• No results found

5.1. Aanname of verwerping van hypotheses

In hypothese 1 werd gesteld dat de verkeersveiligheid in de verblijfsgebieden van de gemeente

Enschede is verbeterd ten gevolge van de sobere Duurzaam Veilige inrichting. Op basis van dit

onderzoek kan gezegd worden dat er in de verblijfsgebieden van de gemeente Enschede een

significante verbetering is van het aantal letsel- en het aantal ums-ongevallen, oftewel het aantal

letsel- en ums-ongevallen is gedaald in de periode 2001-2004 ten opzichte van de jaren 1996-1999.

Het is echter niet duidelijk of dit geheel aan de invoering van Duurzaam Veilig te wijten is omdat ook

andere factoren invloed op de verkeersveiligheid kunnen hebben. Omdat er in de periode voor

invoering van Duurzaam Veilig (1994-1999) geen sprake was van een dalende trend, en het daardoor

aannemelijk is dat DV een groot aandeel heeft in de verbetering van de verkeersveiligheid, wordt

hypothese 1 geaccepteerd.

De tweede hypothese gaat in op de wijkstructuren binnen de verblijfsgebieden. Gesteld werd dat de

omvang van de verkeersveiligheid en de effecten van de DV-inrichting van de verblijfsgebieden

afhankelijk zijn van de wijkstructuur. Uit de meervoudige vergelijkingstoets komt naar voren dat er

significante verschillen bestaan tussen een aantal structuren, oftewel sommige wijkstructuren zijn

verkeersveiliger dan anderen en omgekeerd. Zowel voor als na de invoering van Duurzaam Veilig zijn

deze significante verschillen aantoonbaar. Voor de ringstructuur geldt dat de reductie in het aantal

ongevallen minimaal is in de periode 1996-2004, terwijl de reductie in het aantal letselongevallen bij

de overige structuren (exclusief boomstructuren) significant is. Het lijkt erop dat de sobere Duurzaam

Veilig inrichting voor de ringstructuur weinig verkeersveiligheidseffect heeft opgeleverd. Hetzelfde zou

verwacht worden op basis van eerder onderzoek (Steenaert et al., 2004) voor de bloemkoolstructuur.

In de wijken met deze structuur is in de gemeente Enschede wel een hoge significante verbetering

gevonden van het aantal letselongevallen. Uit het onderzoek naar deze hypothese is naar voren

gekomen dat verblijfsgebieden met een vooroorlogse- en rasterstructuur in Enschede het hoogste

aantal ongevallen per wegkilometer bevatten.

Omdat niet tussen alle structuren een significant verschil in verkeersveiligheid bestaat en het effect

van DV maar bij één wijkstructuur echt achterblijft, wordt de hypothese gedeeltelijk geaccepteerd.

Over de derde hypothese, de invloed van een wijkstructuur op het effect van een maatregel, kan aan

de hand van dit onderzoek geen uitspraak worden gedaan omdat er te weinig maatregelen zijn

getroffen in alle aanwezige wijkstructuren. Om die reden kan niet nagegaan worden of een

wijkstructuur invloed heeft op het effect van een maatregel.

Hypothese 4 veronderstelt een positief verband tussen de weglengte en het aantal ongevallen per

kilometer weglengte. Dat wil zeggen; hoe meer wegkilometers er binnen een gebied liggen, hoe meer

ongevallen per wegkilometer er plaats vinden. Indien er op de 32 verblijfsgebieden een

correlatieanalyse wordt toegepast, laat deze analyse een significant positief verband zien tussen de

weglengte en het aantal letselongevallen per kilometer weglengte en tussen de weglengte en het

aantal ums-ongevallen per kilometer weglengte. Oftewel wanneer er zich meer weglengte binnen een

verblijfsgebied bevindt, gebeuren er per weggedeelte meer ongevallen. Indien het aantal gebieden

wordt verdeeld in wijkstructuren, met als gevolg een kleiner aantal gebieden waar een

correlatieanalyse op wordt toegepast, wordt er in de meeste gevallen geen significant verband

gevonden. Op basis van het gevonden significante positieve verband wanneer alle verblijfsgebieden

bekeken worden, met daarbij het feit dat er bij meer data een betrouwbaardere correlatieanalyse

toegepast kan worden, wordt de hypothese geaccepteerd.

Door de verwachte grotere drukte op de verkeersaders, als gevolg van de invoering van Duurzaam

Veilig, veronderstelt de vijfde hypothese een achteruitgang van de verkeersveiligheid op deze wegen.

De t-toets laat echter zien dat er nergens sprake is van een significante toename van het aantal

kruispuntpassages. De t-toets, die vervolgens is toegepast op het aantal ongevallen per miljoen

kruispuntpassages voor- en na invoering van DV, laat nergens een significante achteruitgang zien van

de verkeersveiligheid. Hypothese 5 wordt dan ook verworpen.

Tabel 21: Overzicht van verwerping of acceptatie hypothesen

Hypothesen Verwerpen of accepteren

1 De objectieve verkeersveiligheid in verblijfsgebieden in de gemeente Enschede is

verbeterd ten gevolge van Duurzaam Veilig Accepteren

2 De omvang van de verkeersveiligheid en de verkeersveiligheidseffecten van een Duurzaam Veilige inrichting van verblijfsgebieden in de gemeente Enschede is afhankelijk van de wijkstructuur

Gedeeltelijk accepteren

3 In de gemeente Enschede is de omvang van de verkeersveiligheidseffecten van

zowel wegvakmaatregelen als kruispuntmaatregelen afhankelijk van de wijkstructuur Niet mogelijk 4 In de gemeente Enschede neemt het aantal ongevallen per kilometer weglengte toe

bij een grotere weglengte binnen het verblijfsgebied Accepteren

5 In de gemeente Enschede is, vanwege de verwachte grotere drukte op de omliggende verkeersaders, de objectieve verkeersveiligheid op deze aders

5.2. Conclusies op basis van de resultaten

Het doel van dit onderzoek was inzicht te geven in de effecten van Duurzaam Veilig op de

verkeers(on)veiligheid. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan de conclusie getrokken

worden, dat na de invoering van Duurzaam Veilig het aantal ongevallen (significant) gereduceerd is en

daarmee de objectieve verkeersveiligheid gestegen is. De reductie van het aantal ongevallen doet

zich voor bij alle aanwezige vervoerswijzen in de verblijfsgebieden en is het laagst bij de

(brom)fietsers en voetgangers. Dat de invoering van DV een grote rol speelt bij de verbetering van de

verkeersveiligheid wordt ondersteund door het feit dat er in de periode voor invoering van DV geen

sprake is van een significante daling. Van een dalende trend die zich heeft doorgezet in de periode na

invoering van DV is dus geen sprake.

Bij de onderverdeling naar wijkstructuur blijkt dat de daling in letsel- en ums-ongevallen zich bijna bij

alle structuren voordoet. Alleen de verkeersveiligheidseffecten van DV op de ringstructuur blijven

hierbij achter. Dit onderzoek toont verschil in verkeersveiligheid aan tussen de wijkstructuren, zowel

voor de invoering van Duurzaam Veilig als erna. Gezien de objectieve onveiligheid in de periode na

invoering van Duurzaam Veilig hebben wijken met een vooroorlogse structuur en een rasterstructuur

meer aandacht nodig bij een herinrichting dan de wijken met een ring-, bloemkool- of boomstructuur.

Dat het in dit onderzoek gaat om een evaluatie van de sobere DV-inrichting blijkt wel uit het aantal

maatregelen wat genomen is in het kader van Duurzaam Veilig. Dit aantal is vrij laag en de lijst met

geplande maatregelen is vrij lang. De maatregelen die zijn genomen, zijn wel genomen in de meest

onveilige wijkstructuren. De belangrijkste conclusie die volgt uit het onderzoek naar hypothese 3 is

dan ook dat de gemeente Enschede zich bij de sobere DV-inrichting heeft beperkt tot de meest

objectief onveilige punten in de verblijfsgebieden en de grenzen met de verkeersaders (poorten).

De maatregelen die zijn genomen, tonen echter geen extra effect op de procentuele reductie van het

aantal letselongevallen. Dit kan er op duiden dat enkel het invoeren van een snelheidslimiet van 30

km/u in plaats van 50 km/u al voor een aantoonbare reductie van het aantal letselongevallen kan

zorgen en dat het nut van een paar extra maatregelen minimaal is. Een andere meer aannemelijke

verklaring is dat de wegvak- en kruispuntmaatregelen niet enkel invloed hebben op het desbetreffende

wegvak of kruispunt, maar op een groter gedeelte van een verblijfsgebied of zelfs op het gehele

verblijfsgebied. Om de omstandigheden zo veel mogelijk hetzelfde te laten zijn, zijn de

referentiepunten dicht bij de punten met maatregelen gekozen. Dat het effect van de maatregelen

daardoor ook op de referentiepunten van invloed is, is dus aannemelijk.

Het aantal wegkilometers in een verblijfsgebied heeft een positief significant verband met het aantal

ongevallen per wegkilometer is uit de analyse van de verblijfsgebieden van de gemeente Enschede

naar voren gekomen. Dit verband is echter wel vrij klein en er is alleen een lineair verband gevonden.

Dit betekent dat er misschien andere factoren zijn die een grotere invloed hebben op het aantal

ongevallen per wegkilometer dan de weglengte. Andere verbanden kunnen vanwege het geringe

aantal gebieden (vooral met een hoog aantal kilometers) niet aangetoond worden. Er is op basis van

dit onderzoek geen optimale grootte te bepalen. De belangrijkste conclusie die uit deze hypothese kan

worden getrokken is dat het niet op voorhand zo hoeft te zijn dat een zo groot mogelijk verblijfsgebied

voor het beste resultaat zorgt.

De inrichting van de verblijfsgebieden tot Duurzaam Veilige 30 km/u-gebieden zou theoretisch

nadelige gevolgen kunnen hebben voor de verkeersveiligheid op het omliggende wegennet, als

gevolg van een hogere intensiteit. Deze hogere intensiteit is echter in dit onderzoek niet aangetoond.

Tevens is er geen verslechtering van de verkeersveiligheid waargenomen. De kruispunten met de

aansluitingen van de verblijfsgebieden op de verkeersaders tonen zelfs een positief resultaat. Het lijkt

er dan ook op dat de poortconstructies en de lagere snelheid binnen de verblijfsgebieden een

gunstige werking hebben op de verkeersveiligheid, niet enkel in de verblijfsgebieden maar ook op de

aansluitingen met de verkeersaders.