• No results found

6.1 Middenvroege maïsrassen

• De verse opbrengst nam significant af bij de latere oogstmomenten als gevolg van stijging van het droge stofgehalte.

• Op 28 september werden de hoogste verse opbrengsten bereikt met de rassen Agromax, Maibi en NK Magitop.

• Op 19 oktober en 6 november bleef de verse opbrengst van de rassen Agromax, Amadeo en Lacta duidelijk achter bij de rassen Maibi en NK Magitop.

• Het blad van ras Agromax rijpte behoorlijk af naarmate het oogstmoment later werd. Het ras NK Magitop bleef behoorlijk groen tot aan de laatste oogst. Bij het ras Amadeo trad er nauwelijks verdere afsterving van de bladeren op in de periode eind september tot begin november.

• De droge stofopbrengst nam na de oogst van 28 september nog enigszins toe. In de periode na 19 oktober nam de droge stofopbrengst echter significant af.

• Op 28 september werd de hoogste drogestofopbrengst bereikt met het ras NK Magitop. Op 19 oktober scoorden de rassen Agromax, Maibi en NK Magitop de hoogste opbrengst. Op dezelfde datum bleef de opbrengst van het ras Lacta duidelijk achter.

• In de periode van 19 oktober tot 6 november daalde de opbrengst van de rassen Agromax, Amadeo en Lacta vrij extreem.

• Bij de berekende biogasopbrengst kwamen significante rasverschillen voor. Het verschil tussen de oogstmomenten was niet significant. Er lijkt een tendens zichtbaar dat de oogst van 19 oktober de hoogste biogasopbrengst leverde.

• Het ras NK Magitop leverde de hoogste biogasopbrengst, significant hoger dan van de rasse Amadeo en Lacta. De berekende biogasopbrengst van Agromax was significant hoger dan van het ras Lacta. • De gemeten biogasopbrengst van de middenvroege rassen Agromax en NK Magitop waren hoger dan

van de middenlate en zeer late rassen.

6.2 Middenlate maïsrassen

• De verse opbrengst nam significant af bij het laatste oogstmoment.

• Op 19 oktober werden de hoogste verse opbrengsten bereikt met de rassen in volgorde van afnemende opbrengst Atletico, Francisco, Franki, PR39F58 en PR38H20.

• Op 6 november bleef de verse opbrengst van de rassen PR38H20, Francisco en PR39F58 duidelijk achter bij de rassen Atletico en Franki.

• Bij alle rassen trad een zeer forse daling op van de verse opbrengst bij het latere oogstmoment door stijging van het droge stofgehalte.

• Het blad van ras Francisco en Franki rijpte vooral in oktober al behoorlijk af. Bij de rassen Atletico, PR38H20 en PR39F58 bleef het gewas behoorlijk groen tot in november.

• De droge stofopbrengst nam na de oogst van 19 oktober niet significant meer toe. Op 19 oktober werd de hoogste drogestofopbrengst bereikt met het ras Francisco, gevolgd door Atletico en Franki.

PR38H20. De berekende biogasopbrengst van Francisco was eveneens significant hoger dan van het ras PR38H20.

• De gemeten biogasopbrengst van de middenlate rassen Atletico en PR 39F58 waren hoger dan van de zeer late rassen.

6.3 Zeer late maïsrassen

• De verse opbrengst nam significant af bij het laatste oogstmoment.

• Op 19 oktober werden de hoogste verse opbrengsten bereikt met de rassen in volgorde van afnemende opbrengst Kursus, KWS1393 en PR37D25.

• Op 6 november bleef de verse opbrengst van het ras PR37D25 duidelijk achter bij de rassen Kursus en KWS1393.

• Bij alle rassen trad een zeer forse daling op van de verse opbrengst bij het latere oogstmoment door stijging van het droge stofgehalte.

• Het blad van alle drie de rassen bleef behoorlijk groen. Verschillen tussen de rassen en/of oogsttijden waren dan ook niet significant.

• De droge stofopbrengst nam na de oogst van 19 oktober niet significant meer toe.

• Op 19 oktober werd de hoogste drogestofopbrengst bereikt met het KWS1393, gevolgd door Kursus en PR37D25.

• In de periode van 19 oktober tot 6 november daalde de opbrengst van het ras KWS1393 vrij fors. De droge stofopbrengst van de rassen Kursus en PR37D25 bleef op hetzelfde niveau als van 19 oktober. • Bij de berekende biogasopbrengst kwam een significant verschil voor tussen de beide oogstmomenten.

De oogst van 19 oktober leverde de hoogste biogasopbrengst. De verschillen tussen de rassen was vrij gering en niet significant.

• De hoogste gemeten biogasopbrengst van 12.500 m³/ha werd bereikt met het ras Kursus geoogst op 19 oktober bij een drogestofopbrengst na silage van 18.9 ton/ha en een gasproduktie per ton van 197 m³/ton.

6.4 Maïs- en zonnebloemen

Maïs

• De verse opbrengst van de maïs nam significant af bij het laatste oogstmoment. Op zowel 28 september als 19 oktober werd de hoogste verse opbrengst bereikt met het ras Atletico. Bij beide rassen trad een zeer forse daling op van de verse opbrengst bij het latere oogstmoment door stijging van het droge stofgehalte.

• Het blad van ras het ras Ultrastar rijpte behoorlijk in de periode tussen 28 september en 19 oktober. Het ras Atletico bleef behoorlijk groen tot aan de laatste oogst.

• De droge stofopbrengst nam na de oogst van 28 september nog behoorlijk toe. De hoogste droge stofopbrengst werd bereikt met het ras Atletico op 19 oktober.

• Bij de berekende biogasopbrengst van de maïs kwamen geen significante verschillen voor tussen de beide rassen en oogsttijden. Er lijkt een duidelijke tendens zichtbaar dat de oogst van 19 oktober net als bij de middenvroege, middenlate en zeer late maïsrassen de hoogste biogasopbrengst leverde. • Bij de berekende methaangasopbrengst van de maïs kwamen geen significante verschillen voor tussen

de beide rassen en oogsttijden. Er lijkt een duidelijke tendens zichtbaar dat de oogst van 19 oktober net als bij de middenvroege, middenlate en zeer late maïsrassen de hoogste methaangasopbrengst leverde.

• Bij de berekende methaangasopbrengst van de zonnebloemen kwam een significant verschil voor tussen de beide oogsttijden. De oogst van 28 september leverde de hoogste methaangasopbrengst.

Zonnebloemen

• De verse opbrengst van de zonnebloemen nam significant af bij het laatste oogstmoment. Op 28 september en 19 oktober werd de hoogste verse opbrengst bereikt met het ras KW0411. Bij beide

stijging van het droge stofgehalte en een fors verlies aan zaden.

• Het blad van ras Karamba rijpte enorm af naarmate het oogstmoment later werd. Het ras KW0411 bleef behoorlijk groen tot aan de tweede oogst.

• De droge stofopbrengst daalde na de oogst van 28 september extreem als gevolg van verlies aan zaden en bladeren. De hoogste droge stofopbrengst bij de zonnebloemen werd bereikt met het ras KW0411 op 28 september.

• Bij de berekende biogasopbrengst van de zonnebloemen kwamen een significant verschil voor tussen de beide oogsttijden. Op 28 september werd de hoogste biogasopbrengst bereikt.

• Bij de berekende biogasopbrengst van de mengsels van maïs en zonnebloemen lag de berekende gasopbrengst op het gemiddelde van beide gewassen. Er lijkt een duidelijke tendens zichtbaar dat de oogst van 19 oktober de hoogste biogasopbrengst leverde. Dit is vooral een gevolg van de hogere opbrengst per hectare van de maïs in oktober.

• Bij de zonnebloemen van het ras KW0411 werd de een biogasopbrengst van 5.700 m³/ha bereikt als gevolg van een droge stofopbrengst van 11.0 ton/ha na silage, een biogasproductie van 126 m³/ton met een methaangehalte van 59%.

6.5 Soedangras en Sorghum

• De verse opbrengst nam significant af bij het latere oogstmoment.

• Op 28 september werden de hoogste verse opbrengsten bereikt met de rassen Altime, Susu, Sucro Sorghum, Green Grazer en Sudal.

• Op 19 oktober bleef de verse opbrengst van de rassen Ronja en Piper duidelijk achter bij de rassen Sudal, Altime en Green Grazer. Bij alle rassen trad een forse daling op van de verse opbrengst bij het latere oogstmoment door stijging van het droge stofgehalte.

• Het blad van rassen Piper, Sucro Sorghum en Sudal rijpte behoorlijk af naarmate het oogstmoment later werd. De rassen Altime, Green Grazer en Ronja bleven behoorlijk groen tot aan het tweede oogstmoment.

• Gedurende het groeiseizoen bleek al dat de rassen Sucro Sorghum en Ronja slap waren. De rassen Altime en Sudal waren eveneens vrij slap. De rassen Lusssi, Susu en Piper stonden het gehele groeiseizoen rechtop. Op het moment van de eerste oogst was het ras Ronja sterk gelegerd. Bij de tweede oogst op 19 oktober waren alle velden flink gaan hangen. De legering van Ronja en Sucro Sorghum zou in de praktijk problemen geven bij de oogst.

• De droge stofopbrengst, gemiddeld over de rassen, was voor beide oogstmomenten exact gelijk. Op 28 september werd de hoogste drogestofopbrengst bereikt met het ras Lussi, gevolgd door Altime en Susu. In de periode van 28 september tot 19 oktober steeg de droge stofopbrengst van de rassen Altime, Green Grazer, Lussi en Sudal. In dezelfde periode daalde de droge stofopbrengst van de rassen Piper, Ronja en Sucro Sorghum. De droge stofopbrengst van het ras Susu bleef op hetzelfde niveau als van 28 september.

• Bij de berekende biogasopbrengst kwamen alleen significante rasverschillen voor. De hoogste opbrengst werd gerealiseerd met het ras Lussi, deze opbrengst was significant hoger dan van de rassen Susu, Green grazer, Sudal, Piper, Sucro Sorghum en Ronja. De biogasopbrengst van het ras Alltime, Susu, Green Grazer en Sudal was eveneens hoger dan van de rassen Piper, Sucro Sorghum en Ronja. De opbrengst van het ras Ronja was lager dan alle andere rassen.

• De gemeten biogasopbrengst van de soedangrassen Lussi en Ronja was fors lager dan van

Bijlage 1 Mailbericht LUFA Nord-West Biogas lfB

In document Energieteelt in de veenkoloniën 2006 (pagina 45-49)

GERELATEERDE DOCUMENTEN