In een bungalow onder ruisende palmen, zee naast de deur, het ministerie. Korte
gesprekken met alle aanwezigen: Alfredo en zijn baas Horacio, chef protocol, en
het hoofd internationale samenwerking. Daarna de minister zelf: een slanke vrouw
in een lichtblauw gewaad, zakelijk en ernstig. Willem liet mij de rest van het
stadje zien. Het gewezen goeverneurspaleis waarin nu de president zetelde: een
rosekleurige suikertaart. Russische en Chinese ambassades. Een kazerne vol
Cubanen. Een ziekenhuis met Oostduitse artsen. De markt met vis en groenten.
Even het hoofd om de deur in twee huizen van landgenoten die niet thuis waren,
maar op hun projectterrein. Willem at bij mij in de Posada waar de mist alweer
omheen geslagen was toen we bovenkwamen. Soep, rijst en vis in palmolie.
PALMOLIE
. Later reed Willem mij nog langs overwoekerde, verdroogde rijstvelden.
Eertijds een project van de Noord-Koreanen (Sao Tomé onderhield dan ook werkelijk
metiedereen die meetelde, vriendschappelijke betrekkingen, zei Willem met een
knipoog). Maar ze hadden hier nooit rijst verbouwd, vraten het ook sporadisch, dus
was het project een flop geworden. Op dit kleine eiland hadden vele buitenlandse
ontwikkelaars hun onanistische lusten botgevierd, aldus Willem. Ik ben er zelf ook
een, voegde hij er met een grijns aan toe, stopte de auto, plantte een kwartiertje op
zijn gemak uienzaad langs de kant van de weg. Dat deed hij al twee jaar: overal
allerlei zaad in de grond waar dat op het oog geschikt leek. Zijn sporen waren nu
dan ook overal op het eiland te vinden.
zaterdag 13 september
Vroeg op stap met Willem. De twee Nederlandse projecten bezocht en 's middags
naar de zuidpunt van het eiland. Haarspeldbochten in de weg, kleine, ongerepte
baaien, rotspartijen voor de kust waartegen golven zich schitterend kapotbeukten.
Mooie namen van de dorpjes waar we doorheen reden: Santana, Agua Izé.
's Avonds, na nog een glas bier bij landgenoot Klaas die aan de havenpromenade
woonde, door Willem naar mijn bergtop teruggebracht. Het regende hard daarboven
en het licht was weer uitgevallen. Donna Maria had de auto horen aankomen en
stond te wachten met kaarsen. Ik stommelde met een flakkerend vlammetje de trap
op, vergiste mij twee keer in de deur, vond mijn kamer, stak twee kaarsen aan, ging
de badkamer in, kleedde mij uit en deed de douche aan. Vanuit de badkamer kon
ik het halfdonkere vertrek, weerkaatst in de grote spiegel van de linnenkast, bijna
helemaal overzien. De brede zwarte meubels, het bed, mijn koffer op een bank, nog
een kast met spiegel. De spiegels op de twee
kasten gaven elkaar hun beelden terug, leek het. Toen voelde ik dat ik niet alleen
was. Ik wasniet alleen - zoiets voel je. Douche uit. Stokstijf blijven staan, handdoek
tegen borst, koude druppels op de rug. Een lang ogenblik. Daar ademde iemand in
de kamer. Ik wist zeker dat ik iemand niet ver weg hoorde ademen. Nooit hoor je
iemand anders ademen, maar nu -. De spiegels wierpen slechts nevelachtige beelden
en schaduwen af, maar dat kwam omdat ik mijn bril niet op had. Zonder geluid te
maken nam ik mijn bril van de wastafel, maar nog zag ik niet scherp want de glazen
waren door warm vocht beslagen.
Ik moest wachten, trillend van kou en ongeduld, tot de nevel optrok. Ik keek in de
spiegel die weergaf wat de tweede spiegel weerkaatste. In de kamer zat iemand,
met zijn rug naar mij toe. Er zat iemand. Donkerharig achterhoofd boven witrood
gestreept boord, armen roerloos op de stoelleuningen, hoofd licht voorovergebogen.
Hij en ik hielden nu onze adem in. Het was onnatuurlijk stil want zelfs de regen
hoorde ik niet. Hij en ik deden of we er niet waren, al die minuten. Hij moest toch
voelen dat ik drie meter achter hem stond en hem zag! Het was zo verdomd
krankzinnig en belachelijk! Waarom durfde ik hem niet aan te spreken, waarom liet
ik mij verneuken door Willem of Klaas, stiekem binnengekomen terwijl ik onder de
douche stond - en als het een onbekende was, waarom donderde ik die er dan niet
nu uit? Het moest Willem zijn, wie anders! Of was het een toevallig, waanzinnig,
onmogelijk natuurverschijnsel dat ik hier voorgetoverd kreeg? Een onverklaarbaar
spel van spiegels? Alle wetten van de logica werden hier op die lullige koffieberg
aan het eind van de wereld gebroken! Ik durfde werkelijk de kamer niet in te lopen.
Ik wist dat er iets verschrikkelijks zou gebeuren als ik die kamer in liep. Opeens
kwam het er toch schor en angstig uit: ‘Que queres? What do you want?’
Langzaam tilde hij zijn hoofd op. Hij keek mij aan in de spiegels en glimlachte. Ik
was het zelf.
...en hoe lang stond ik daar, met gesloten ogen, nog steeds naakt, tegen de
badkamerdeur geleund. Hoe lang duurde het voordat ik durfde te kijken of hij er nog
zat. Wat zag ik voorbij trekken aan hallucinerende beelden? Kreeg men nachtmerries
bij vol bewustzijn? Was dit niet het verschijnsel dat Maupassant beschreven had in
Lui en andere verhalen? Autoscopie, jezelf zien. De beschrijvers
van zijn ziektegeschiedenis noemden het later een symptoom van vergevorderde
In document
De Tweede Ronde. Jaargang 4 · dbnl
(pagina 33-36)