatbeleid en – zo ja – (2) welke factoren zijn hieraan gerelateerd?

Dat gemeenten internationaal klimaatbeleid voeren is bevestigd met dit onderzoek. 28 van de 30 onderzochte gemeenten voeren internationaal klimaatbeleid. Wanneer gemeenten die lid zijn van een internationale milieuorganisatie vergeleken worden met gemeenten die niet lid zijn van een internationale milieuorganisatie, kan worden gesteld dat gemeenten met lidmaatschap in het algemeen een actiever internationaal beleid voeren dan gemeenten zonder lidmaatschap. Dit kan verklaard worden door het gegeven dat gemeenten met

lidmaatschap van internationale milieuorganisaties, over partnerschappen met andere gemeenten beschikken, wat een stimulans kan zijn om samen milieuprojecten te voeren, waardoor een gemeente weer meer Europese subsidie binnenhaalt.

Gemeenten met lidmaatschap – met uitzondering van Geldermalsen – nemen Europese richtlijnen op in hun gemeentelijke agenda. Opvallend is dat al deze gemeenten actief zijn geweest in EU-gesubsidieerde projecten. Een significant verband is aangetoond tussen

grootte en internationaal klimaatbeleid in gemeenten met lidmaatschap. Grote gemeenten

hebben vaak meerdere lidmaatschappen en voeren de leiding over EU-gesubsidieerde projecten. Ook voeren alle grote gemeenten lobbyactiviteiten uit in Brussel, of is er namens hen een lobbykantoor gevestigd in Brussel. Grote gemeenten hebben een aparte afdeling internationale of Europese Zaken, terwijl een kleine gemeente het Europese beleid slechts

noemt in een milieuprogramma. Uit mijn onderzoek is gebleken dat grote steden uit deze gemeenten zich niet limiteren tot één milieuproject, maar zich in verscheidende activiteiten inzetten.

De resultaten indicateren dat er geen significant verband is tussen partijideologie en

internationaal klimaatbeleid. Een bestuur met een groene partijideologie, voert niet

automatisch actief internationaal klimaatbeleid. Het is waarschijnlijk dat een dergelijk bestuur een actief klimaatbeleid voert – en daarom mogelijk ook zoekt naar internationale middelen - echter een niet-groene partijideologie zorgt niet automatisch voor een inactief internationaal klimaatbeleid.

Met dit onderzoek kan bevestigd worden dat – zeker op het gebied van klimaatbeleid – er een multidimensionaal beleidssysteem bestaat, waarin ook de gemeente een zekere plek vervult. Zoals eerder vermeld, suggereert MLG dat decentrale overheden meer te zeggen hebben gekregen ten aanzien van de centrale overheid (Hooghe & Marks, 2001). Decentrale overheden in Nederland spelen een belangrijke rol bij het behalen van de Europese

milieunormen omdat ze medewetgever en handhaver zijn – wat is gebleken uit het opzetten van eigen duurzaamheidsprojecten en lobbyactiviteiten in Brussel om beleid te beïnvloeden en hun eigenbelangen te behartigen. Het internationale klimaatbeleid van gemeenten heeft blijk gegeven aan het feit dat gemeenten onafhankelijk van de centrale overheid in staat zijn hun eigen beleid te voeren.

Globalisering en Europeanisering biedt mogelijkheden aan decentrale overheden om hun eigen beleid te gaan voeren. Dit wordt geïllustreerd door Europese subsidies die decentrale overheden kunnen verkrijgen en door internationale netwerken die gevormd worden door gemeenten.

Dit onderzoek heeft een aantal beperkingen, waaronder de generaliseerbaarheid. In hoeverre heeft dit onderzoek over Nederlandse gemeenten betrekking op decentrale overheden uit andere landen? Er zal rekening gehouden moeten worden met het verschil in politieke systemen en hoeveel vrijheid een gemeente heeft om eigen beleid te voeren. Daarnaast is milieu in de EU een van de meest gereguleerde thema’s en daar bestaat mogelijk meer beleid over dan op andere beleidsterreinen. Verder is het onderzoek klein (kleine N) waardoor generaliseren problematisch kan zijn.

De uitgevoerde lobbyactiviteiten lieten zich soms lastig meten, vooral in het geval van kleine gemeenten – die vaak gezamenlijk optrekken in een lobbyactiviteit. Daarnaast voeren kleinere gemeenten mogelijk lobbyactiviteiten uit via tussenorganisaties – zoals de VNG – in Brussel. Dit valt niet altijd exact te meten. Vooral kranten berichten over lobbyactiviteiten, echter komt het voor dat een delegatie onopgemerkt is gaan lobbyen, wat niet gemeten is in dit onderzoek. Daarnaast was het soms erg lastig om de beleidsnota’s van kleine en

middelgrote gemeenten van jaren terug te vinden. Het archief gaat vaak maar tot de meest recente jaren.

Deze studie kan aanleiding vormen tot verder onderzoek naar hoe gemeenten zich profileren op het internationale toneel. Ook andere factoren zouden in acht genomen kunnen worden, die gerelateerd zijn aan internationaal klimaatbeleid, zoals het belang van sterk leiderschap van een burgemeester (Barber, 2013), of van ervaring met internationale activiteiten.

Literatuur

ANP (2009). Burgemeesters naar klimaattop. NU. Geraadpleegd 8 mei 2017 op http://www.nu.nl/klimaattop/2144011/burgemeesters-klimaattop.html

Barber, B. 2013. If Mayors Ruled the World. Dysfunctional States, Rising Cities. New Haven and London: Yale University Press.

Bekkers, V. (2012). Beleid in beweging. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.

Bovens, M.A.P., ’t Hart, P. & Van Twist, M.J.W. Openbaar bestuur: beleid, organisatie en politiek. Alphen aan den Rijn: Samsom.

Brenner N, (1999). Globalisation as reterritorialisation: The re-scaling of urban governance in the European Union. Urban Studies, 36, 431-451

De Sousa, L. (2013). Understanding European Cross-border Cooperation: A Framework for Analysis. European Integration, 35(6), 669-687.

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2013). The Netherlands and the Kyoto Target. Geraadpleegd 17 april 2017 op https://www.cbs.nl/en-gb/background/2013/04/the-netherlands-and-the- kyoto-target

De Boer, C. & Van Oerle, S. (2016). Jaarplan Bureau Brussel. Region Arnhem Nijmegen. De Rooij, R. (2002). The impact of the European Union on local government in the

Netherlands. Journal of European Public Policy, 9(3), 447-467. doi:10.1080/13501760210139713

Europa Decentraal (z.d.). Europees Milieubeleid en Decentrale Overheden. Geraadpleegd 16 mei 2017 op https://europadecentraal.nl/onderwerp/klimaat-energie-en-

duurzaamheid/europees-milieubeleid-en-decentrale-overheden/. Europa Nu. (n.d.). Klimaatconferenties. Geraadpleegd 17 april 2017 op

http://www.europanu.nl/id/vhurdyxq2n77/klimaatconferenties

European Committee of the Regions (2010). Nieuwe Nederlandse delegatie in EU-Comité van de Regio's. Geraadpleegd 20 mei 2017 op

http://cor.europa.eu/archive/regional/Pages/043737e1-5db0-47b5-acb2-442f8bee082c- nl.aspx

Fleurke, F. & Willemse, R. (2007). Effects of the European Union on Sub-National Decision Making: Enhancement or Constriction? Journal of European Integration, 29(1), 69-88.

Florida, R. (2008). Who’s Your City? How the Creative Economy in Making Where to Live the most

Important Decision of Your Life. New York: Basic Books.

Gemeente Amsterdam (2012). Europastrategie Amsterdam. Geraadpleegd 13 mei 2017 op

https://www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/organisatie/ruimte-economie/amsterdam- europa/europastrategie/.

Gemeente Leiden (2017). College van Burgemeester en Wethouders. Geraadpleegd 16 juni 2017 op

https://gemeente.leiden.nl/bestuur/college-van-b-en-w/

Groen Gas (2012). De Partners. Geraadpleegd 20 mei 2017 op

https://groengasproject.eu/home.htmlover-groen-gas

Heinelt, H. & Niederhafner, S. (2008). Cities and Organized Interest Intermediation in the EU Multi-level System. European Urban and Regional Studies, 15(2), 173-187.

Hooghe, L. & G. Marks. (2001). Preface. In Multi-Level Governance and European Integration. Lanham: Rowman & Littlefield Publishers.

Jeffery, C. (1997). Sub-national authorities and Europea domestic Policy. The Regional

dimension of the European Union. Towards a third Level in Europe?. London: Frank

Cass.

Jelleke Truien (2011). Ruimtelijke ordening: Europese regelgeving, subsidies en kennisnetwerken: EEN

HANDREIKING VOOR GEMEENTEN. Den Haag: Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Luton: Local Government Management Board.

John, P. (2001). Local Governance in Western Europe. London: SAGE Publications. Jones, B. & Keating, M. (1995). The European Union and the Regions. Oxford: Clarendon

Press.

Kern, K. & Bulkeley, H. (2009). Cities, Europeanization and Multi-level Governance: Governing Climate Change through Transnational Municipal Networks. Journal of Common Market

Studies, 47(2),

309-322.

Kübler, D. & M.A. Pagano. (2012). Urban Politics as Multilevel Analysis. Oxford Handbooks Online:

The Oxford Handbook of Urban Politics. DOI: 10.1093/oxfordhb/978019536786 7.013.0007

Kübler, D. & Piliutyte, J. (2007). Intergovernmental Relations and International Urban Strategies: Constraints and Opportunities in Multilevel Polities. Environment and Planning C:

Government and Policy, 25, 357-373.

Leo Mudde (2010). Lobbyen in Brussel. VNG Magazine.

Marks, G. (1993). Structural policy and multi-level governance in the EC, in A. Cafruny and

G.Rosenthal (eds). The State of European Community: The Maastricht Debate and Beyond. Boulder. CO: Lyenne Rienner. pp. 391-411.

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2016). Staat van het Bestuur.

Okereke, C., Bulkeley, H. & Schroeder H. (2012). Conceptualizing Climate Governance Beyond the International Regime. Global Environment Politics, 9, 58-78.

Pain, K. et al. (2015). Global networks, cities and economic performance: Observations from an analysis of cities in Europe and the USA. Urban Studies, 53(6), 1137-1161.

Raad voor het Openbaar Bestuur (2013). Met Europa verbonden: Een verkenning van de betekenis

van Europa voor gemeenten en provincies. Den Haag: ROB.

Rijksoverheid (z.d.). Klimaatbeleid. Geraadpleegd 26 mei 2017 op

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/klimaatverandering/inhoud/klimaatbeleid

Ryan, D. (2015). From Commitment to action: A Literature Review on Climate Policy Implementation at City Level. Climate Change, 131, 519-529.

Sassen, S. (1991). The Global City: New York, London, Tokyo. (1st edition). Princeton, NJ: Princeton University Press.

Schroeder, H., Burch, S. & Rayner, S. (2013). Novel Multisector Networks and Entrepreneurship in Urban Climate Governance. Environment and Planning C: Government and Policy, 13, 761-768.

Scott, A. (2001). Globalization and the rise of cityregions. European Planning Studies, 9(7), 813–826. Stephenson, P. (2013). Twenty Years of Multi-Level Governance: Where Does It Come From? What

Is It? Where Is It Going? Journal of European Public Policy, 20(6), 817-837.

Stubbs, P. (2005) Stretching Concepts Too Far? Multi-Level Governance, Policy Transfer and the Politics of Scale in South East Europe. Southeast European Politics, 7(2), 66-87.

Tatham, M. (2010). With or without you? Revisiting territorial state-bypassing in EU interest representation. Journal of European Public Policy, 17(1), 76-99.

Tilburg University (z.d.). Correlaties. Geraadpleegd 18 juni 2017 op

https://www.tilburguniversity.edu/nl/studenten/studie/colleges/spsshelpdesk/edesk/correlat/ Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2011). Belangenbehartiging op internationaal en Europees

niveau. Geraadpleegd 20 maart 2017 op

https://vng.nl/onderwerpenindex/internationaal/gemeentelijkinternationaalbeleid/publicati es/belangenbehartiging-op-internationaal-en-europeese-niveau

VNG Magazine (2015). Gemeenten laten zich horen op Klimaattop Parijs. Geraadpleegd 12 mei 2017 op http://www.vngmagazine.nl/nieuws/19562/gemeenten-laten-zich-horen-op-klimaattop- parijs.

GERELATEERDE DOCUMENTEN