• No results found

4. CASE: REITDIEPWIJK

5.1.3 D E ROL VAN VERSCHILLENDE ACTOREN

Variabele 1 Variabele 2 Toets Overschrijdingskans

(p) Alternatieve energiebron (ja / nee) Leeftijd Chi-square / Kendall’s Tau-c 0,2 %

Verblijfsduur One-way ANOVA 2,0 %

Opleidingsniveau Chi-square /

Kendall’s Tau-c 2,5 %

Inkomen Chi-square /

Kendall’s Tau-c 4,3 %

Geslacht Binomiale toets 22,8 %

Kennis van initiatieven Binomiale toets 61,2 %

Burgerlijke staat

(gehuwd / ongehuwd) Binomiale toets 70,4 %

Wel / niet werkzaam Binomiale toets 79,4 %

Tabel 5: p-waarde en toets voorspellende variabelen voor bezit alternatieve energiebron (eigen bron)

5.1.3D

E ROL VAN VERSCHILLENDE ACTOREN

Productie en distributie van energie

In de enquête is allereerst gevraagd naar de rol die verschillende actoren zouden moeten spelen in de productie en distributie van energie. Hiervoor konden respondenten een percentage (van 0 tot 100%) geven aan een vijftal actoren (zie Tabel 7). Deze percentages moeten samen optellen tot 100%. Door te kijken naar het gemiddelde percentage kan bepaald worden aan welke actoren de respondenten de belangrijkste rol toedichten. Deze percentages zijn per actor ook getoetst op verbanden met leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, inkomen, verblijfsduur, werksituatie, het wel of niet deelnemer zijn bij een initiatief, het wel of niet gebruik maken van een alternatieve energiebron en kennis van initiatieven (zie Tabel 6).

Variabele 1 Variabele 2 Toets

Productie en distributie van energie (5 actoren)

Leeftijd One-way ANOVA

Geslacht One-way ANOVA

Opleidingsniveau One-way ANOVA

Inkomen One-way ANOVA

Verblijfsduur Lineaire regressie

Werksituatie One-way ANOVA

Wel / niet deelnemer

initiatief Chi-square

Wel / niet alternatieve energiebron

Chi-square

Tabel 6: uitgevoerde toetsen voor productie en distributie van energie (eigen bron)

In Tabel 7 is samengevat welke partijen door de respondenten het belangrijkst gevonden worden. Marktpartijen met overheidstoezicht en burgers of burgerinitiatieven krijgen de belangrijkste rol van respondenten. Deze rolverdeling – met een combinatie tussen marktpartijen met overheidstoezicht en burgers of burgerinitiatieven – is ideaal voor LDEB, aangezien deze vaak een combinatie zijn tussen een commerciële partij (een energieleverancier bijvoorbeeld) en een groep burgers die zich inzet voor duurzame energie (zoals een duurzaamheidcommissie of wijkvereniging). In veel gevallen zijn het ook de burgers die van hun initiatief een formele organisatie maken en daardoor deze combinatie (commercieel + burger)

- 51 -

vormen. Daarnaast is er ook een rol voor de overheid, die toezicht moet houden volgens de respondenten. In de praktijk is dit ook vaak het geval, met een overheid als faciliterende en kaderstellende partij.

Actor Gemiddeld percentage

Marktpartijen met overheidstoezicht; 28,2 %

Burgers of burgerinitiatieven waarin burgers zelf eigenaar zijn van productie en distributie.

25,0 %

Rijksoverheid; 19,7 %

Lokale of regionale overheid; 15,4 %

Geprivatiseerde marktpartijen; 10,3 %

Tabel 7: gemiddelde percentages die worden gegeven aan actoren (eigen bron)

Er kan geen statistisch onderscheid worden gemaakt tussen wel- en niet-deelnemers van een LDEB en de rol die zij toekennen aan actoren (zie Figuur 13). Zoals in de grafiek is te zien, vinden deelnemers de actor ‘burgers of burgerinitiatief’ een belangrijkere actor dan niet-deelnemers. Dit kan echter niet statistisch worden aangetoond. Enerzijds is dit opmerkelijk omdat te verwachten valt dat deelnemers de burger als een belangrijkere partij zouden moeten zien. Echter geven ook niet-deelnemers aan burgers als een belangrijke partij te zien, waardoor het verschil tussen deelnemers en niet-deelnemers niet significant is. Niet-betrokkenen geven de markt een belangrijkere rol in de productie en distributie van energie. Echter is ook dit verschil niet significant.

- 52 -

Geslacht levert wel een verschil in antwoorden op: mannen verschillen ten opzichte van vrouwen wat betreft de rol van lokale overheden (p=0,5%). Mannen geven de lokale overheid vaker een kleine rol (gemiddeld 11,6%) dan vrouwen (gemiddeld 19,6%). Voor leeftijd, opleidingsniveau, inkomen, verblijfsduur en werksituatie kan geen significant verband gevonden worden.

Ook kennis van initiatieven is van invloed op de rol die mensen geven aan burgers. Mensen die kennis hebben van initiatieven geven de burger een significant grotere rol dan mensen die er geen kennis van hebben. Mensen die iets weten van LDEB vinden dus dat burgers de productie en distributie van energie prima zelf kunnen doen. Andersom kan het ook zo zijn dat mensen die vinden dat burgers een grote(re) rol moeten spelen in de productie en distributie van energie eerder geneigd zijn zich bij LDEB aansluiten of zich hierop hebben georiënteerd.

Opzetten van initiatieven

Vervolgens is gevraagd naar wie een leidende rol zouden moeten spelen in het opzetten van burgerinitiatieven. Hierbij kon worden gescoord op een schaal van 1 (helemaal geen rol) tot 6 (een grote rol). Dit is opnieuw getoetst aan verschillende variabelen (zie Tabel 8).

Variabele 1 Variabele 2 Toets

Opzetten van initiatief (7

actoren) Leeftijd Geslacht Chi-square / Kendall’s Tau-c Chi-square

Opleidingsniveau Chi-square / Kendall’s Tau-c

Inkomen Chi-square / Kendall’s Tau-c

Verblijfsduur One-way ANOVA

Werksituatie Chi-square / Kendall’s Tau-c

Tabel 8: uitgevoerde toetsen (opzetten van een initiatief; eigen bron)

Door te kijken naar de modus (het meest gegeven antwoord op de vraag) kan worden gekeken welke rol de actoren volgens de respondenten zouden moeten spelen. Uit Tabel 9 blijkt dat de verantwoordelijkheid voor het opzetten van burgerinitiatieven wordt gespreid over verschillende actoren. Hierbij is voornamelijk gekozen voor lokale, regionale en nationale overheden, lokale organisaties en individuele burgers. Hierbij geven voornamelijk jongeren aan dat zij individuele burgers en de gemeente een belangrijke partij vinden. Dit is opmerkelijk, omdat een burgerinitiatief natuurlijk door burgers wordt geïnitieerd. Dit sluit niet uit dat andere partijen een rol spelen in het opzetten ervan (samenwerking), maar voornamelijk de rol van de burger zou benadrukt moeten worden. De rol van de burger wordt wel onderkend, maar niet met een grotere rol dan andere actoren. Het betekent echter wel dat de respondenten de samenwerking met andere actoren van belang vinden, wat belangrijk kan zijn voor het slagen van een initiatief, vanwege professionaliteit en expertise (Lozano, 2007; Seyfang et al., 2013). Verder is het opvallend dat mensen met een lager inkomen meer verwachten van hogere overheden (rijksoverheid en provincies). Mensen met een hoger inkomen verwachten juist meer van NGO’s, actiegroepen en lokale organisaties. Ook mensen met een hoger opleidingsniveau verwachten meer van NGO’s en lokale organisaties. Dit is niet verwonderlijk, omdat mensen met een hoger opleidingsniveau vaak een hoger inkomen hebben. Andere variabelen – geslacht, verblijfsduur en werksituatie – leveren geen significante verschillen op.

- 53 -

Actor Modus

Individuele burgers Belangrijke rol

Lokale organisaties Belangrijke rol

Rijksoverheid of provincies Belangrijke rol

Gemeente Belangrijke rol

Consortium van institutionele partijen Gemiddelde rol

NGO / actiegroepen / eigen initiatieven Gemiddelde rol

Particuliere markt / commerciële organisaties / bedrijven Beperkte rol

Tabel 9: rol die actoren zouden moeten spelen in het opzetten van burgerinitiatieven (eigen bron)

Begeleiden en in stand houden van initiatieven

Tot slot is gevraagd naar de rol voor verschillende actoren met betrekking tot het begeleiden en in stand houden van initiatieven. Hierbij kon op dezelfde manier gescoord worden als bij het opzetten van initiatieven en is weer gekeken naar de modus en is getoetst op onderstaande variabelen (zie Tabel 10).

Variabele 1 Variabele 2 Toets

In stand houden van initiatief (7 actoren)

Leeftijd Chi-square / Kendall’s Tau-c

Geslacht Chi-square

Opleidingsniveau Chi-square / Kendall’s Tau-c

Inkomen Chi-square / Kendall’s Tau-c

Verblijfsduur One-way ANOVA

Werksituatie Chi-square / Kendall’s Tau-c

Tabel 10: uitgevoerde toetsen voor in stand houden initiatief (eigen bron)

In Tabel 11 is te zien dat vooral de bijdrage van de gemeente en individuele burgers belangrijk wordt gevonden. De rijksoverheid of provincies krijgen een beperkte rol toegedeeld. Ook hier is het opvallend dat mensen met lagere inkomens meer verwachten van hogere overheden. Mensen met een hoger inkomen verwachten daarentegen meer van lokale organisaties. De combinatie tussen verantwoordelijk voor burgers en gemeente vraagt om initiatief van de burgers en een faciliterende rol van de overheid (Denters et al., 2013).

Actor Modus

Individuele burgers Belangrijke rol

Gemeente Belangrijke rol

Consortium van institutionele partijen Gemiddelde rol

Particuliere markt / commerciële organisaties / bedrijven Gemiddelde rol

Lokale organisaties Gemiddelde rol

NGO / actiegroepen / eigen initiatieven Gemiddelde rol

Rijksoverheid of provincies Beperkte rol

Tabel 11: rol die actoren zouden moeten spelen in begeleiden en in stand houden (eigen bron)

Als de antwoorden op de vragen over het opzetten en het begeleiden en in stand houden van initiatieven naast elkaar worden gezet, kan nog een aantal opvallende verschillen genoemd worden (zie Tabel 12). Er wordt bij het begeleiden en in stand houden van initiatieven minder verwacht van hogere overheden en lokale organisaties. Individuele burgers en de gemeente worden in beide gevallen genoemd als een belangrijke partij. Dit kan pleiten voor een lokale (decentrale) aanpak. Tot slot krijgen de rijksoverheid en provincies in het opzetten van