• No results found

Conclusies en aanbevelingen

In document Quickscan florafauna (pagina 27-33)

7.1 Conclusies

7.1.1 Beschermde natuurgebieden

Voor wat betreft de EHS is alleen bij directe aantasting sprake van vervolgstappen in de vorm van compensatie. Er bevindt zich geen EHS binnen het plangebied. Er is van di-recte aantasting van de EHS dan ook geen sprake.

Het plangebied is gelegen tussen de Natura 2000-gebieden ‘Groote Peel’ en ‘Deurn-sche Peel & Mariapeel’. Beide gebieden liggen op ongeveer 3 kilometer van het plan-gebied. Bovendien blijkt dat de westelijke grens van het plangebied deel uitmaakt van de bufferzone Groote Peel. Effecten op de twee nabijgelegen Natura 2000-gebieden zijn niet te verwachten indien de ingreep hydrologisch neutraal wordt uitgevoerd.

Er is daarom geen noodzaak voor een voortoets in het kader van de Natuurbescher-mingswet 1998 of een compensatieplan in het kader van de Verordening Ruimte.

7.1.2 Beschermde soorten

Op basis van de beschikbare literatuurgegevens kon worden vastgesteld dat het plan-gebied en directe omgeving een potentiële habitat biedt voor beschermde broedvogels, zoogdieren, amfibieën, reptielen en vaatplanten. De meeste van deze (strikter) schermde soorten zijn echter toe te schrijven aan bos aan de Gruttoweg (jaarrond be-schermde vogelsoorten, herpetofauna).

Het plangebied herbergt echter wel geschikt broedhabitat voor algemeen voorkomende broedvogels. Alle in gebruik zijnde nesten van vogelsoorten in Nederland zijn be-schermd onder de Flora- en faunawet. Met de meeste broedvogels kan echter in het algemeen relatief eenvoudig rekening worden gehouden door eventuele kap- en sloopwerkzaamheden niet uit te voeren in de broedtijd (circa maart tot en met half au-gustus) en indien concrete broedgevallen aanwezig zijn. Op deze wijze zijn geen be-lemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde.

Mogelijk maken vleermuizen gebruik van de opgaande begroeiing langs de onverharde weg aan de westzijde van het plangebied als vliegroute. Een deel van deze houtwal wordt als het ware verlegd. Hierdoor kunnen tijdelijke effecten op vleermuizen optre-den. Dergelijke tijdelijke effecten kunnen worden voorkomen door de bestaande hout-wal te verwijderen in de winter (als vleermuizen niet actief zijn), en ervoor te zorgen dat de nieuwe beplanting gereed is in het voorjaar.

Het plangebied biedt geen optimaal foerageergebied voor de das. In de directe

omge-Croonen Adviseurs

De gedeeltelijk te verleggen sloot in het plangebied biedt geen geschikt habitat voor (strikter) beschermde soorten vissen en/of amfibieën.

In het plangebied zijn geen (strikter) beschermde vaatplanten aangetroffen. De huidige vegetatie in het plangebeid geeft tevens geen aanleiding om geschikte groeiplaatsen van dergelijke soorten in het plangebied te verwachten.

Tabel Tabel Tabel

Tabel 2 en 32 en 32 en 32 en 3----soortensoortensoorten soorten

In onderstaande tabel zijn de strikter beschermde soorten en/of soortgroepen opge-nomen die mogelijkerwijs in het plangebied voorkomen. Daarbij zijn tevens de mogelij-ke effecten van de voorgenomen ingreep aangegeven en de eventuele noodzaak voor een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet.

Soortgroep/soort

Nader onderrrrzoekzoekzoekzoek Besluit MiniBesluit MiniBesluit MiniBesluit Minis-s-s- s-ter noodzak

Bijzonderheeeeden/opmerkingenden/opmerkingenden/opmerkingenden/opmerkingen

Vleermuizen Mogelijk Nee Nee Mits verwijderen en herplant

hout-wal in winterperiode Broedvogels

(alge-meen)

Mogelijk Nee Nee Werken buiten broedseizoen

Tabel 1: Voorkomen van en effecten op beschermde soorten in het plangebied en de noodzaak voor onthef-fing.

7.2 Aanbevelingen maatregelen

7.2.1 Broedvogels

Met broedvogels kan in het algemeen relatief eenvoudig rekening worden gehouden door eventuele kap- en sloopwerkzaamheden niet uit te voeren in de broedtijd (halver-wege maart tot en met halver(halver-wege augustus) indien concreet broedgevallen aanwezig zijn. Op deze wijze zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde.

Wanneer de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden ingezet, maar doorlopen tot in het broedseizoen dan kan het verstoren van vogels voorkomen worden door con-tinu door te werken en werkzaamheden niet langer dan enkele dagen stil leggen. Op deze manier wordt voorkomen dat vogels tot broeden komen in het gebied waar ge-werkt wordt.

7.2.2 Vleermuizen

Vleermuizen maken waarschijnlijk gebruik van de omgeving in en nabij het plangebied.

Om te voorkomen dat vleermuizen tijdens de werkzaamheden worden verstoord, wordt aangeraden om het aanbrengen van verlichting zoveel mogelijk te beperken (ook tij-dens de bouw). Nagenoeg alle vleermuissoorten zijn namelijk gevoelig voor lichtversto-ring.

Indien gewenst zou tevens in het toekomstige ontwerp rekening gehouden kunnen worden met vleermuizen door verlichting te gebruiken die minder verstorend is voor vleermuizen. Lage armaturen met wit licht die naar beneden uitstralen vormen geen belemmering voor vleermuizen en zouden gebruikt kunnen worden. Daarnaast willen wij erop attenderen dat er speciaal voor renovatie of nieuwbouw onderhoudsvrije vleermuizenkokers in de handel zijn die ingemetseld kunnen worden en zogenaamde vleermuiskwartieren die eenvoudig te bevestigen zijn aan muren. Deze positieve maat-regelen zijn veelal eenvoudig en met geringe meerkosten in nieuwbouw in te passen.

Croonen Adviseurs

8 Bronnen

8.1 Boeken en rapporten

— Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay, I. Wynhoff, De Vlinderstichting, (2006). De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidoptera:

Hesperioidea, Papilionoidea). Nederlandse Fauna Deel 7. Nationaal Natuurhisto-risch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij, European Invertebrate Survey-Nederland. Leiden.

— Creemers, R.C.M. en Delft, J.J.C.W. van (RAVON) (redactie) (2009). De Amfibieën en Reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna Deel 9. Nationaal Natuurhisto-risch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden.

— EIS-Nederland/De Vlinderstichting/Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie (2007). Waarnemingenverslag Dagvlinders, nachtvlinders en libellen.

— Limpens, H., Regelink, J., en Koelman, R. (2010). Vleermuizen en planologie.

Zoogdiervereniging, Arnhem.

— Odé, B., Beringen, R., en Slikke, W. van der (2009). Rapportage bedreigde soorten project 2009. Floron, Leiden.

— Provincie Noord-Brabant, 2011a. Verordening ruimte Noord-Brabant 2011. ’s-Hertogenbosch.

— Provincie Noord-Brabant, 2011b. Toelichting Verordening ruimte Noord-Brabant 2011. ’s-Hertogenbosch.

— SOVON, 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels. SOVON Vogelonderzoek Ne-derland, KNNV Uitgeverij/Naturalis/EIS – Nederland.

Croonen Adviseurs

8.2 Websites

- www.vlinderstichting.nl - www.telmee.nl - maps.google.nl - www.minlnv.nl - www.ravon.nl - www.sovon.nl - www.waarneming.nl - www.zoogdieratlas.nl

Bijlage 1

In document Quickscan florafauna (pagina 27-33)