• No results found

De eerste conditie is impliciet al genoemd: het gaat om het inte- greren van hernieuwbare energieopwekking in het fysieke landschap. Om te beginnen willen we de ruimte zo efficiënt mogelijk benutten. Liefst gebruiken we dezelfde m2 voor meer dan één functie. Dan gaat

het bijvoorbeeld om zonne-energie op daken en biomassa als residu van de voedselvoorziening en uit het natuuronderhoud. Tevens kun- nen we min of meer onbenutte ruimte gaan gebruiken zoals de ber- men van snelwegen of braakliggende bedrijventerreinen. Tenslotte is ook het aan elkaar koppelen van functies zinvol. Restwarmte is daarvan een prima voorbeeld. zeker in een gasloos tijdperk wordt warmte een flinke uitdaging. momenteel gaat er voor tientallen pj aan warmte de lucht en het water in, vooral uit elektriciteitscentrales, datacenters en de industrie. Die warmte is bruikbaar om woningen en kantoren van te verwarmen. Daartoe is afstand belangrijk, omdat warmte lastig over grote afstanden te verplaatsen is. Delfzijl denkt na over een warmtenet op basis van de restwarmte van de industrie, Groningen om het uit een datacenter te halen, terwijl bijvoorbeeld friesland campina in Leeuwarden al jaren warmte levert. het zijn voorbeelden die afhangen van aan elkaar gekoppelde functies: van fabriek naar kantoor of van datacenter naar woning.

Ten tweede moet het er een beetje uitzien. Daar hebben experts als landschapsarchitecten, stedelijk ontwerpers en het bouwheerschap in elk geval alvast een idee bij. wat mooi, lelijk of acceptabel is gaat echter verder dan de mening van een expert. ze is subjectief en door haar enorme impact is een discussie over de inpassing van duur- zame energie ook een maatschappelijke discussie. het landschap, het dorp of de wijk is van ons allemaal. het energieneutraal maken van dorpen of wijken kan niet zonder de input van experts en niet elke burger kan de ruimtelijke impact van voorgestelde maatregelen

gemakkelijk overzien. De kennis en expertise van technici en ont- werpers is dus cruciaal. In plaats van die kennis leidend te laten zijn kan ze ook ondersteunend zijn aan een proces waarin ook de bur- ger actief meedoet. we noemen dat wel co-creatie: samen met de burger kunnen experts voorstellen maken van hoe een straat of wijk wordt gerenoveerd, waar de zonnepanelen komen en hoe en of wind- molens beter op de ene of de andere plek passen. Dat kost organi- satie en tijd en geld en vraagt iets van overheden, o.a. in het stellen van voorwaarden aan initiatiefnemers en projectontwikkelaars. het is echter een investering in het voorkomen van weerstand en creëren van draagvlak. Dat kan weleens flink renderen.

maar met goed bedoelde overleggen zijn we er vermoedelijk niet. Een belangrijke vraag is ook de eerlijke verdeling van voor- en nadelen. Dit is door het protest rondom windparken en zonneweides wel dui- delijk geworden. vaak wordt gesproken over het Not In My Back Yard fenomeen, simpelweg samengevat als ‘allemaal leuk die duurzame energie, maar niet bij mij in de achtertuin.’ In de praktijk is weerstand veel lastiger te doorgronden. De roep van een groep fanatieke en mondige tegenstanders bereikt vaak de media en de politiek. het is minder duidelijk of die groep ook een meerderheid van de gemeen- schap vertegenwoordigt en of ze wellicht zelfs anderen het zwijgen oplegt door haar harde opstelling. bovendien is ook tegenstand niet eenduidig. Gaat het om de landschappelijke impact of ook om onrecht en erkenning. waarom hebben wij hier de nadelen en een investeerder van ver weg de voordelen? waarom word ik pas betrok- ken als het besluit al nagenoeg genomen is? Dat zijn legitieme vragen. Naast transparantie in het proces is een betere verdeling van voor- en nadelen een mogelijk antwoord. Niet de investeerder van ver of de grondeigenaar neemt alle voordelen, maar die landen ook bij omwo- nenden. Dat kan gaan om een lagere energierekening, meedelen in

58

de winsten, herinvesteren van winsten in een gemeenschapsfonds, etc. het hoeft niet eens te gaan om financieel gewin. het gaat erom dat mensen serieus mee mogen praten over de te maken keuzes rondom energieprojecten en dat keuzes zijn gebaseerd op een afwe- ging van nadelen én voordelen met de burger aan tafel. Dat dit niet ondenkbaar is én zelfs burgers enthousiast kan maken om wel energie- opwekking in hun omgeving te willen, laat de praktijk ook zien. Ame- land heeft haar eigen zonneweide, pingjum en Reduzum hebben dorpsmolens en ’t zand legt haar eigen zonneweide net aan. het is een kans voor ondernemers om wat (bij) te verdienen, voor overhe- den en burgers om financiën te genereren en om te investeren in de gemeenschap. zeker nu in Noord-Nederland de meeste gemeen- tes nauwelijks nog geld kunnen verdienen aan grondexploitatie, kan energie weleens cruciaal te zijn om op lange termijn voldoende gemeenschapsgeld te genereren. kortom: we zien dat ruimtelijke inpassing van energie schuift van een probleem naar een kans. we hebben het dan impliciet al over integratie van duurzame energie in het sociaal-economische landschap, een volgende conditie.

Condities om over na te denken; integratie