• No results found

5 Het toegelaten inkomen uit distributienettarieven

5.5 Bepaling van het toegelaten inkomen

5.5.3 Budget endogene kosten: basisgedeelte

5.5.3.4 Correcties op toekomstige inkomstentrend

48 Tariefmethodologie 2017-2020, bijlage 12.

5.5.3.4.1 Besparingen in 2021-2024 mogelijk door de fusie van de twee voormalige werkmaatschappijen tot FSO (x’ factor)

De VREG houdt bij de bepaling van de toegelaten inkomsten voor endogene kosten in 2021-2024 rekening met de kostenbesparingen die de distributienetbeheerders in die periode kunnen uitvoeren n.a.v. de fusie van hun werkmaatschappijen in 2018 tot FSO. De redenering achter en hoogte van de besparingen worden verder in de tariefmethodologie in par. 6 toegelicht. De VREG zet de werkwijze verder zoals die werd gehanteerd in de tariefmethodologie 2017-2020, o.a. de bijlage 12. Er was al vastgesteld dat tegen 2024 door de fusie op jaarbasis een totale netto kostenbesparing van EUR 109 miljoen kan behaald worden, waarvan EUR 73 miljoen in

elektriciteitsdistributie en EUR 36 miljoen in gasdistributie. Daarvan heeft de VREG respectievelijk al EUR 17,0 miljoen en EUR 8,5 miljoen als besparing opgelegd aan de distributienetbeheerders via de vorige tariefmethodologie 2017-2020. De resterende besparingen van resp. EUR 56,0 miljoen en EUR 27,5 miljoen moeten nu nog opgelegd worden om de totale mogelijke besparing op jaarbasis te bereiken in 2024.

In de tariefmethodologie 2017-2020 werden de besparingen in 2019 en 2020 opgelegd via een x’-factor die toegevoegd werd in de indexeringsberekeningen vanuit het ex-post inkomen van 2018.

Analoog wordt voor de besparingen in de reguleringsperiode 2021-2024 ook met een x’-factor gewerkt. Die x’-waarde grijpt dan ook in op de jaarlijkse indexeringen maar die beginnen nu pas vanaf 2021 naar 2022 en verder tot 2024. Het inkomen van het beginjaar (2021) volgt normaal niet uit een jaarlijkse indexeringsberekening. Dat inkomen wordt louter afgeleid uit de verdeling tussen distributienetbeheerders van de sectorinkomsten 2021 uit de historische kostentrend. Het ex-post inkomen van 2021, op basis van werkelijke inflatie van 2020 naar 2021 is daarbij pas gekend midden 2021. Om de onzekerheid tot midden 2021 over de definitieve waarde van nieuwe x’-factor weg te nemen, legt de VREG hem vast voor de start van de reguleringsperiode.

Hij doet dit vertrekkende van het ex-ante inkomen van 2021, volgens verwachte inflatie van 2020 naar 2021.

De x’-waarde zorgt dan voor besparingen die volgen na 2021, alsof er in het jaar 2021 geen besparingen zouden worden opgelegd. De bij benadering lineaire evolutie van de toegelaten sectorinkomsten voor endogene kosten per jaar indachtig, wordt, eveneens lineair in de tijd, ¼-de van de over 2021-2024 te behalen besparingen tegen 2024 opgelegd in het eerste jaar 2021, dus resp. EUR 14,0 miljoen voor elektriciteitsdistributie en EUR 6,875 miljoen voor aardgasdistributie.

Dat bedrag wordt objectief verdeeld onder de distributienetbeheerders volgens de verdeling van de endogene sectorinkomsten, dus gelijk aan ieders gewicht ai in de endogene kosten van 2015-2019 (in formule 11 op p. 49). Het resterende deel, de inspanningen in 2022, 2023 en 2024, is dan nog gelijk aan 42,0 miljoen EUR voor elektriciteitsdistributie en 20,625 miljoen EUR voor

aardgasdistributie. De x’-waarde wordt dan berekend uit de hoogte van die te behalen besparing op jaarbasis, het toegelaten begininkomen voor 2021 (basisgedeelte, met verwachte inflatie van 2020 naar 2021) en de 3 jaren waarover de besparingen moeten gerealiseerd worden (van 2022 t.e.m. 2024). De concrete berekening in formulevorm van de x’-factor wordt verder toegelicht in par. 5.5.3.5.5 op p. 51. Een overzicht van de spreiding van de besparingen bevindt zich in Tabel 7.

Tabel 7 Kostenbesparingen opgelegd aan de distributienetbeheerders n.a.v. fusie twee werkmaatschappijen tot FSO

Besparing op endogene kosten op

jaarbasis Elektriciteit Aardgas

In de tariefmethodologie 2017-2020

Tegen 2020 (2019-2020) 17.000.000 EUR 8.500.000 EUR In de tariefmethodologie 2021-2024

Bijkomend tegen 2024 (2021-2024) 56.000.000 EUR 27.500.000 EUR Waarvan:

¼ in 2021 14.000.000 EUR 6.875.000 EUR

¾ over 2022-2024 42.000.000 EUR 20.625.000 EUR Totaal door de VREG

geïdentificeerde potentiële netto

kostenbesparingen49 73.000.000 EUR 36.000.000 EUR

5.5.3.4.2 Frontier shift (x” factor)

In par. 4.1 werd toegelicht waarom een frontier shift-efficiëntieprikkel wordt ingevoerd. De netto frontier shift weerspiegelt de productiviteitsverbetering die de meest efficiënte ondernemingen realiseren door toepassing van beste praktijken (technologische vooruitgang). Elke onderneming zou minstens deze minimale efficiëntiewinst moeten kunnen realiseren.

De VREG gaf aan Oxera Consulting LLP, een expert op het gebied van efficiëntiebeoordeling van gereguleerde ondernemingen, de opdracht om de toepassing van een frontier shift stimulans in de tariefmethodologie te onderzoeken50. De consultant voerde een uitgebreid en gemotiveerd onderzoek naar de ruimte voor de productiviteitsverbeteringen bij de Vlaamse aardgas- en elektriciteitsdistributienetbeheerders in de reguleringsperiode 2021-2024. Tegelijk toetste hij de resultaten af met de mate waarin de tariefmethodologie door rekening te houden met de

historische kostentrend al met frontier shift rekening houdt, teneinde een mogelijke dubbeltelling van frontier shift te vermijden.

Het haalbare tempo van de frontier shift werd beoordeeld door het observeren van de

productiviteitsgroei over volledige conjunctuurcycli in sectoren van de Belgische economie waar er concurrentie is en die soortgelijke activiteiten uitvoeren als de distributienetbeheerders. De consultant hield rekening met selecties van alternatieve combinaties van sectoren en

conjunctuurcycli als sensitiviteitsanalyse. Vervolgens zuiverde hij de waarden van de waargenomen productiviteitsverbeteringen van de veranderingen in de inputprijzen in de sectoren, om te komen tot een netto frontier shift-waarde. Oxera concludeerde dat de

distributienetbeheerders in de volgende reguleringsperiode in staat zouden moeten zijn om een minimale netto frontier shift productiviteitsverbetering van 0,4% per jaar te realiseren (t.o.v. de CPI).

Uit zijn beoordeling van de productiviteit bij de elektriciteitsdistributienetbeheerders, waaruit bleek dat de meest efficiënte ondernemingen sinds 2015 nog in efficiëntie verbeterden, leidde hij af dat de in de tariefmethodologie gehanteerde kostentrend (x) reeds voldoende frontier shift bevat. Hij kon dezelfde productiviteitsverbeteringen echter niet waarnemen bij de

aardgasdistributienetbeheerders, zodat de consultant aanraadt om voor deze ondernemingen wel de volledige waarde van de net frontier shift toe te passen. Aldus is:

- Netto frontier shift voor elektriciteitsdistributie: 0,0%/jaar.

- Netto frontier shift voor aardgasdistributie: 0,4%/jaar.

49 Tariefmethodologie reguleringsperiode 2017-2020: Bijlage 12 bijkomende stimulans bij fusie van Eandis System Operator cvba en Infrax cvba tot Fluvius System Operator cv, par. 6.

50 The necessity and magnitude of frontier shift for the Flemish electricity and gas distribution operators over 2021–24, Oxera, jan. 2020 (vertaalde versie hier).

Met de netto frontier shift wordt onder de vorm van een x” rekening gehouden bij de eerste CPI-indexering, volgens 1+CPI-x” van het toegelaten inkomen voor 2021, nl. van huidige waarde in 2020 naar huidige waarde in 2021. Vervolgens wordt ze voor de jaren nadien bijgevoegd in de 1+CPI-x-x’-x” indexeringsformule van de toegelaten inkomsten (formule 12 op p. 50). De VREG erkent dat vanuit een mathematisch standpunt nog andere formules zouden kunnen gebruikt worden met samenvoegingen van x-waarden maar dat dit ten koste zou gaan van de stabiliteit en de transparantie in de tariefmethodologie.

5.5.3.4.3 Kwaliteitsprikkel volgens prestaties 2017-2019 (qi factor)

De tariefmethodologie 2017-2020 bevatte een kwaliteitsprikkel voor de distributienetbeheerders.

Dit betekent dat ze financieel werden gestimuleerd tot het aanbieden van een kwalitatieve dienstverlening aan de distributienetgebruikers. Eigen aan dergelijke stimulans is dat de beloning of bestraffing van de distributienetbeheerder pas kan plaatsvinden op basis van geleverde prestaties. De kwaliteitsprikkel is bovendien pas transparant voor een distributienetbeheerder wanneer hij reeds vooraf weet welke prestaties zullen beoordeeld worden en op welke wijze ze een financiële impact kunnen hebben. De tariefmethodologie 2017-2020 gaf aldus duidelijk aan welke kwaliteitsprestaties in die reguleringsperiode gingen opgevolgd worden en hoe zij een invloed gingen hebben op de toegelaten inkomsten in de daaropvolgende reguleringsperiode.

De distributienetbeheerders rapporteerden inmiddels aan de VREG over hun kwaliteitsprestaties in de periode 2017-2019. Dit maakt het voor de VREG mogelijk om op basis daarvan en volgens de bepalingen in de tariefmethodologie 2017-2020 het financiële effect van de kwaliteit van

dienstverlening te bepalen op de toegelaten inkomsten voor endogene kosten (basisgedeelte). Dit gebeurt door middel van een qi-factor zoals die in de tariefmethodologie 2017-2020 werd

geïntroduceerd, als een factor die de inkomsten van de distributienetbeheerders onderling op zero-sum-wijze herschikt.

De qi-factoren per distributienetbeheerder en per activiteit volgens hun prestaties in 2017-2019 en volgens het berekeningsmodel in de tariefmethodologie 2017-2020 (de bijlage 9C), zullen worden vermeld in de tariefbeslissingen van de VREG over hun toegelaten inkomens voor het jaar 2021.