• No results found

In dit onderzoek staat de vraag welke mobiliteitsmanagementstrategie in Oss toepasbaar is centraal. Er is zowel aandacht besteed aan organisatorische als inhoudelijke aspecten. Op basis daarvan is een strategie geformuleerd. Deze geeft een richting aan de te ondernemen stappen met betrekking tot mobiliteitsmanagement. In deze paragraaf zijn de onderzoeksvragen uit paragraaf 1.3 beknopt beantwoord.

Op welke wijze is een strategie op te zetten?

Theorieën gericht op strategische planning zijn toepasbaar bij de ontwikkeling van een strategie gericht op mobiliteitsmanagement. Deze vorm van planning kenmerkt zich niet doordat gepoogd wordt een toekomst vast te leggen, maar door een open benadering van de toekomst waarbij wordt aangegeven hoe op de toekomst is in te spelen. Interactie met andere actoren speelt daarbij een rol. De focus ligt daarbij op de hoofdlijnen. Door deze benadering is een goede interactie tussen verschillende belanghebbenden mogelijk en nodig. Dat past in een situatie waarin één partij niet in staat is om plannen uit te voeren maar interactie nodig is. Het einddoel wordt daarbij tijdens het proces bepaald. Zodoende is een strategie op te zetten in de vorm van een procesopzet, waarbij is aangegeven welke stappen doorlopen worden, maar waarin geen inhoudelijk einddoel is vastgelegd.

Welke factoren beïnvloeden verplaatsingsgedrag?

Theorieën over verplaatsingsgedrag geven inzicht in het ontstaan daarvan en bieden aanknopingspunten voor het beïnvloeden van dat gedrag. Verschillende benaderingen verklaren deelaspecten van verplaatsingsgedrag. In het algemeen is verplaatsingsgedrag geen doel op zich, maar een middel om bepaalde activiteiten uit te kunnen voeren. Zodoende maken mensen een afweging tussen de baat die een bepaalde activiteit oplevert en de weerstand die een verplaatsing maakt. Die weerstand wordt beïnvloed door de componenten tijd, geld en moeite. Locatie- en activiteitgerelateerde kenmerken beïnvloeden die componenten weer. Denk bijvoorbeeld aan de verkeersafwikkeling in een gebied (bijvoorbeeld de stad Oss) of het aanbod van openbaar vervoer. Dus wordt

verplaatsingsgedrag beïnvloed door een veelvoud aan factoren, welke uiteindelijk invloed hebben op de componenten tijd, geld en/of moeite.

Welke mogelijkheden biedt het concept mobiliteitsmanagement? Mobiliteitsmanagement richt zich op het bereiken van een duurzamer

verplaatsingsgedrag. Daarvoor is een veelvoud aan maatregelen mogelijk. Het kan zowel gaan over maatregelen gericht op de mens (gedragsbeïnvloeding), het aanbod van vervoerdiensten of infrastructuur (fysieke maatregelen).

80 Een onderverdeling in maatregelen is te maken gericht op fietsgebruik, het openbaar vervoer, multimodaal vervoer, carpoolen en regelingen vanuit werkgevers. De mate waarin bepaalde maatregelen effectief zijn hangt af van lokale omstandigheden, zoals de ruimtelijke structuur en de bereikbaarheid met verschillende vervoerwijzen.

Wat is de situatie in Oss en welke kansen biedt dit voor mobiliteitsmanagement?

In Oss is een goede infrastructuur voor auto en fiets. Ook is er slechts in beperkte mate filevorming op het wegennet, waardoor de auto relatief snel is. In de nabije toekomst zet de gemeente Oss in op verbetering van de infrastructuur voor fiets en auto.

Uit de verschillende data blijkt dat grofweg de helft van de woon-werkverplaatsingen uit korte afstanden bestaat (<7,5 kilometer). Dat betekent dat er kansen zijn voor de fiets. De huidige verdeling over vervoerwijzen maakt duidelijk dat er ruimte is om dat aandeel te verhogen. De overige vormen van mobiliteitsmanagement bieden in specifieke

situaties of op bepaalde locaties kansen, bijvoorbeeld in de stationsomgeving of in het centrum van Oss. De gemeente Oss heeft geen financiële middelen specifiek voor mobiliteitsmanagement gereserveerd. Zodoende zijn maatregelen die een financiële inspanning van de gemeente vergen in ieder geval op kortere termijn niet haalbaar. Welke leerpunten biedt de toepassing van mobiliteitsmanagement in andere situaties? Afstemming van mobiliteitsmanagement op een specifieke situatie is nodig. Een toepassing die elders succesvol is, hoeft dat in de situatie in Oss niet te zijn. Wel is de methodiek van probleemanalyse (waarom reizen mensen niet met duurzame

modaliteiten), gedragsinterventie (prikkel om gedrag te wijzigen) en evaluatie (voor, tijdens en na interventie) toepasbaar. Bovendien zijn uitgevoerde projecten die in vergelijkbare situaties zijn toegepast inspirerend voor Oss en bevatten deze praktische leerpunten. Zo biedt het al dan niet financieel belonen van fietsgebruik in Oss potentie. Omdat iedere situatie specifieke kenmerken heeft, is een toepassing niet zomaar over te nemen. Het specifiek onderzoeken en evalueren van iedere situatie is daarmee het belangrijkste leerpunt.

In aanvulling daarop zijn in veel situaties financieringsmogelijkheden van overheden benut. Te denken is aan de mobiliteitsvoucher of andere financieringsvormen door (regionale) overheden. Het benutten van die mogelijkheden kan, zeker in een situatie waarin financiële middelen beperkt zijn, kansen bieden.

Welke visie hebben werkgevers op de toepassing van mobiliteitsmanagement? Mobiliteitsmanagement heeft voor werkgevers geen prioriteit. Naast het stellen van andere prioriteiten komt dat door het ontbreken van bereikbaarheid als directe

aanleiding. Wel ervaren enkele werkgevers kleine parkeerproblemen, wanneer die zich voordoen zou mobiliteitsmanagement oplossingen kunnen bieden. Bovendien hebben verschillende ondernemers duurzaamheidsdoelstellingen, waarbij mobiliteitsmanagement aan zou kunnen sluiten. Fietsgebruik stimuleren is volgens werkgevers de meest

kansrijke maatregel.

Welke mobiliteitsmanagementstrategie is toepasbaar in Oss?

Een mobiliteitsmanagemenstrategie die zich richt op een geleidelijke start met mobiliteitsmanagement in Oss biedt kansen. Daarbij bieden verschillende soorten

81 de kansen voor de modaliteit fiets het hoogst. Door kleine proeven te houden met

mobiliteitsmanagement kan de strategie zich verder ontwikkelen, gebaseerd op de resultaten van deze proeven. De strategie ontwikkelt zich verder op basis van ‘trial and error’. Binnen de strategie staat interactie met andere actoren (werkgevers) centraal. De gemeente bepaalt dus niet wat er gebeurt, verschillende actoren bepalen dat samen. Wel vervult de gemeente daarin een belangrijke regierol.