• No results found

Conclusies en aanbevelingen

In document Het doet ertoe! (pagina 39-43)

Het is nu tijd om de opbrengsten uit het literatuuronderzoek naast de gegevens uit het praktijkonderzoek te leggen en hiertussen verbinding te zoeken. Hieronder doe ik aanbevelingen om (de) levensbeschouwelijke identiteit vorm te geven. Hierbij zal ik zowel de reflectie meenemen op het niveau van De Lage Waard, maar ook aandacht besteden aan het meta-niveau, namelijk de bijdrage die dit onderzoek kan leveren voor het vakgebied godsdienst/ levensbeschouwing en de rol van de desbetreffende docent daarin in het bijzonder. Daarmee wordt de hoofdvraag van dit onderzoek beantwoord: ‘Op welke wijze kan CSG De Lage Waard haar levensbeschouwelijke identiteit

toekomstbestendig gestalte geven, passend de huidige maatschappelijke ontwikkelingen?’

In de hoofdvraag spelen de noties van toekomstbestendigheid en de huidige maatschappelijk ontwikkelingen een rol. Zoals in hoofdstuk 2 is beschreven bedoel ik met toekomstbestendig dat de identiteit gedragen en herkend wordt door de stakeholders van De Lage Waard. Ze is tevens toekomstbestendig wanneer ze duidelijk is ingekaderd en gedragen wordt door het merendeel van haar stakeholders en tevens inspeelt op de maatschappelijke ontwikkelingen die nu spelen en die de toekomst lijken te gaan bepalen. Dit raakt aan de tweede kernnotie, namelijk maatschappelijke ontwikkelingen. Allereerst is dat de verminderde relevantie van het godsgeloof in Nederland zoals uit verschillende onderzoeksrapporten blijkt. Een tweede ontwikkeling is die van de negatieve(re) rol die religie in de maatschappelijke beeldvorming is gaan innemen, dit vindt zijn oorzaak onder andere in de geweldsexplosies die een religieuze motivatie hebben. Een derde factor is de pluriformiteit van onze samenleving. Deze pluriformiteit hangt samen tolerantie ten opzichte van andere overtuigingen en juist hier gaat het nog wel eens mis.

Om de hoofdvraag te beantwoorden zal ik nu de opbrengsten van de focusgesprekken verbinden met de gegevens uit het literatuuronderzoek. De gevoerde focusgesprekken lieten bij alle drie de groepen stakeholders een onderscheiding zien. Aan de ene kant zijn er onder de docenten, ouders en leerlingen personen die de christelijke identiteit willen behouden of verder willen uitbreiden en aan de andere kant is er een groep die huiverig is voor een te expliciete verwoording en implementatie van de christelijke identiteit. Op basis van dit gegeven kunnen er drie keuzes gemaakt worden:

1. De school toont een meer expliciet christelijke identiteit om de eerstgenoemde groep tegemoet te komen;

2. De school neemt een meer neutrale positie in om de laatste groep tegemoet te komen;

3. De school gaat voor het compromis waarbij een middenpositie wordt ingenomen in de hoop dat beide groepen zich hier grotendeels in herkennen en zich vervolgens ook verbinden aan de school.

39

De eerste twee keuzes bevatten een zeker risico omdat de gevolgen van deze keuze niet vooraf kunnen worden bepaald, zeker wanneer het om het voorkomen van een daling van het leerlingenaantal gaat, is dit een risico. De middenpositie is daarbij een logische oplossing. Op basis van het literatuuronderzoek en de gevoerde focusgesprekken zou ik dit de schoolleiding ook aanbevelen. Veel stakeholders geven aan de huidige positionering hierin van de school te waarden en/ of als kracht te zien. Tegelijkertijd is het merkbaar dat de identiteit niet door alle stakeholders gedragen en (h)erkend wordt. Hierin is volgens mij dan ook nog winst te behalen. Hoe dit concreet gestalte kan krijgen, zal ik uitwerken in de praktische aanbevelingen later in dit hoofdstuk.

Zoals eerder genoemd behoort De Lage Waard tot de zogenaamde groep van perspectiefscholen. Grondslagdenken is door de grote diversiteit onder de stakeholders geen optie. Dat betekent dus dat vanuit het onderwijsdoel de identiteit wordt geformuleerd. Dus vanuit het waartoe wordt het waaruit geformuleerd. Wanneer we kijken naar de perspectiefscholen die in hoofdstuk 3 worden genoemd en de handreikingen die voornamelijk in hoofdstuk 4.3 gegeven worden, dan kunnen de volgende aanbevelingen gegeven worden om de identiteit op CSG De Lage Waard verder vorm te geven. De aanbevelingen staan in willekeurige volgorde en geven geen persoonlijke voorkeur aan.

1. Uit de identiteitskaart is de tweedeling van het waartoe en waaruit niet duidelijk op te merken. Beide componenten worden genoemd, maar een specifieke volgorde van lezen is niet te ontdekken. Het zou het document meer kracht geven wanneer dit wel gedaan wordt.

2. Uit hoofdstuk 2 bleek dat identiteit geen statisch, maar een dynamisch begrip is. Ga er als schoolleiding dus niet vanuit dat de identiteit van de werknemers en overige stakeholders na een aantal jaren nog steeds dezelfde is als die op het moment van toelating of benoeming. Laat de levensbeschouwelijke identiteit daarom vaker onderwerp van gesprek zijn op school, het Alting College is daar een goed voorbeeld van. De identiteitskaart laat zien dat de identiteit in 2015 nog herijkt is, dit is positief. Maar houdt dit identiteitsverhaal ook levend en betrek alle schoollagen hierin zoals bestuur, leidinggevenden en medewerkers. Een concrete invulling hiervan kan op een jaarlijkse studie(mid)dag en/of tijdens functioneringsgesprekken een plek krijgen. Uit de gevoerde focusgesprekken met docenten bleek dat de identiteit op dit moment zeker geen onderdeel van gesprek is.

3. Gebruik de geijkte momenten van dag- en weekopeningen en vieringen om de christelijke identiteit expliciet te behandelen. Dit vraagt bereidheid van docenten omdat zij dit concreet moeten gaan uitvoeren. Er kan hier een koppeling worden gemaakt met aanbeveling 2: laat het een onderdeel van gesprek zijn tussen schoolleiding en docenten. Op deze wijze komen mogelijke knelpunten of aarzelingen van docenten ook eerder aan het licht.

40

4. Laat tijdens de sollicitatiegesprekken de christelijke identiteit een onderdeel van gesprek zijn. Een frequente kerkgang kan niet geëist worden, maar geef duidelijk aan dat een anti-houding of onverschilligheid tegenover de christelijke identiteit niet gewaardeerd of eventueel geaccepteerd wordt. Het Da Costa College is hier een voorbeeld van waar tijdens sollicitatiegesprekken genoemd wordt dat een dergelijke anti-houding belemmerend werkt voor een eventuele benoeming.

5. In de gevoerde focusgesprekken heb ik alle stakeholders bevraagd op de kernwaarden van De Lage Waard. Hoewel ze expliciet verwoord zijn op de identiteitskaart, werden ze niet genoemd door ouders, docenten en leerlingen. Dit laat zien dat de formele identiteit zoals die op papier is verwoord in de praktijk dus heel anders functioneert. Laat de kernwaarden steeds terugkomen in de onderwijspraktijk op school en onderdeel uitmaken van het ‘school-DNA’. 6. Uit de gevoerde focusgesprekken met docenten bleek dat de meerderheid uitsprak dat het

goed zou zijn wanneer de schoolleiding een duidelijke christelijke positionering in zou nemen. Zij moeten in eerste instantie de identiteit dragen en zijn voor een groot deel bepalend voor de uitvoer hiervan. Zet op dergelijke posten dus personen neer die een duidelijke feeling hebben met de christelijke identiteit en hier zelf ook een intrinsieke motivatie voor hebben om dit verder vorm te geven en zo voorbeeldgedrag laten zien. Identiteitsonderzoek laat zien dat het uitdragen van de schoolidentiteit door leidinggevenden van fundamenteel belang is voor de identiteit en het klimaat binnen de school.

7. In hoofdstuk 4.3 is de algemene aanbeveling te lezen dat beginnende docenten scholing krijgen als het gaat om de invulling van de christelijke identiteit. Op dit moment heeft De Lage Waard een scholingstraject voor nieuwbenoemde docenten in het 1e en 2e jaar waarin ze werkzaam zijn. Geef hier een vervolg aan door in het 3e en 4e jaar dit traject uit te breiden met scholing rondom de schoolidentiteit. Hier kunnen docenten godsdienst prima participeren en zo de leidinggevenden op dit onderdeel werk uit handen nemen en ondersteunen.

8. Wees als schoolleiding duidelijk richting alle stakeholders als het gaat om het uitdragen/ vormgeven van de christelijke identiteit. Wat wordt er wel of niet concreet verwacht van docenten, leerlingen en ouders? En op welke wijze kunnen werknemers ondersteuning van leidinggevenden verwachten? Deze aanbeveling sluit goed aan bij de kernwaarde duidelijkheid zoals die in de identiteitskaart van De Lage Waard is verwoord.

9. Geef als schoolleiding specifiek richting de docenten godsdienst aan wat er van hen wordt verwacht als het gaat om het vormgeven van identiteit. Spreek duidelijk verwachtingen uit. In hoeverre moeten bijvoorbeeld alle godsdiensten gelijk worden behandeld? In hoeverre mag de docent de exclusiviteit van het christelijk geloof centraal stellen? Mag een docent godsdienst zijn persoonlijke religieuze overtuiging ter sprake brengen?

41

10. De laatste jaren is De Lage Waard bezig met onderwijsontwikkeling, er lijkt een nieuwe richting ingeslagen te worden. Daarbij worden de drie doelen van Biesta regelmatig genoemd: kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming. Het is goed wanneer de schoolleiding binnen dit denkproces ook de volgende vraag meeneemt: hoe ziet men deze onderdelen terug in de verbinding tussen de levensbeschouwelijke identiteit en de drie vormingsdoelen van Biesta? 11. Er bestaat een zekere discrepantie tussen het beeld dat leerlingen van de kernwaarden hebben

en de waarden zoals die op de identiteitskaart zijn verwoord. De leerlingen geven bijna unaniem aan dat het vooral draait om goede cijfers halen en presteren. De visie zoals die verwoord is op de identiteitskaart spreekt dit juist tegen. Denk er dus over na hoe de levensbeschouwelijke identiteit bij de leerlingen wordt gebracht. Een mogelijkheid hiervoor is dat de schoolidentiteit een onderdeel van gesprek wordt tijdens de lessen godsdienst en bijvoorbeeld één keer per jaar een vaste plaats krijgt in het curriculum.

De bovenstaande lijst is niet limitatief, maar op basis van het uitgevoerde literatuur- en praktijkonderzoek liggen hier mijns inziens wel de punten die prioriteit dienen te krijgen wanneer de schoolleiding de christelijke identiteit op een toekomstbestendige wijze wil vormgeven. De maatschappelijke ontwikkelingen laten zien dat we leven in een tijd waarin religie een andere betekenis heeft gekregen, de samenleving pluriformer is geworden en de relevantie van het godsgeloof is geminimaliseerd. Juist daarom is volgens mij een omslag nodig en is het nadenken over de levensbeschouwelijke identiteit van de school harder nodig dan ooit tevoren wil men deze in de toekomst ook behouden en relevant laten zijn.

Juist op dit punt ligt er zoals ook in de bovengenoemde aanbevelingen werd genoemd een taak voor het vak godsdienst/ levensbeschouwing en voor de docent godsdienst daarin. Mijn ervaring is dat de docent godsdienst die eerstegraads is opgeleid vanuit de opleiding expliciet wordt toegerust om een bijdrage te leveren aan de bredere schoolontwikkeling. Juist wanneer het gaat om het vormgeven van de christelijke identiteit, blijft de docent dicht bij zijn eigen professie. Het gesprek dat gevoerd dient te worden rondom het vormgeven van identiteit met ouders, docenten en leerlingen, is dan ook een taak die prima aansluit bij de professie van de docent godsdienst. Zij zijn het die samen met de leidinggevenden een sturende en stimulerende rol kunnen spelen in dit proces.

42

In document Het doet ertoe! (pagina 39-43)