• No results found

70Bijna alle (80%) organisaties geven aan een structureel preventiebeleid fysieke belasting voor

6.4. Conclusies Kraamzorg

80 tillen tillen client/kinderen duwen/trekken

statische belasting alg

statische belasting kraamvrouw

dragen reiken of hoog werken

wringen staan

hurken / knielen

Oranje 2015 Rood 2015

Figuur 6.2. Radarkaart: Totaal overzicht van de blootstelling aan fysieke belasting van kraamverzorgenden getoetst aan de Praktijkrichtlijnen Fysieke Belasting.

6.4. Conclusies Kraamzorg

Hoewel er nog geen vergelijkingsmateriaal vanuit de Kraamzorg zelf beschikbaar is, kunnen we wel in vergelijking met het landelijk gemiddelde voor vrouwen in de algemene bevolking aangeven dat er sprake is van een licht verhoogde prevalentie van klachten aan het bewegingsapparaat. Dit is niet zorgwekkend, al zijn er wel enkele handelingen die in het gevarengebied komen als het gaat om de blootstelling aan fysieke belasting. Het gaat dan om het tillen van kleine kinderen en de statische belasting bij de assistentie bij de partus, de zorg voor de kraamvrouw in de eerste dagen na de bevalling en het begeleiden bij het geven van borstvoeding. Daarnaast zijn de ruimtelijke randvoorwaarden niet optimaal (bedden, ruimtes in kamers) en zou ook aan materialen zoals (slechte) stofzuigers, badjes etc. meer aandacht gegeven moeten worden omdat dit leidt tot onnodig zware belasting.

Kraamzorgorganisaties hebben hun beleid fysieke belasting redelijk tot goed op orde in vergelijking met de thuiszorg en de verpleeg- en verzorgingshuizen. Wel blijft er marge voor verbetering en daarnaast vormen de specifieke onderwerpen ‘beleid voor oudere werknemers’ en ‘beleid rond cliënten met fors overgewicht’ een aandachtspunt.

75

Hoofdstuk 7 BeleidsSpiegel:

het huidige preventiebeleid fysieke belasting in instellingen

7.1. Achtergrond en vraagstellingen

De BeleidsSpiegel is een checklist waarmee instellingen zelf hun preventiebeleid fysieke belasting in beeld kunnen brengen en kunnen 'spiegelen' aan de landelijk afgesproken standaarden. Deze standaarden of richtlijnen voor beleid zijn opgenomen in het werkpakket dat begin 2002 werd geïntroduceerd. De bijbehorende checklist is de destijds in het kader van de CAO AG verplicht gestelde BeleidsSpiegel. De BeleidsSpiegel is gebaseerd op een eerdere enquête (context analyse fysieke belasting, Knibbe et al., 2001) die werd uitgezet onder een steekproef van instellingen. We kunnen nu op belangrijke punten vergelijking maken met de situaties van 2003, 2005 en 2008 waardoor duidelijk wordt of en zo ja waar er op beleidsniveau sprake is van vooruitgang bij instellingen. Voor de ontwikkeling en verantwoording van het meetinstrument en een toelichting op de richtlijnen verwijzen we naar de eerdere onderzoeksrapporten.

Voor deze rapportage volgen we, net als in 2008, op hoofdlijnen de opbouw van de BeleidsSpiegel. Daar waar mogelijk en relevant vergelijken we met de gegevens van de nulmeting (Knibbe et al., 2001), de meting van 2002 (Knibbe et al., 2003) en de metingen van 2005 en 2008 (Knibbe et al., 2006, 2008).

7.2. Algemeen

7.2.1. Respons

Zoals in de inleiding is aangegeven is er in 2015 voor gekozen te werken met een steekproef van instellingen. Uiteindelijk hebben, na een dubbel rappel, in de loop van 2015 247 zorggroepen of instellingen gereageerd. Van 11 ingestuurde BeleidsSpiegels was helaas niet te achterhalen van welke instelling of instellingen ze afkomstig waren. De respons (53%) is daarmee voldoende tot goed te noemen en alleszins vergelijkbaar met de vorige onderzoeksrondes.

Net als in de vorige rondes zijn de verschillen tussen verpleeg- en verzorgingshuizen relatief klein. We hebben daarom vanwege de overzichtelijkheid ditmaal geen onderscheid tussen beide types instellingen gemaakt, tenzij er sprake was van een significant verschil. In dat geval is dit ook aangegeven in de tekst. Wel hebben we de resultaten van de thuiszorgorganisaties apart vermeld. De gegevens van de kraamzorg zijn in hoofdstuk 6 verwerkt en besproken. 6.2.2. Non-respons

Middels een non-responsformulier zijn de redenen om niet te reageren zo veel mogelijk achterhaald. De redenen waren vooral de klassieke factoren als fusies, ver/nieuwbouw, onderzoeksmoeheid, tijdgebrek en andere prioriteiten. Maar ook relatief veel organisaties noemden de landelijke onrust door de grote veranderingen in de zorg als reden. Dat gold dan zowel voor de werkdruk die dat met zich meebracht als ook met het gegeven dat zij in verband met die veranderingen onderzoek op dat moment niet representatief achten voor hun eigen interne beleid. Ook zijn door relatief veel instellingen verzoeken om uitstel gedaan, welke zijn gehonoreerd in overleg met A+OVVT.

76

7.3. RI & E (Risico Inventarisatie en Evaluatie)

Bij 79% van de instellingen kwam ‘fysieke belasting’ als knelpunt naar voren uit een RIE (Risico inventarisatie en evaluatie) voor zorgverlenende functies. Voor de ondersteunende diensten is dat 74%. Beide percentages zijn hoger dan in de voorgaande onderzoeksrondes. Dat geldt met name voor de ondersteunende diensten waar voorheen 59% werd gemeld. De laatste RIE is in 80% van de gevallen ‘actueel’ en gemiddeld 1,9 jaar (sd=0,97) geleden uitgevoerd en is daarmee vergelijkbaar actueel met eerdere rondes.

De thuiszorg, gevolgd door de verpleeghuizen, scoren het hoogst; ongeveer 5-10% hoger dan de verzorgingshuizen. Er is geen verschil te zien in de organisaties voor wat betreft grootte van de instelling of grootstedelijk of regionaal.

7.4. Fysieke overbelasting

Behalve via de RIE kan er ook via andere kanalen en instrumenten vastgesteld worden of er sprake is van fysieke overbelasting. Gevraagd is naar gesignaleerde fysieke overbelasting bij verschillende functies. In tabel 7.1. staan de resultaten vermeld. Deze informatie moet gezien worden als een algemene indicator en gezien het subjectieve karakter van deze vraag ook niet meer dan dat.

Ook nu blijven de grootste problemen aanwezig bij de zorgverleners. De resultaten zijn consistent met de rest van dit rapport. Het valt op dat er een toename is te zien vanaf 2008 voor de verpleeghuizen. Voor de thuiszorg zijn alleen gegevens beschikbaar uit 2004 en is sprake van een lichte daling (2004; 92%), maar de scores van de thuiszorg blijven zeer hoog en het hoogst van deze drie groepen.

Deze conclusie loopt dus synchroon met de resultaten van de enquêtes, de TilThermometer en de RisicoRadar die in de vorige hoofdstukken besproken zijn. In dat opzicht is er dus sprake van een vorm van convergerende validiteit die de kwaliteit van de onderzoeksresultaten (validiteit en betrouwbaarheid) ondersteunt. De problematiek lijkt na een verbetering in voorgaande rondes, in deze ronde weer toe te nemen.

Tabel 7.1. Percentages instellingen die aangeven dat er sprake is van fysieke overbelasting bij een aantal belangrijke functies/functiegroepen (n=247)

Verzorgingshuizen Verpleeghuizen 2015 2003 2005 2003 2005 2008 VZH VPHS TZ Zorgverleners 89 67 99 73 69 65 81 85 Ondersteunende diensten 69 44 67 55 48 58 54 56

7.5. Beleid fysieke belasting

Vrijwel alle organisaties stellen preventief beleid op het gebied van fysieke belasting te voeren. Dat geldt dan in ieder geval voor de zorg-gebonden functies, waarbij 81% aangeeft dat het ook daadwerkelijk om structureel beleid gaat. Dat is iets lager dan in 2008. Voor ondersteunende diensten geeft momenteel 56% (was 65%) aan dat het ook daadwerkelijk structureel beleid is. Ook op dit punt is een kleine verslechtering zichtbaar in vergelijking met 2008, maar nog wel

77