• No results found

Conclusies en aanbevelingen

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de gevolgtrekkingen besproken die naar aanleiding van de zes deelvragen zijn gemaakt. De deelvragen komen voort uit de onderzoeksvraag. Door bespreking van de deelvragen is het mogelijk om de onderzoeksvraag kort en bondig te beantwoorden. De centrale vraag in dit onderzoek luidt als volgt:

Welke institutionele condities moeten waterschappen creëren als gekeken wordt naar ruimtelijke adaptatie aan klimaatverandering bij de transitie naar een klimaatbestendig Nederland?

Naast het beantwoorden van de deelvragen - en de onderzoeksvraag - zijn bovendien aanbevelingen geformuleerd naar aanleiding van de bevindingen die belemmerd werken in de transitie naar een klimaatbestendig Nederland.

7.2 Conclusies

In hoofdstuk 2 staat de eerste en tweede deelvragen centraal: 1. Wat houdt transitiemanagement in?

Het principe van transitiemanagement is, dat complexe maatschappelijke problemen opgelost dienen te worden met een fundamentele vernieuwing in de denkomslag van de oplossingstrategie: een zogenaamde transitie. De complexiteit van de maatschappij is het uitgangspunt van het transitiedenken en heeft niet de intentie om de complexiteit in de maatschappij te verminderen. Het transitiemanagement gaat er dan ook niet vanuit dat ontwikkelingen te beïnvloeden, te beheersen, dan wel te sturen zijn. Wel wordt verondersteld dat het transitieproces wordt beïnvloed door de transitie-arena en de barrières in het proces. Bij het managen van een transitie zijn het inrichten en organiseren van een transitie-arena en het opheffen van bestaande barrières van belang.

2. Wat betekent het transitiedenken specifiek voor dit onderzoek?

Uitgangspunt in dit onderzoek is dat de ontwikkeling naar een klimaatbestendig Nederland wordt gezien een transitie. Zoals in hoofdstuk 2 naar voren is gekomen, zijn voor dit onderzoek het streefbeeld en het multi-level concept de belangrijkste elementen van het transitiemanagement. Een gezamenlijk streefbeeld is noodzakelijk voor het doorzetten van een transitie. Er leiden verschillende transitiepaden naar hetzelfde streefbeeld. Het gezamenlijk streefbeeld en niet de specifieke oplossingen moeten leidend zijn.

Met het multi-level concept wordt in beeld gebracht op welke manier de drie functionele schaalniveaus elkaar wederzijds beïnvloeden. De drie functionele niveaus van het multi-level concept

dienen een verandering te ondergaan wil een transitie tot stand komen. De verandering op meso-niveau ontstaat door boven- en onderdruk. Op meso-meso-niveau heerst per definitie weerstand tegen verandering. Dit onderzoek beperkt zich tot in beeld brengen van de institutionele barrières als onderdeel van de weerstand op meso-niveau.

3. Wat houdt ruimtelijke adaptatie aan klimaatverandering in?

Ruimtelijke adaptatie aan klimaatverandering is het nemen van niet orthodoxe maatregelen tegen de gevolgen van de klimaatverandering. Hierbij moet gedacht worden aan waterbergingsgebieden, ruimte voor de rivier en dergelijke. Deze maatregelen moeten worden genomen naast de geijkte technische maatregelen, zoals dijkverhoging etc.

4. Welke formele en informele regels zijn er te onderscheiden bij waterschappen indien gekeken wordt naar de transitie naar een klimaatbestendig Nederland?

In de hoofdstukken 2 en 3 zijn de verschillende formele en informele regels benoemd wat betreft waterschappen in de transitie naar een klimaatbestendig Nederland. Deze zijn samengevat in onderstaande tabel:

Formele regels Informele regels

Gewenste rol:

- Rol waterschap - Bestuur

Convenanten en beleid:

- Waterbeheer 21ste eeuw

- Nationaal Bestuursakkoord Water

- Nationaal Adaptatieprogramma Ruimte en Klimaat

Wetten en regelgeving:

- Grondwet

- Waterwet / nieuwe waterwet - Watertoets - Waterparagraaf Overig Bewustzijn Gewenste kennis - Convenanten en beleid - Streefbeeld - Denkomslag - Opleiding

- Doorwerking naar lagere niveaus

Draagvlak: - In de organisatie - In de maatschappij Onzekerheid - scenario’s Overig

Tabel 7.1: Formele en informele regels betreffende waterschappen in de transitie naar een klimaatbestendig Nederland

5. Wat betekenen institutionele condities in een institutionele omgeving?

Een ideale institutionele omgeving draagt zorg voor gunstige omstandigheden in het proces naar een klimaatbestendig Nederland voor de medewerkers van waterschappen. Indien een institutionele omgeving voldoet aan de juiste institutionele condities is het behalen van het streefbeeld ‘klimaatbestendig Nederland’ waarschijnlijker.

6. Welke institutionele barrières onderscheiden medewerkers van waterschappen als het gaat om het behalen van een klimaatbestendig Nederland?

Algemene conclusies zijn op het gebied van institutionele barrières die worden ondervonden bij medewerkers twee instituties, zijn moeilijk te trekken. Dit komt met name door de context waarin bepaalde barrières door medewerkers zijn ondervonden en geen institutie is gelijk. Het kwalitatieve onderzoek bij twee waterschappen heeft het karakter van een verkenningstocht naar institutionele barrières die medewerkers ondervinden en is meer oppervlakkig dan diepgravend.

Vanuit de analyse komen de volgende institutionele barrières naar voren:

1. Het hebben van weinig kennis aangaande ontwikkelingen van het streefbeeld ‘klimaatbestendig Nederland 2050’ en de daardoor toenemende onzekerheid.

2. Het korte termijn- en ad-hoc denken en - door de duur van de bestuurscyclus – leidt bij bestuurders van waterschappen tot het niet ontwikkelen van een dynamische en gefundeerde visie voor de lange termijn.

3. De stagnering en verlamming van beleidsontwikkeling en uitvoering door onzekerheid over – en complexiteit van – de gevolgen van de klimaatverandering.

4. Het missen van de vereiste context voor de verspreiding van de omslag in denken binnen de organisatie (‘social epidemic’ / koplopers).

5. Het niet voldoende tijd en energie steken in het verkrijgen van maatschappelijk draagvlak. 6. Het geen voorrang geven aan de principes van een ´lerende organisatie´.

7. Er is geen overeenstemming over de positie van de waterschappen als overheidsinstelling. 8. De rol als uitvoeringsorganisatie in de ruimtelijke ordening is niet voldoende

geconcretiseerd.

9. De informele regels op gebied van samenwerking tussen waterschappen en gemeenten leiden tot een suboptimale samenwerking.

10. De door medewerkers bevonden vanzelfsprekendheid van het bestaan van belemmeringen door formele regels leidt tot het niet kunnen verhelpen van deze belemmeringen.

Verschillende institutionele barrières zijn aan elkaar te koppelen en liggen in het verlengde van elkaar. Onderzoeksvraag

Na beantwoording van de deelvragen is het mogelijk de onderzoeksvraag te beantwoorden. Deze luidt als volgt:

Welke institutionele condities moeten waterschappen creëren als gekeken wordt naar ruimtelijke adaptatie aan klimaatverandering bij de transitie naar een klimaatbestendig Nederland?

Door het slechten van de institutionele barrières in de institutionele omgeving kunnen waterschappen institutionele condities creëren waardoor medewerkers van waterschappen optimaal kunnen handelen in het transitieproces naar een klimaatbestendig Nederland.

7.3 Aanbevelingen voor het slechten van de bevonden institutionele