• No results found

CONCLUSIES INZAKE DE GEBRUIKSWAARDE VAN HET MILIEUJAARVERSLAG

verplichtingen en mogelijke overlap

INLEIDING: DE BETEKENIS VAN STROOMLIJNING VAN RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN

3.7 CONCLUSIES INZAKE DE GEBRUIKSWAARDE VAN HET MILIEUJAARVERSLAG

Voor de instanties die de internationale -, de EG- en de nationale rapportages op milieugebied verzorgen (RIVM, CBS, RIZA en SenterNovem) is het MJV een belangrijke informatiebron. Deze instanties signaleren een spanningsveld tussen enerzijds de behoefte aan (meer) beleidsinformatie126 en anderzijds het streven

naar vermindering van administratieve lastendruk.

126 Dit geldt niet alleen voor de wettelijke EG-monitoring- en rapportageverplichtingen maar ook voor

beleidsinformatie, zoals bijvoorbeeld het traject ‘Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording’, waarin het overheidsbeleid getoetst moet worden aan vooraf vastgestelde meetbare doelstellingen.

HET MILIEUJAARVERSLAG – ZES JAAR LATER

In CBS-documentatie wordt overigens vermeld dat de administratieve lastendruk vanwege de CBS-informatie de afgelopen tien jaren met 60% is afgenomen en feitelijk relatief gering is.127

Uit de milieujaarverslagen komen met het oog op de rapportages door de nationale instanties de volgende knelpunten naar voren:

ƒ Lacunes in de gegevens. Voor de emissies naar het water zijn er lacunes in het aantal stoffen. Dit is met name een probleem voor de prioritaire stoffen (onder andere huidige en toekomstige rapportageverplichtingen waterrichtlijnen). Het gaat hierbij soms om kleinere hoeveelheden, maar wel om schadelijke stoffen. De aard van de gegevens (MJV: jaarvrachten) strookt niet altijd met de behoefte aan gegevens (ook concentraties en debieten). Ook voor het komende PRTR zal het MJV lacunes bevatten (zie paragraaf 3.2.2 en 3.2.3).

ƒ De MJV-gegevens vertonen ook lacunes doordat de bedrijven waarover naar de EG gerapporteerd moet worden (zoals de IPPC-bedrijven) niet alle vallen onder de groep MJV-bedrijven. Hierdoor ontstaat frictie met de IPPC-richtlijn (art. 15 lid 3), op basis waarvan lidstaten gegevens moeten inventariseren en verstrekken over de belangrijkste bronnen daarvan, namelijk de in de IPPC- bijlage genoemde inrichtingen.128

ƒ Gebreken in de kwaliteit van de gegevens. Met name voor de emissies naar de lucht is er sprake van gebreken in de kwaliteit van de gegevens. Luchtemissies komen bijvoorbeeld niet (altijd) overeen met brandstofgebruikgegevens. Dit kan behalve met de kwaliteit van de gegevens ook samenhangen met de gehanteerde meetmethodieken. De validering door de bevoegde gezagen verhelpt deze gebreken niet altijd (zie paragraaf 3.2.4).

ƒ Gebreken bij de validering. De rapporterende nationale instanties signaleren een tekort aan menskracht of specialisme bij het beoordelende provinciaal bevoegd gezag. Uit diverse rapportages van waterbeheerders komt naar voren dat de afstemming tussen de beide beoordelende bevoegde gezagen (provincie en waterbeheerder) niet altijd duidelijk is. Bovendien zijn er onduidelijkheden met betrekking tot de beoordelingsprocedure en de beoordelingscriteria. De

validering is niet wettelijk geregeld en de status van diverse checklists en handreikingen is niet altijd duidelijk. Er is bij Wvo-bevoegde gezagen behoefte aan bindende instructies voor de uitvoering van de validering, aan meer afstemming van taken en bevoegdheden tussen het Wm- en het Wvo-bevoegd gezag (mede in verband met het elektronisch jaarverslag dat

afstemmingsproblemen lijkt te versterken), aan meer duidelijkheid met betrekking tot de sanctionering en handhaving, en aan een centraal coördinatiepunt, zo komt naar voren uit RIZA-rapportages.129

127 <www.cbs.nl/nl/organisatie/ccs/ccs.htm> (geraadpleegd 23 maart 2005).

128 Zie hierover Commissiebeschikking 2000/479/EG, PbEG L 192/36, overweging 1 en artikel 1; tevens:

Guidance Document for EPER implementation, Part I, p. 22. Voor de inrichtingen die geen gegevens aanleveren moet de nationale overheid schattingen rapporteren (Guidance Document EPER- implementation, Part II, p. 55).

129 Zie RIZA, Milieujaarverslagen beoordelen. Moeilijk of makkelijk?, RIZA rapport 2004.023, Lelystad

HET MILIEUJAARVERSLAG – ZES JAAR LATER

Het milieujaarverslag heeft naast de hier genoemde gebruikswaarden, die sterk gericht zijn op de EG-rapportages die Nederland moet aanleveren, andere gebruikswaarden, en wel in de eerste plaats voor de bevoegde gezagen. Voor hen gaat het onder meer om: preventieve handhaving, het prioriteren van werkzaamheden, het toetsen van het bedrijfsmilieuplan en het volgen van vergunningafspraken, de vergelijking ten opzichte van andere bedrijven, het krijgen van een totaaloverzicht, de beleidsvoorbereiding en de monitoring van het doelgroepenbeleid.130 De vorengenoemde gebruikswaarde ten behoeve van EG-

rapportages is evenwel in de loop van de tijd steeds prominenter geworden.

130 Zie RIZA, ‘Gebruikswaarde van het milieujaarverslag. Interview met de gebruikers ervan’, RIZA

HET MILIEUJAARVERSLAG – ZES JAAR LATER

HOOFDSTUK

4

Analyse bedrijven

4.1

INLEIDING

In dit hoofdstuk beantwoorden we de vraag wat de meerwaarde is van het overheidsverslag op grond van hoofdstuk 12 Wm voor bedrijven. Grote bedrijven met een provinciale Wm-vergunning zijn verplicht jaarlijks een milieuverslag volgens hoofdstuk 12 Wm aan de bevoegd gezagen (provincie, waterbeheerder) aan te leveren. Het gaat totaal om zo’n 250 bedrijven in Nederland.

Om in dit onderzoek de uitersten van dit spectrum in beeld te krijgen hebben we ons gericht op twee sectoren, te weten de papier- en kartonindustrie (homogeen productieproces, beperkt aantal markten) en de chemische industrie (heterogeen

uk behandelt de standpunten van de bedrijven over de belangrijkste onderwerpen die tijdens de gesprekken zijn behandeld. Gezien het beperkt aantal het niet verantwoord om hun standpunten als algemeen geldige

4.2

productieproces, zeer diverse producten). In beide sectoren hebben we verkennende gesprekken gevoerd met de brancheorganisatie. Vervolgens zijn diepgaande interviews gehouden met een groot en een klein bedrijf uit iedere betreffende sector. De vragenlijst voor deze gesprekken vindt u als bijlage bij dit rapport (bijlage 2).

Dit hoofdst interviews is

conclusies te presenteren. Wel geven de antwoorden nuttige informatie over trends en knelpunten.

BEDRIJVEN

Chemie klein

Cindu B.V. is de vergunninghouder voor twee werkmaatschappijen, te weten Cindu Chemicals B.V. en Neville Chemicals Europe B.V. De belangrijkste activiteit van Cindu Chemicals is de raffinage en verwerking van ruwe steenkoolteer tot producten voor de aluminiumindustrie, tot naftaline en tot roetolie. Neville

ope maakt op basis van grondstoffen uit de petrochemische

Botlek is naast Akzo Nobel nog een drietal andere gevestigd. Het Akzo Nobel gedeelte van het bedrijventerrein Botlek Chemicals Eur

industrie synthetische koolwaterstof harsen voor drukinkt, verf en lijm. De twee werkmaatschappijen hebben op de locatie in Uithoorn ieder hun eigen productieactiviteiten, maar delen een groot aantal algemene diensten. Zo maken de bedrijven samen één milieujaarverslag voor overheid en publiek.

Chemie groot

p het bedrijventerrein O

HET MILIEUJAARVERSLAG – ZES JAAR LATER

waarover wordt gerapporteerd bestaat uit de productiebedrijven MEB, MAE, CKI, EVB, Biobot en de Service Unit. Op deze locatie vindt de bulkproductie van chemische grondstoffen plaats. Een groot deel van de stoffen wordt geproduceerd met behulp van chloor.

In Deventer vindt batchgewijze, kleinschalige productie van specialistische chemische stoffen plaats. Het gaat om instabiele stoffen, vooral organische peroxiden, die tijdens de bereiding van plastics worden gebruikt om polymerisatie reacties te starten.

Akzo is hiërarchisch georganiseerd in Business Units: op de sites, zoals de

oetinchem is een zelfstandig bedrijf. In de papierfabriek werken 60 mensen, in de aparte vestiging nabewerking nog eens 30 mensen. Met 4 rschillende niche markten, zoals sem apier, pakpapier, afdekpapier voor autospuiterijen en dekpapier voor

ernationale concern Norske- e uit 150 personen en op kantoor werken 50 werknemers in staffuncties. Parenco heeft een eigen waterzuiveringsinstallatie. Het effluent wordt . Ook heeft het bedrijf een eigen verbrandingsoven ter verbranding van biomassa (houtafval, slib en rejects).

4.3

Nobel

Botlek, Europoort en Deventer, vindt het werkelijke productieproces plaats. Daarboven staan Business Units die productgewijs en marktgericht georganiseerd zijn. Deze zorgen voor het commerciële traject. Op Corporate niveau worden de strategische beslissingen voor de lange termijn genomen.

Papier klein

Papierfabriek D 1

productielijnen produceert men per jaar 65.000 ton licht verpakkingspapier. Het bedrijf maakt uiteenlopende producten voor ve

i-crêpep massiefkarton.

De Papierfabriek Doetinchem heeft een gasgestookte WKK van 3,5 MW en een mechanische voorzuivering voor het afvalwater.

Papier groot

Parenco maakt krantenpapier en gebruikt 80% oud papier en 20% hout als grondstof. Het bedrijf maakt onderdeel uit van het int

Skog en heeft 500 man in dienst waarvan 300 in ploegendienst in de productie. D technische dienst bestaat

op de Rijn geloosd

WAT RAPPORTEERT EEN BEDRIJF PER JAAR AAN MILIEUGEGEVENS AANVULLEND OP