• No results found

Zo! heeft Chrisje mynen Brief vervolgt? Heel goed; ik zal de pen weder opneemen,

terwyl zy op het verzoek van haar Mignion, Jetje, naar den Kindertuin wandelt, om

te zien hoe hy nu in order ligt.... Daar zweeft zy met het kind aan haare hand een

laan op. Welk een keurig schildery! Hoe fraai, hoe zonnig is alles gedaagt! In

schitterend wit huisgewaad, losjes gekapt, zonder hoed of pelise, treedt zy door de

jonge boomen.... Zy spreekt met het kind.... Zy beantwoordt de liefkoozingen van

hetzelve, met die zagte inneemendheid, die zy zo volmaakt wel bezit.

Ik las daar het geen zy geschreeven heeft eens over. Ik zal haare zedigheid den

aangenaamen dienst doen, van haare goede hoedanigheden aan u te melden. Chrisje

heeft de verdienste van zich zelf verbéterd te hebben. Toen Mevrouw

der ons by elkander bragt, was Chrisje, zo als zy nog is, oprecht, bestendig, en

gevoelig. Wat kon er van zo een karakter niet komen; hoe volmaakt konde het worden!

Ik wist, dat aan eene Chrisje Helder alles vrystaat. Schoonheid, jeugd en rykdom,

hebben vleijers, wier belang het is, dat zy vleijen. Men vindt zotten en doortrapten,

die bekoord worden, of zo schynen, door verregaande ongelykheid aan zich zelf.

Heeft de schoone caprices? zy noemen haar betoverend leevendig, altoos nieuw,

nooit verveelend eenzelvig. Is zy sujet aan luimen? dan denkt zy. Is zy trotsch? zy

kan, en behoeft ook, geene laagheden te doen. Is zy Kerks? zy is eene Heilige. Is zy

geheel onbereekend voor het ernstige? zy is eene Philosofe, die men te Parys zoude

adoreeren, enz. Dit wist ik: niet zo zeer by ondervinding; op my viel nooit veel

aandagt; niemand vond het van zyn belang my te vleijen; ik was noch schoon, noch

ryk; maar dit wist ik door myne zeer verstandige Moeder, die in eene groote stad

was opgevoed, en dat wel door lieden, die van hunne ruime inkomsten een vry groot

gebruik maakten. Dit zeker stelt haar nog te meerder in staat, om op een afgeleegen

Dorp haare Kinderen eene beschaafde zo wel als deugdzaame opvoeding te geeven.

Hoe achtingwaardig is nu onze Vriendin! Haar van natuur groot verstand is reeds

gevormd; zy heeft veele, nutte en nette begrippen van zaaken en persoonen. Nu ziet

zy overal den mensch, en beschouwt hem afgescheiden van alles, 't welk toevallig

is. Zy heeft eenen kundigen eerbied voor God. Haar onbeschryflyk gevoelig hart

maakt haar in haaren kring, door stille weldaadigheden, tot eenen zegenenden Engel.

Zy heeft zekere onbuigzaamheid, zekere vastheid, die daaglyks al meer de waare

richting ontfangt; en die eens in eene edele standvastigheid kan verhoogd worden.

Haar vernuft is fyn, wat spotagtig; zy spot echter goedaartig, en alleen met de zotheden

van haaren evenmensch: trouwens, met haar eigene. Zy is een voorbeeld van

kinderlyke liefde. Zy heeft niets beuzelagtigs, in wat opzichte ook.

Zie daar, zo is byna het karakter onzer Vriendin. Oordeel, of zy onze vriendschap

eere aandoet. Stel een onbepaald vertrouwen in haar. Zy is geheel verheeven boven

de modieuse kunst om met woorden te speelen. Hoe gelukkig zal de Heer Renting

met zo eene Vrouw zyn! Hy ziet haar met onze oogen; eindlyk zal hy, immers dit

hoop ik, zo wel haare liefde als haare vriendschap verkrygen. Renting....

Chrisje ten vervolge.

Alweer over Rentng! Laat my maar met hem begaan. Het is, of alle myne goede

Vrienden zich verbonden hebben, om my niet dan over Renting te onderhouden. Ik

acht hem zeer hoog; dit is billyk, maar, nu wy toch over zulke onderwerpen praaten,

waarom moet onze lieve Willem zo geheel vergeeten worden? Schryf het toe waar

aan gy wilt, ik moet u eenmaal vraagen: waarom, Mevrouw Everards, noemt gy nooit

den naam van hem, die altoos uw Vriend was, in wien gy altoos zo veel belang naamt?

Is dit wel zo als het behoort? Blyft de Heer Renting niet de zelfde eerlyke Man, al

komt Willem zo eens in ons gesprek? Verliest hy daar door? Dit had ik den moed

niet, om u mondeling te vraagen. [Coosje, die over myn schouder ziet, vraagt hier.]

‘En waarom niet?’ - Om dat gy, lieve vraagster, my mooglyk van eene overdreevene

gehechtheid aan oude Vrienden, die niet meer behagen moeten, zoud verdenken.

-‘Zyt gy nu wel oprecht, Chrisje; was dit de eenige, was het zelf wel de grootste

reden?’ [Ik bloosde en zag haar schroomvallig aan.] ‘Deeze belydenis is te schoon,

om niet’ - Ik versta u ten vollen, Coosje. - ‘En ik u ook,

Chrisje.’ - Ten overvloede zal ik u eenige regels opzeggen. De toepassing laat ik aan

u, en aan onze lieve Everards, mids dat gy er geene gevolgen uit afleid, die ik niet

toesta, om dat zy by my niet gezien worden.

La sympathie.

Qui peut faire naître dans moi Ces sentimens, inconnus à moi-même? Je sais fort bien que je vous aime,

Mais je ne puis dire pourquoi.

Je ne vous connois point, je ne connois point l'autre; j'Entre en vos interêts dés le premier instant: Peut-être son mérite égale bien le vôtre;

Mais il ne me touche pas tant. Je vous ai vu, j'ai pris parti; Cela se fait sans que l'on delibere, -Sans même qu'on pense le faire:

j' Ai vu l' autre & n'ai rien senti. C'est l' inégalité qui fait la préference;

Sans qu'il vous cede en rien, vous êtes son vainqueur: Je ne vois entre vous aucune difference;

Mais je le sens bien dans mon coeur.

Coosje ten vervolge.

Over den inhoud van dit Vaersje ook, zonder eene al te ernstige toepassing, zal ik

met Chrisje eens moeten spreeken. Een Gouverno voor u, myne lieve Mevrouw

Everards. Gy zult deeze regelen immers niet aan uwen lieven Man, in 't byzyn van

zekeren Heer Constantyn Helder, voorleezen?

Vaarwel! Omhels onze lieve Mama met uwe gevoeligheid voor uwe Chrisje Helder,