genoemde Jagtman, terwijl vanaf het moment dat deze in Duitse gevangenschap
verdwijnt (20 juli 1940), dat is te beginnen met het derde contact (p. 30 van de roman),
Osewoudts
psychologische creatie ‘Dorbeck’ diens plaats inneemt. De beide varianten verstoren
deze constructie: de derde ontmoeting vindt plaats ca. 8 juli, dat is lang voor Jagtman
van het toneel verdwijnt. Overigens kan men de variant nr. 4 hieronder ook tegen
Betlem uitspelen: het is niet Osewoudts zieke geest die hier een mededeling fantaseert,
maar een ‘objectieve’ mededeling van de verteller. Vergelijk ook mijn commentaar
bij nr. 13 hieronder.
2. p. 45, r. 10: derde oorlogsdag - eerste oorlogsdag.
Het gaat over de eerste ontmoeting tussen Osewoudt en Dorbeck, en die vond
blijkens p. 23-24; p. 329, r. 4; p. 375, r. 10 plaats op 10 mei 1940.
3. (1962) p. 52, r. 10 v.o.: Drie jaar - Vier jaar.
Tussen deze p. 52 (2 juli 1944) en het laatste contact met Dorbeck (p. 42, 23 juli
1940) liggen vier jaar (vergelijk p. 135, r. 6; p. 379, r. 17).
4. p. 71, r. 21: toegevoegd: De man heet De Vos Clootwijk. Hij is ingenieur bij
de Spoorwegen. Ik moet hem overhalen ons inlichtingen te verstrekken over Duitse
troepenverplaatsingen.
In de roman worden de handelingen van Osewoudt nauwkeurig beschreven en
verantwoord. Alles wat hij doet vloeit voort uit Dorbecks opdrachten. De lezer krijgt
niet de indruk dat Osewoudts verbeelding hem tot daden aanzet. Nu komen er enkele
plaatsen voor waar de hoofdfiguur handelingen verricht die door de verteller niet
verantwoord zijn:
a. p. 138: Osewoudt gaat plotseling in Utrecht naar Ir. De Vos Clootwijk, in de
mening dat de Engelse agente Elly daar geweest is. In de derde druk heeft Elly alleen
gezegd dat ze ‘iemand in Utrecht’ (p. 71, r. 2 v.o.) moet spreken. De toevoeging op
deze p. 71 in de tiende druk geeft Osewoudt meer gegevens. Bovendien deelt Dorbeck
hem in de tiende druk, p. 135, r. 9 v.o. (zie hieronder nr. 8), mee dat deze ingenieur
Elly heeft verraden, waardoor Osewoudts bezoek aan hem verklaard wordt (vergelijk
wat hij op p. 318, r. 17-20 zegt: ‘Toen Elly Berkelbach Sprenkel gearresteerd was,
omdat die meneer De Vos Clootwijk haar had aangegeven, ben ik naar die man
toegegaan’, etc.; dit gegeven - en ook p. 317, r. 5-7 v.o. - zou anders in de lucht
komen te hangen). Bovendien wordt door Dorbecks woorden een
duide-lijke lijn tussen Elly en Dorbeck gelegd. Osewoudts bezoek aan de ingenieur is nu
verantwoord, dat wil zeggen: past binnen de structuur van de roman.
b. Op p. 96 begeeft Osewoudt zich naar het huis van Labare, waarover de lezer
niet ingelicht is. Maar op p. 87, r. 14-16 wordt een toespeling gemaakt: ‘Wij kunnen
wel iemand gebruiken die kan fotograferen. Als je daaraan mee wil doen, kan ik ook
wel ergens onderdak voor je vinden’. De lezer concludeert dat men later Osewoudt
naar Labare verwezen heeft, waar hij films krijgt te ontwikkelen. Evenzo mag men
concluderen dat Ebernuss Osewoudt het adres in Amsterdam (p. 255, r. 1 en r. 3 v.o.)
tevoren opgegeven heeft.
c. Op p. 114, r. 3 draagt Osewoudt plotseling een bril. Maar de herkomst hiervan
is op p. 78, r. 6-7 v.o. aangeduid.
d. Zie hieronder nr. 7.
e. Op p. 172, r. 9 v.o. blijkt plotseling dat Osewoudt en Marianne een afspraak
hadden op het Muntplein te Amsterdam. De lezer is hierover niet ingelicht. Dit is
een van de plaatsen in de roman waar een gegeven uit de lucht komt vallen (vergelijk
p. 190 midden, waar Osewoudt een nog niet eerder genoemde achternaam blijkt te
kennen). In deze gevallen echter kan men zeggen dat de verteller impliciet verwijst
naar niet door hem verhaalde zaken. In het hier aangehaalde geval kan men stellen
dat het niet nodig was een afspraakje zonder belang (ze gaan naar de film) van tevoren
aan te kondigen.
5. p. 75, r. 9: zaterdagmiddag - volgende week zaterdagmiddag.
Deze variant hangt samen met die op p. 103, r. 1 (zie hieronder nr. 6). Als men de
tijdsaanduidingen tussen p. 48 (29 juni 1944) en p. 103 naloopt komt men voor p.
75 op dinsdag 4 juli, en kan men op p. 103 op vrijdag 7 juli uitkomen. De
gebeurtenissen spelen zich dan in dezelfde week af. Dat zou betekenen dat de
dateringen op p. 75 en 103 zoals die in de derde druk gegeven worden geen correctie
behoeven. Osewoudts mededeling op p. 92, r. 13-14 v.o. (het is dan donderdag 6
juli) tegenover Marianne: ‘Binnen een week kom ik bij je terug, misschien al
overmorgen’ lijkt dan wel vreemd, want hij komt op p. 104, dat
is vrijdag 7 juli; maar, kan men zeggen, dat kon hij niet voorzien. Men kán op p. 96
zeven dagen invoegen, maar dat maakt de mededeling op p. 87, r. 16-17: ‘Vannacht
mag je hier blijven, desnoods morgennacht nog [...]’ problematisch: waar is Osewoudt
die zeven dagen dan geweest? Bovendien: op p. 105, r. 3 v.o. wordt over
‘maandagavond’ gesproken, waar, als men de gewijzigde dateringen in de tiende
druk volgt, ‘vorige week maandagavond’ had moeten staan. In overeenstemming
met de wijziging op deze p. 75 is de tijdsaanduiding op p. 103, r. 1 veranderd (zie
hieronder nr. 6), maar niet de soortgelijke aanduiding op p. 331, r. 6 (‘een paar dagen
later’). De enige steun voor de genoemde varianten in de tiende druk is de mededeling
op p. 141, r. 5 (in de derde druk is het dan zaterdag 8 juli, in de tiende druk zaterdag
15 juli), waar De Vos Clootwijk Osewoudt zegt dat Elly ‘Vorige week woensdag’
bij hem is geweest. Het zou mijns inziens juister zijn om op deze plaats de woorden
‘Vorige week’ te laten vervallen en op p. 75 en 103 de lezingen van de derde druk
te handhaven.
Men komt in beide gevallen in moeilijkheden op p. 113, r. 8-9, waar gezegd wordt
dat de landing in Normandië twee weken tevoren plaatsgevonden heeft: het is op p.
113 in de derde druk 7 juli, in de tiende druk 14 juli; de landing werd uitgevoerd op
6 juni. Onjuist is ook de mededeling op p. 114, r. 3-4, dat de bomen al bijna geel
worden; het is namelijk 8 respectievelijk 15 juli.
6. p. 103, r. 1: die laatste dagen - die laatste tijd; maandagmiddag - vorige week
maandag.
In document
Frans A. Janssen, Bedriegers en bedrogenen. Opstellen over het werk van Willem Frederik Hermans · dbnl
(pagina 64-67)