• No results found

Er is voor zover bij mij bekend niet eerder onderzoek gedaan naar flipping the classroom binnen het middelbaar beroepsonderwijs. Het beoogde doel van mijn praktijkonderzoek was in kaart te brengen hoe de leerlingen en ik als docent het werken volgens de systematiek van flipping the classroom ervaren. Alles overziend lijken leerlingen het werken volgens het flipping the classroom model positief te waarderen. De in de literatuur genoemde voordelen van het werken met video-instructie is grotendeels onderschreven door de onderzoekspopulatie en mijn observaties als docent.

Om in kaart te brengen hoe leerlingen en docent het werken met flipping the classroom ervaren waren er vier onderzoeksvragen geformuleerd. De eerste vraag was hoe leerlingen het ervaren om thuis instructie te volgen en hiervan aantekeningen te maken. Rekening houdende met het feit dat er slechts elf respondenten zijn, lijkt het veilig aan te nemen dat veel van de veronderstelde voordelen van flipping the classroom ook zo ervaren worden door de leerlingen. De mogelijkheid om uitleg terug te kijken, op eigen tempo te beluisteren en in een omgeving waar de leerling zich beter kan concentreren worden hoog gewaardeerd. De leerlingen gaat het maken van aantekeningen op basis van video-instructie eveneens goed af. Het is ook mijn observatie als docent dat de leerlingen over het algemeen enthousiast reageerden op de video’s. Ze vonden het duidelijk en handig dat ze op eigen tempo (middels pauzeren en terugspoelen) konden kijken. Dit is in lijn met wat andere docenten die flippen geconstateerd hebben, zoals de in het theoretisch kader aangehaalde Katie Gimbar, Bergmann en Sams. Deze mate van differentiatie is onmogelijk tijdens een klassikale instructie. Het biedt leerlingen die moeite hebben met de stof de mogelijkheid (gedeeltes van) de uitleg terug te kijken en op eigen tempo aantekeningen te maken. De video’s kunnen ook ingezet worden ter differentiatie voor leerlingen die later in het jaar instromen of een tijd afwezig zijn geweest.

De tweede onderzoeksvraag was hoe de invulling van lessen er met flipping the classroom uit kunnen zien. Het bleek dat veel docenten die met flipping the classroom werken hun lespraktijk vormgeven volgens principes van het nieuwe leren. De principes en effectiviteit hiervan is uitgebreid aan de orde geweest in het theoretisch kader. Voor mijn eigen lespraktijk betekende dit dat ik ben uitgegaan van het principe van leren als sociale activiteit en leren doormiddel van actieve verwerking van de stof. Voor docenten die de lessen graag meer willen vormgeven volgens principes van het nieuwe leren, maar ook hechten aan kennisoverdracht door de docent, kan flipping the classroom een mooie tussenvorm zijn. Noodzakelijke voorwaarde is wel dat leerlingen zich daadwerkelijk voorbereiden op de lessen door het kijken van de video’s. Indien dit niet gebeurd staat je lesplanning op losse schroeven doordat het niet kijken van de video dezelfde impact heeft als het missen van klassikale uitleg. De invulling van de vrijgekomen lestijd kan per vak verschillen. Bij burgerschap en maatschappijleer zou ik meer aandacht willen besteden aan leerlingen kritisch leren denken over de inrichting van de maatschappij. Denk aan werkvormen als socratische gesprekken, debatten en schrijfopdrachten.

De derde onderzoeksvraag was hoe leerlingen het ervaren om in de les meer ruimte te hebben voor eigen inbreng. De in het theoretisch kader aangehaalde docenten die ervaring hebben met flipping the classroom melden allemaal dat deze werkwijze meer ruimte geeft aan de leerling om met vragen te komen. Uit de eigen enquêtegegevens blijkt dat een meerderheid van mening is dat er inderdaad meer gelegenheid is ontstaan voor het stellen van vragen. Zelf ben ik vanuit 31

mijn observatie van mening dat de inbreng van leerlingen veel groter is in vergelijking met het ‘traditionele’ model.

Uit de geraadpleegde onderzoeksliteratuur bleek ook dat er aanwijzingen zijn dat samenwerkend leren, mits goed vormgegeven, beter leert dan individueel leren. Over de effectiviteit valt op basis van de eigen onderzoeksgegevens geen uitspraak te doen. Wel verkiest een meerderheid van leerlingen het zelfstandig werken aan (samenwerkings-)opdrachten boven klassikale instructie. Tegelijkertijd is de meerderheid echter van mening dat je niet meer leert van het werken aan opdrachten in vergelijking met klassikale instructie. Hoewel de respondenten het werken aan (groeps-)opdrachten dus minder leerzaam achten, geven zij hier wel de voorkeur aan. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat deze onderzoeksperiode samen viel met een zeer groot verzuim van leerlingen. De mogelijkheid om vragen te stellen, één op één contact met de docent te hebben en minder last van medeleerlingen te hebben is per definitie groter in een klas van plus minus zes leerlingen dan in een klas met de gebruikelijke tweeëntwintig. Het zou daarom iets te makkelijk zijn om de positieve effecten volledig aan het gebruikte onderwijsmodel toe te schrijven. Toch verwacht ik, ook op basis van ervaringen van andere docenten, dat deze effecten in een grotere klas overeind blijven.

Tot slot de laatste onderzoeksvraag; hoe ervaart de docent het werken volgens het model van flipping the classroom? Hierboven heb ik daar al het hoofdzakelijke over gezegd. Mijn observaties zijn grotendeels positief. Het geeft zowel de mogelijkheid tot ‘klassieke kennisoverdracht’ in de vorm van een video als ruimte om leerlingen tijdens de les actiever aan het werk te zetten. Wel is de bereidheid van leerlingen om het huiswerk te maken bepalend voor het wel of niet slagen van de werkwijze en moet je als docent rekening houden met een forse tijdinvestering voor het maken van de video's en ontwerpen van de opdrachten.

Docenten Bermann en Sams (2012) hebben opgemerkt dat het implementeren van het flipping the classroom model niet over één nacht ijs gaat. De invulling van de vrijgekomen lestijd is zoals beschreven niet goed van de grond gekomen. In de praktijk hebben leerlingen ook in de klas individueel naar de video’s gekeken. Van een volledig ‘geflipte’ klas was dan ook nog geen sprake. Voor een betrouwbaarder inzicht in hoe leerlingen de vrijgekomen lestijd ervaren onder het flipping the classroom model is dan ook aanvullend onderzoek over een langere periode nodig. Dit onderzoek indiceert wel dat leerlingen positief tegenover het werken met video- instructie staan. Er van uitgaande dat de resultaten (enquête en logboek) een soortgelijk patroon laten zien bij grotere klassen, lijkt het aannemelijk dat een positieve waardering van de flipping the classroom werkwijze ook enige (positieve) invloed heeft op de motivatie voor het vak. De onderzoeken van Stel, Hiele, & Veldhuizen (2013) en Beuving, Geijn, & Salden (2013) concludeerde echter dat er geen significant verschil was tussen de motivatie voor het vak bij leerlingen die met en zonder flipping the classroom werkten. Ongeacht of de motivatie wel of niet zal toenemen, worden veel van de veronderstelde positieve effecten daadwerkelijk empirisch bevestigd door de onderzoekspopulatie. Dit biedt in combinatie met mijn eigen ervaringen voldoende vertrouwen om het model van flipping the classroom een bredere kans te geven.

GERELATEERDE DOCUMENTEN