• No results found

D OELSTELLING SOORTENBESCHERMINGSPROGRAMMA

3 D OELSTELLINGEN EN S TRATEGIEËN

3.3 D OELSTELLING SOORTENBESCHERMINGSPROGRAMMA

De algemene einddoelstelling voor de looptijd van dit SBP (5 jaar) is het verzekeren van het behoud van de resterende populaties. Hiervoor is het belangrijk dat:

• er een goed zicht wordt verkregen op de huidige verspreiding en status van verschillende populaties

• Veiligstellen van de huidige populaties door ze te behoeden van uitsterven ten gevolge van extinction debts. Hierbij is het belangrijk om ze lokaal uit te breiden en te versterken. Er dient ingezet te worden op het uitvoeren van beschermingsmaatregelen om het verder verdwijnen van populaties te vermijden gekoppeld aan een gerichte communicatie.

• Versterken en uitbreiden van de bestaande populaties door in te zetten op de kwalitatieve verbetering van het leefgebied

• Daarnaast is het belangrijk om de eerste stappen te realiseren om de bestaande populaties te verbindingen met grote natuurgebieden. Het opnieuw voorkomen van deze soort met duurzame populaties in deze gebieden is echter een doelstelling op lange termijn.

De meest kwetsbare en dus meest prioritaire populaties zijn Sint-Genesius-Rode en Alsemberg aangezien deze zeer klein zijn en wellicht een beperkte overlevingskans hebben in de huidige situatie. In Alsemberg werden recent al de nodige werken uitgevoerd. Ook de populatie van Huizingen (inclusief Lot en Dworp) is relatief klein.

Hoofdoelstellingen zijn het behoud van het huidige 178,6ha leefgebied en verzekeren van een geschikt beheer in 53,0ha bestaand kernleefgebied. Voor het verzekeren van de continuïteit van 125,5ha urbaan gebied voorzien we de actie om broedhopen te bouwen in deze gebieden. Verder wordt er gestart met de

Ontwerp SBP Vliegend hert 51 aanleg van verbindingen tussen populaties en met grote natuurgebieden waarvoor bijkomende doelen voor aanleg van broedhopen en de aanplant van houtkanten, taluds of holle wegen zullen vastgelegd worden. Verder voorzien we het nodige onderzoek, communicatie, coördinatie, expertise gekoppeld aan financiële middelen en bestaande instrumenten om deze doelstellingen te realiseren.

Leefgebied, kernleefgebied en potentieel leefgebied

In de verdere tekst komen deze 3 termen regelmatig aan bod en daarom geven we hier een duidelijke definitie mee:

Leefgebied: plaatsen waar de soort werd meermaals vastgesteld en waar broedplaatsen aanwezig zijn. Het huidig gekende leefgebied wordt weergegeven op figuur 9 tot 16. Bij de jaarlijks evaluatie van het soortbeschermingsprogramma kan bijkomend leefgebied ingetekend worden op basis van nieuwe waarnemingen door de soortenexpert. Het leefgebied is opgedeeld in urbaan gebied, taluds, bos, wastine, park en boomgaard.

Kernleefgebied: Leefgebied bestaande uit rijen treinbielzen, taluds, bos, wastine, park of boomgaard. Het gaat dus om leefgebied buiten het urbaan leefgebied (zonder treinbielzen). Urbaan leefgebied is immers vaak tijdelijk leefgebied van individuele afgezaagde bomen of gestapeld (brand)hout dat gedurende een of enkele generaties als leefgebied wordt gebruikt. Het vormt daarom geen duurzame populatie maar kan dienst doen als stapstenen tussen kernleefgebied.

Gezien deze aard kan dit leefgebied moeilijk afgedwongen worden van de individuele eigenaar.

Potentieel leefgebied: Plaatsen waar de soort (nog) niet werd vastgesteld maar die mogelijks wel geschikt zijn of met beperkte maatregelen geschikt gemaakt kunnen worden. Het gaat om taluds, bos, wastine, park of boomgaard. Potentieel urbaan gebied werd niet ingetekend. Potentieel leefgebied werd ingetekend binnen een perimeter van 250m van bestaand leefgebied in het kader van lokale uitbreidingen en langsheen te realiseren verbindingen binnen een perimeter van 1000m.

De focus ligt hier op de bescherming van de momenteel gekende populaties en niet op de SBZ gebieden waar doelstellingen werden geformuleerd maar waarvan we nu uitgaan dat de soort er niet voorkomt. Indien nieuwe populaties ontdekt worden (binnen of buiten SBZ) is het natuurlijk belangrijk om ook voor deze populaties de nodige maatregelen te voorzien.

3.3.1 Concrete Doelstelling 1 (D1): Instandhouding van leefgebied

De instandhouding van het gekende leefgebied (Huizingen, Alsemberg, Sint-Genesius-Rode, Overijse en Voeren) is cruciaal voor de regionale gunstige instandhouding van het vliegend hert. Dat wil zeggen dat het leefgebied op een goede manier beschermd moet worden en dat onbewust verwijderen/vernietigen van leefgebied voorkomen moet worden. De focus ligt hier op de kernleefgebieden zoals parken, hoogstamboomgaarden, beboste taluds, holle wegen en particuliere tuinen (zeker waar treinbielzen aanwezig zijn). De eigenaars en beheerders van al deze gebieden dienen opgezocht en geïnformeerd te worden. Verder omvat deze doelstelling het opstellen van een afsprakenkader met de relevante actoren (gemeentes, regionale landschappen, …) over hoe onbewust verwijderen van leefgebied kan voorkomen worden en hoe ermee om te gaan bij vergunningsaanvragen.

Ontwerp SBP Vliegend hert 52 Om de instandhouding van het leefgebied in woonwijken te verzekeren, zal vooral via stimulerende maatregelen (bijvoorbeeld aanleggen van broedhopen) gewerkt worden (zie 3.3.2). Dit omdat geschikt dood hout hier zeer verspreid en slechts tijdelijk voorkomt.

Tenslotte dient er ook gekeken te worden naar mogelijkheden om de impact van het verkeer (namelijk verkeerslachtoffers) te reduceren door het al dan niet tijdelijk verkeersluw te maken van holle wegen en wegen langsheen taluds.

3.3.2 Concrete Doelstelling 2 (D2): Optimalisatie van het leefgebied

Deze doelstelling omvat het optimaliseren van het leefgebied waardoor een kwaliteitsverbetering wordt gerealiseerd. Ook hier ligt de focus bij de momenteel gekende populaties maar dienen bijkomende acties voorzien te worden indien nieuwe populaties ontdekt worden.

Een eenvoudige manier om op een kleine oppervlakte leefgebied te voorzien is het aanleggen van broedhopen. Om deze doelstelling te bereiken zal ingezet worden op het aanleggen van 125 broedhopen in het urbane leefgebied en de directe omgeving.

Daarnaast voorzien we geschikt beheer voor het kernleefgebied bestaande uit parken en bossen, taluds, boomgaarden en treinbielzen. Voor bossen, parken en andere openbare groenvoorzieningen kan het volstaan om beheerplannen door te lichten en aan te passen. Voor privé taluds en boomgaarden zal het nodig zijn om afspraken te maken met eigenaars en subsidies te voorzien om een (gezamenlijk) geschikt beheer te voorzien. Dit beheer moet geschikt dood hout creëren, de overschermingsgraad beperken en een continuïteit hiervan in de tijd te voorzien.

Tenslotte, willen we lokale uitbreiding nastreven gezien de kleine en geïsoleerde status van de meeste populaties. Hiervoor kijken we lokaal (binnen een perimeter van 250m) naar potentieel geschikt leefgebied en zal worden nagegaan of dit leefgebied geoptimaliseerd kan worden voor deze soort. Zo zijn er heel wat holle wegen of taluds waar geen houtige vegetatie (meer) aanwezig is of waar door stilvallen van het hakhoutbeheer de overscherming momenteel te groot is. Door heraanplanten of opnieuw in beheer nemen kunnen hier lokaal uitbreidingsmogelijkheden gecreëerd worden.

3.3.3 Concrete Doelstelling 3 (D3): Verbinden van populaties en grote natuurgebieden

Het opnieuw verbinden van geïsoleerde populaties is belangrijk om toekomstig uitsterven door genetische isolatie te voorkomen. Het verbinden met grote natuurgebieden is belangrijk omdat daar veel gemakkelijker grote en duurzame populaties in stand kunnen gehouden worden met een veel betere garantie en lagere kosten dan de instandhouding in urbane gebieden.

Daarom omvat deze doelstelling het uittekenen, vrijwaren en inrichten van een netwerk dat de huidige populaties in Vlaanderen en aanliggende gebieden verbindt met elkaar en met grotere natuurgebieden. Dit netwerk bestaat een geheel van broedhopen, goed beheerde taluds, holle wegen, houtkanten, bosranden en ander geschikt leefgebied. Voor de realisatie van deze verbindingen zal zoveel mogelijk uitgegaan worden van bestaande structuren (holle wegen en taluds). Aangezien

Ontwerp SBP Vliegend hert 53 de soort voorlopig niet voorkomt langsheen deze verbindingen, zijn we voor het beheer afhankelijk van de bereidheid van de eigenaar of andere projecten met gelijklopende doelstellingen.

Aangezien vliegend hert een moeizame kolonisator is, is het belangrijk om de nodige kennis voor de toekomstige kolonisatie van een dergelijk netwerk op natuurlijke wijze dan wel door geassisteerde migratie op te bouwen (zie 3.3.4).

Voor deze verbindingen wordt in de eerste plaats gekeken naar SBZ (deel)gebieden en natuurgebieden in de onmiddellijke omgeving van bestaande populaties (bij voorkeur minder dan 1000m) met geschikt potentieel leefgebied en anderzijds tussen populaties onderling. Daarnaast kan hier ook ingezet worden op de realisatie van de ecologische verbindingen zoals beschreven in de ecologische motiveringsnota en S-IHD’s. De realisatie van de eerste duizend meter van deze verbindingen zal als doel worden gesteld om aan te leggen tijdens de komende 5 jaar. Daarnaast worden ook locaties aangeduid langsheen deze verbindingen waar larven en dood hout met larven kunnen uitgezet worden (translocatie) van nabij gelegen populaties wanneer een deel van het oorspronkelijk leefgebied al dan niet tijdelijk moet verdwijnen. De aanleg van deze verbindingen kan gerealiseerd worden met de aanleg van 140 broedhopen, de aanplant van 4100 tot 6200m houtkanten, taluds en holle wegen en het optimaliseren van het beheer van ongeveer 189ha taluds, holle wegen hoogstamboomgaarden, bossen en bosranden, parken en wastines. In functie van het draagvlak en de rechtszekerheid is het belangrijk om deze maatregelen in overleg met eigenaars en gebruikers (bewoners, landbouwers, boseigenaars, …) te nemen en maximaal in te zetten op een stimulerend beleid.

Concreet gaat het om volgende verbindingen:

1) Populatie Huizingen – richting Solheide (Dworp) en omgeving (BE2400009) via de bermen van de E19 en het provinciaal domein Huizingen

2) Deelpopulatie Alsemberg – richting Solheide (Dworp) en omgeving (BE2400009) via omgeving Frans de Greefstraat en Wolfspoortstraat 3) Deelpopulatie Sint-Genesius-Rode – richting Zevenbronnen (BE2400009)

via Heidebroek en Destelheide

4) Deelpopulatie Sint-Genesius-Rode – Kwadebeekvallei (natuurreservaat), omgeving kasteeldomein Revelingen via oude zandgroeve en holle wegen en hoogstamboomgaarden in de omgeving van het kerkhof

5) Populatie Overijse – Zoniënwoud (BE2400008) via Blaivie

6) Populatie Overijse – richting Tombeek en Laanvallei (BE2400011) langsheen de Waversesteenweg en/of via de populatie aan de Reutenbeek 7) Populatie Overijse – Koningsberg en Bisdom (BE2400011)

8) Populatie Glons – Sluizen via de flank van de Jekervallei

9) Populatie Altenbroek-Schoppemerheide (BE2200039) – populatie ’s Gravenvoeren – populatie Kruisgraaf en Hoogbos (BE2200039) via Opvoerenberg en netwerk van holle wegen en hoogstamboomgaarde

Ontwerp SBP Vliegend hert 54

3.3.4 Concrete Doelstelling 4 (D4): Vergroten van de (wetenschappelijke) kennis

Verhogen van de wetenschappelijke kennis over het vliegend hert is noodzakelijk voor volgende aspecten:

• Het verbeteren van de kennis over de verspreiding: de aanwezigheid in Meerdaalwoud en Heverleebos, Mechelse heide, de verspreiding in Voeren, eventuele vestiging is in Hallerbos en Meerlenhof-Zorgvliet (Hoboken).

• De genetische status van de soort was tot voor kort minder goed gekend maar de eerste resultaten van genetische analyses en CMR onderzoek geven aan dat de verschillende deelpopulaties nog tamelijk groot zijn en dat er nog zeer beperkt uitwisseling is. Deze data dient verder verwerkt en geïnterpreteerd worden.

• De trend van de huidige populaties dient opgevolgd te worden door middel van monitoring en verspreidingsonderzoek.

• Opvolgen van het succes van beheermaatregelen en onderzoek naar het kolonisatieproces en de uitbouw van nieuwe populaties. Verder dienen we ook een beter zicht te krijgen op de impact van verschillende bedreigingen.

• Het ontwikkelen van nieuwe technieken om de soort vast te stellen en te monitoren zoals snuffelhonden, larvendetector, e-DNA en feromonen.

3.3.5 Concrete Doelstelling 5 (D5): Communicatie

Gerichte duidelijke communicatie en regelmatig overleg zijn belangrijke schakels in het proces om de doelstellingen te realiseren.

Enerzijds is er nood aan informatie naar het brede publiek in regio’s waar het vliegend hert voorkomt over het voorkomen van de soort, beschermde status en instandhoudingsmogelijkheden. Op die manier kan een groot aantal eigenaars/bewoners geïnformeerd worden over onder meer het aanleggen van broedhopen (zie 3.3.2), het behouden van stobben en andere positieve tuiningrepen.

Verder is specifieke communicatie naar doelgroepen nodig zoals (lokale) ambtenaren en beheerders, nieuwkomers (mensen die een huis kopen in een regio met vliegende herten), tuinaannemers en uitvoerders van graafwerken in regio’s waar het vliegend hert voorkomt.

3.3.6 Concrete Doelstelling 6 (D6): Community building ten behoeve van de bescherming van deze soort

Het leefgebied van geschikt beheer voorzien is soms problematisch omdat het privé terreinen betreft of eigendom is van lokale overheden -maar gelegen in het centrum van de dorpskern. Anderzijds zijn buurtbewoners gemakkelijk te enthousiasmeren voor deze uitzonderlijke soort die enkel bij hen in de buurt voorkomt.

Daarom willen we via ‘community building’ inzetten op de oprichting van lokale beheerteams (hakhoutteams/werkgroepen) (naar analogie van houtzoekers of koesterburen). Deze teams kunnen dan de holle wegen en taluds in hun eigen buurt onderhouden en herwaarderen in ruil voor brandhout en opleiding rond beheer en natuurwaarde. Deze mensen zijn wellicht ook het best geplaatst om

Ontwerp SBP Vliegend hert 55 buurtbewoners te overtuigen om taluds die in privé tuinen liggen terug in hakhoutbeheer te nemen.

In uitbreiding zouden deze teams (op termijn) ook kunnen meewerken aan de bouw van broedhopen en zelfs de aanplant van houtkanten. Deze manier van werken zal ook sterk kostenverlagend werken wat noodzakelijk lijkt om het leefgebied op een kostenefficiënte manier te beheren.

De doelstelling is om de komende 5 jaar de opstart van 2 hakhoutteams (één in Overijse en één in Voeren) te ondersteunen.

3.3.7 Concrete Doelstelling 7 (D7): Coördinatie

Om de doelstellingen om te zetten in concrete acties en deze op terrein of in de praktijk te realiseren is het belangrijk dat er een centrale coördinatie komt voor de uitvoering van dit SBP. De implementatie van de acties gebeurt onder andere via de aanspreekpunten van de betrokken SBZ’s, die er voor moeten instaan dat de nodige aandacht voor de soort in hun focusgebieden doorgang vindt en wordt geïmplementeerd. Daarnaast kunnen ook lokale actie-verantwoordelijken ingezet worden om de acties plaatselijk te ondersteunen en als contactpersoon kunnen fungeren voor de lokale overheden en eigenaars.

3.3.8 Concrete Doelstelling 8 (D8): Aanstellen van soortenexpert

Voor de correcte aanleg en beheer van leefgebied voor de soort kan ondersteuning gewenst zijn door een begeleider/coach met uitgebreide kennis van het vliegend hert. Het gaat dus om zeer concreet advies dat case per case moet bekeken worden. Er wordt dan ook in dit SBP een budget voorzien om deze ondersteuning te realiseren.

3.3.9 Doelstellingen in relatie tot bedreigingen en kansen

In tabel 10 worden de doelstellingen in verband gebracht met de eerder geformuleerde bedreigingen en kansen.

Ontwerp SBP Vliegend hert 56 Tabel 10: Concrete doelstellingen in relatie tot bedreigingen en kansen

Doelstelling Relatie tot bedreiging (B)/kans (K) Indicator D1 B:Voorkomen van de soort is

geconcentreerd in niet beschermde gebieden;

B: Onvoldoende wettelijke middelen in privé tuinen

Alle eigenaars geïnformeerd, Afsprakenkader opgesteld en geïmplementeerd, vergunningsaanvragen opgevolgd, leefgebied behouden, verkeersluwe maatregelen genomen

D2 B: Zeer beperkte verbreidingscapaciteit;

B: Genetische isolatie en extinction dept (vooral ten westen van Brussel)

K: bestaande ervaring met

Nieuwe broedhopen aangelegd, beheerplannen voor kernleefgebied en potentieel leefgebied

D3 B: Zeer beperkte verbreidingscapaciteit;

B: Verschillende populaties reeds permanent verdwenen;

Beheerplannen voor verbindingen, inrichting verbindingen gerealiseerd

D4 B: Moeilijk op te volgen soort;

B: Nog resterende kennishiaten;

K: Nieuwe inventarisatietechnieken:

snuffelhond, larvendetector, e-DNA;

K: Translocaties en ex-situ kweekprogramma’s lijken eenvoudig realiseerbaar indien nodig

Efficiënte detectiemethoden voor adulten en larven onderzocht, verspreiding en status beter onderzoeken, trend van de verspreiding, populatiegrootte en kansen voor herkolonisatie onderzocht

D5 B: Beperkte kennis over de bescherming van deze soort bij belangrijke actoren

Communicatie naar brede publiek en doelgroepen succesvol

Ontwerp SBP Vliegend hert 57

K: iconische soort met grote bekendheid

Verschillende community acties waaronder hakhoutteams succesvol bij de actieve bescherming van deze soort

Soortenexpert aangeduid en expertise verleend