• No results found

Conclusies

In document Leren door experimenteren (pagina 61-63)

De conclusies die op basis van dit onderzoek kunnen worden getrokken zullen worden gepresenteerd aan de hand van de in de inleiding geformuleerde onderzoeksvragen. Om de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden is een aantal stappen gezet, welke zijn geformuleerd in vier deelvragen. Deze deelvragen zullen worden beantwoord alvorens een antwoord te

formuleren op de centrale onderzoeksvraag. 6.1.1 Beantwoording deelvragen

Welke taken heeft Zorginstituut Nederland in de Nederlandse gezondheidszorg en welke te realiseren maatschappelijke effecten volgen hieruit? De rol van het Zorginstituut in de

Nederlandse gezondheidszorg is onderzocht en de te realiseren maatschappelijke effecten die hieruit volgen zijn geconstateerd. De drie hoofdtaken van het Zorginstituut zijn op het gebied van pakketbeheer, kwaliteitsbevordering en zorgberoepen en –opleidingen. De laatste hiervan staat nog in de kinderschoenen en is niet meegenomen in dit onderzoek. De missie die het Zorginstituut zich hierbij stelt is "Van goede zorg verzekerd". Om deze missie te realiseren zet het Zorginstituut verschillende instrumenten in. Ze beoogt hiermee enerzijds een gepast verzekerd basispakket – niet meer dan nodig en niet minder dan noodzakelijk – en anderzijds goede zorg waarvan de kwaliteit voldoende wordt geborgd. Het Zorginstituut heeft hiermee een breed en complex takenpakket, dat het hele zorgstelsel omvat. Het Zorginstituut is op zoek naar een manier om de maatschappelijke effecten die zij met dit takenpakket teweeg brengt structureel te monitoren en de mate waarin zij haar missie weet te realiseren, oftewel haar maatschappelijke effectiviteit, zo mogelijk te vergroten.

Wat leert de bestuurswetenschappelijke literatuur ons over maatschappelijke effectiviteit en prestatiemeting? De bestuurswetenschappelijke literatuur biedt handvatten wat betreft het begrip maatschappelijke effectiviteit en de mogelijkheden van prestatiemeting. Deze zijn naar vier stappen uitgesplitst. Om te beginnen zijn er de mogelijke opbrengsten van de monitoring van en de verantwoording over de maatschappelijke effectiviteit. Deze kunnen vanuit

democratisch, rechtsstatelijk, cybernetisch en bestuurlijk worden bezien. Om te weten waar de maatschappelijke effecten van het Zorginstituut zich voordoen en kunnen worden gemonitord, moet eerst worden achterhaald wie die maatschappelijke effecten ervaren. Hierin zijn

verschillende, zowel directe als indirecte, effectdomeinen te onderscheiden. Daarnaast moet men om te kunnen monitoren eerst weten wat men wil monitoren. Hierin zijn drie aspecten onderscheiden: de verschillende typen effecten die worden gesorteerd, de effectiviteit die hiermee wordt behaald en de voorwaarden waaronder dit gebeurt. In de monitoring van maatschappelijke effectiviteit kan dus in verschillende effectdomeinen informatie worden verzameld over verschillende aspecten van die maatschappelijke effectiviteit. De laatste stap is hoe het Zorginstituut de hierover verzamelde informatie kan mobiliseren. Hiertoe is de cyclus van experimentalist governance voorgesteld, die een cyclus van vier stappen beschrijft waarin op centraal niveau doelen worden gesteld, welke vervolgens op lokaal niveau worden

nagestreefd, waarover wordt gerapporteerd, zodat tenslotte periodiek kan worden bezien of de doelen en gehanteerde werkwijzen moeten worden bijgesteld. Deze werkwijze zou passen bij de complexe omgeving en het diverse takenpakket van het Zorginstituut.

Welke opvattingen bestaan binnen en buiten de organisatie over maatschappelijke effectiviteit en de monitoring daarvan? Door middel van kwalitatieve onderzoeksmethoden is achterhaald welke opvattingen zowel binnen als buiten de organisatie van het Zorginstituut bestaan over maatschappelijke effectiviteit en de monitoring ervan. Het conceptueel kader zoals dat op basis van de theorie is geformuleerd wordt herkend in de empirie. Het doel van een monitoring van de maatschappelijke effectiviteit zou met name het leren en verbeteren moeten zijn. Ook het belang van legitimiteit en het bewijzen van de toegevoegde waarde als instituut wordt erkend, maar men twijfelt of een monitoring van de maatschappelijke effectiviteit hier gezien de complexe werkomgeving van het Zorginstituut aan bij kan dragen. De maatschappelijke

effecten van het Zorginstituut zijn vaak indirect en bovendien is zij niet de enige actor die werkt aan de brede maatschappelijke doelen die worden gesteld. Dit blijkt ook uit het antwoord op de vraag wie de maatschappelijke effecten van het Zorginstituut ervaart. Maatschappelijke doelen van het Zorginstituut worden gesteld op het niveau van de burger. Dit is de uiteindelijke doelgroep van het instituut en op dit niveau wordt maatschappelijke effectiviteit gerealiseerd. Het Zorginstituut is vaak echter afhankelijk van partijen in de andere benoemde effectdomeinen om in het maatschappelijk domein resultaat te behalen. Een deliberatieve werkwijze is dan ook cruciaal voor het Zorginstituut om haar maatschappelijke doelen te realiseren. Daarnaast is ook flexibiliteit van groot belang. Voor iedere taak van het instituut zijn weer andere actoren

belangrijk, gelden er andere voorwaarden voor effect en zijn de typen effecten anders. Om het brede maatschappelijke doel dat wordt gesteld, "van goede zorg verzekerd", te realiseren moeten de variërende effecten op de verschillende taken van het instituut gericht zijn op dit doel. Dit zal de diversiteit in lokale uitvoering niet wegnemen, maar het maatschappelijk doel is uiteindelijk hetzelfde. In het theoretisch kader is experimentalist governance genoemd als een aanpak die aan zou kunnen sluiten bij de positie en werkwijze van het Zorginstituut.

Verschillende elementen van de cyclus zijn al te herkennen in de empirie, maar dit is nog gefragmenteerd. Dat men deze manier lijkt te waarderen en op sommige plekken al nastreeft, ondersteunt wel het vermoeden van de toepasbaarheid ervan op de situatie van het

Zorginstituut.

Hoe kan de monitoring van de maatschappelijke effectiviteit aansluiten bij de situatie en behoeften van Zorginstituut Nederland? De vierde deelvraag in dit onderzoek vraagt hoe de monitoring van maatschappelijke effectiviteit aan kan sluiten bij de situatie en behoeften van Zorginstituut Nederland. Gezien de resultaten van dit onderzoek lijkt een monitoring structuur die uitgaat van direct-deliberatieve polyarchie, zoals de cyclus van experimentalist governance, aan te kunnen sluiten bij de situatie en behoeften van het Zorginstituut. Het maakt van de diversiteit van de werkomgeving van het instituut een meerwaarde, het stelt in staat om te leren van concrete, lokale ervaringen en het maakt het mogelijk om flexibel te schakelen tussen verschillende omstandigheden, bij verschillende taken en met verschillende

samenwerkingspartners.

6.1.2 Beantwoording centrale onderzoeksvraag

Tot slot kan de centrale vraag in dit onderzoek worden beantwoord: onder welke condities en op welke wijze kan de monitoring van de maatschappelijke effectiviteit van Zorginstituut Nederland bijdragen aan de verantwoording over haar functioneren? De structuur voor de monitoring van de maatschappelijke effectiviteit van Zorginstituut Nederland zal aan een aantal voorwaarden moeten voldoen. Uit de onderzoeksresultaten is gebleken dat het Zorginstituut als belangrijkste doel van een dergelijke prestatiemeting de mogelijkheid tot leren en verbeteren ziet. Dit is dan ook een doel dat een succesvolle monitoring structuur moet realiseren. Daarnaast is de

werkomgeving en het takenpakket van het Zorginstituut complex gebleken. Verschillende partijen met verschillende vormen van besturing en verantwoording voelen de effecten van haar werk en zijn betrokken bij de totstandkoming ervan. Bovendien zijn de maatschappelijke

effecten van het werk divers en veranderlijk, maar vaak ook indirect en moeilijk te achterhalen. Een passende monitoring structuur moet rekening houden met deze realiteit waar het

Zorginstituut in werkzaam is. De werkwijze wat betreft de monitoring van maatschappelijke effecten blijkt ten tijde van het onderzoek nog gefragmenteerd. Het is van belang dat het Zorginstituut hier als organisatie een meer structurele en systematische invulling aan geeft. In dit onderzoek is de cyclus van experimentalist governance voorgesteld. Op basis van de

onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat deze inderdaad als passende structuur kan dienen voor de monitoring van en verantwoording over de maatschappelijke effectiviteit van Zorginstituut Nederland. Het beoogt het leerdoel dat ook binnen het instituut wordt beoogd. Het maakt het mogelijk om in een polycentrische omgeving samen te werken en naar hetzelfde maatschappelijke doel toe te werken. Het biedt bovendien de mogelijkheid om voor

verschillende taken te schakelen tussen verschillende besturings- en verantwoordings-

arrangementen. Tot slot biedt het een monitoringssysteem dat structureel en systematisch kan worden ingebed in de gehele organisatie. Deze werkwijze kan worden toegepast op alle niveaus in de organisatie en zelfs daarbuiten: van individu, tot team, tot afdeling, tot instituut.

In document Leren door experimenteren (pagina 61-63)