• No results found

In dit hoofdstuk zullen op basis van de resultaten conclusies worden getrokken met als doel de beantwoording van de hoofdvraag:

“Wat is het effect van klaslokaalexperimenten binnen een lessenserie over de speltheorie op de vakbeleving bij leerlingen en op de resultaten van leerlingen?”

Voor de beantwoording is deze vraag in twee delen gesplitst: het effect op vakbeleving en het effect op de resultaten bij een kennistoets over de speltheorie.

In paragraaf 8.1 zal eerst de nulmeting besproken worden waarbij de vaststelling van de verschillende waarden en de mogelijke verschillen tussen beide economiegroepen worden vastgesteld. In paragraaf 8.2 worden de deelvragen beantwoord die betrekking hebben op het effect op de vakbeleving. In paragraaf 8.3 wordt de deelvraag beantwoord die betrekking heeft op het effect op de kennistoets over de speltheorie. In paragraaf 8.4 staan de conclusies naar aanleiding van het gesplitst semigestructureerd groepsinterview. In paragraaf 8.5 volgt het antwoord op de hoofdvraag. In paragraaf 8.6 worden alternatieve verklaringen gegeven en tot slot is er in paragraaf 8.7 een korte reflectie op de kwaliteit van het onderzoek.

8.1 Nulmeting

Bij de nulmeting is deels gebruik gemaakt van gegevens uit de analysefase. Het doel van de nulmeting was het inventariseren van de waarden van de verschillende variabelen en daarnaast had deze meting tot doel om mogelijke verschillen waar te nemen tussen beide economiegroepen. De resultaten wijzen uit dat er geen significante verschillen zijn op de onderzochte variabelen. Beide groepen scoren even hoog op vakbeleving. De behaalde cijfers, zowel voor economie als voor andere vakken laten geen significante verschillen zien. Beide groepen besteden gemiddeld even veel tijd aan de voorbereiding van een economietoets. Beide groepen hebben geen enkele voorkennis over het (nieuwe) onderwerp dat in de lessenserie besproken gaat worden: de speltheorie. Beide groepen scoren even hoog op het onderdeel waardering voor de docent.

Naast deze gegevens blijkt dat er in beide groepen een gelijke verdeling is tussen jongens – meisjes. Ook zijn er geen grote verschillen in profielkeuze (en dus de vakkenpakketten) tussen beide groepen.

Op basis van deze resultaten wordt geconcludeerd dat er geen waarneembare significante verschillen zijn tussen beide groepen bij de nulmeting die van invloed kunnen zijn op de resultaten. Beide groepen zijn vergelijkbaar en door middel van loting is bepaald dat 4H4 de controlegroep is geworden en dat de lessenserie met klaslokaalexperimenten wordt gedaan in 4H6, de experimentele groep.

8.2 Vakbeleving

Het begrip vakbeleving is in drie onderdelen verdeeld:

1. Vakbeleving zoals dat gemeten wordt met de gebruikte vakbelevingstest, 2. Waardering voor de docent,

3. Waardering voor de lessenserie over de speltheorie,

8.2.1. Vakbeleving aan de hand van de vakbelevingstest

Naast een totaalscore voor de vakbelevingstest is er een verdeling in vier subcategorieën: a. Plezier

b. Angst en moeilijkheid c. Inzet en interesse d. Relevantie

Plezier

Of het gebruik van klaslokaalexperimenten tot een toename van ervaren plezier in het vak leidt is vastgesteld op twee manieren. Allereerst is plezier in het vak gemeten in de nulmeting en in de nameting. Bij de controlegroep (4H4) is er geen significante toename van ervaren plezier voor en na de lessenserie over de speltheorie (dus zonder gebruik klaslokaalexperimenten). Bij de experimentele groep blijkt er een significant verschil tussen de nulmeting en de nameting. Daarnaast blijkt dat waar vooraf geen significant verschil op dit onderdeel waarneembaar was tussen de controlegroep en de experimentele groep, achteraf wel een significant verschil is gemeten. Op basis van deze twee gegevens valt te concluderen dat het gebruik van klaslokaalexperimenten bijdraagt aan plezier dat leerlingen ervaren.

Angst en moeilijkheid

Leidt het gebruik van klaslokaalexperimenten tot een hogere score op ervaren angst en moeilijkheid voor het vak (hoe hoger de score hoe lager de ervaren angst en moeilijkheid)? Beide groepen scoren niet significant hoger op de nameting ten opzichte van de nulmeting. Ook is er bij de nameting geen significant verschil tussen beide groepen. Derhalve is het niet aannemelijk dat het gebruik van klaslokaal- experimenten leidt tot een afname van ervaren angst en moeilijkheid voor het vak.

Inzet en interesse

De resultaten voor dit onderdeel zijn hetzelfde als bij de vorige subcategorie. Er is bij zowel de experimentele groep als de controlegroep geen significant verschil bij deze subcategorie tussen de nulmeting en de nameting. Ook bij de nameting is er geen significant verschil meetbaar tussen beide economiegroepen. Het gebruik van klaslokaalexperimenten leidt niet tot een significant hogere score op het onderdeel inzet en interesse.

Nut en relevantie

Op dit onderdeel scoren beide groepen niet significant hoger op de nameting ten opzichte van de nulmeting. Ook is er achteraf (bij de nameting) geen significant verschil tussen beide groepen. Het gebruik van klaslokaalexperimenten leidt niet tot een toename van ervaren nut en relevantie.

Bovengenoemde vier subcategorieën kunnen samengevoegd worden tot een gecumuleerd begrip vakbeleving zoals dat uit de in dit onderzoek gehanteerde vakbelevingstest blijkt. De conclusie is dat er op het onderdeel vakbeleving zoals dat gemeten wordt met de gehanteerde vakbelevingstest geen significant verschil is ontstaan tussen de experimentele groep en de controlegroep. Het gebruik van klaslokaalexperimenten leidt niet tot een hogere score op de vakbelevingstest. Echter is er binnen de vakbeleving op het onderdeel plezier wel een significant verschil waargenomen. Leerlingen ervaren meer plezier in het vak door het gebruik van klaslokaalexperimenten.

8.2.2 Vakbeleving aan de hand van waardering voor de docent

In de nulmeting was er voor dit onderdeel geen verschil tussen de controlegroep en de experimentele groep. Ook is er bij de controlegroep geen significant verschil waarneembaar tussen de nulmeting en de nameting. Bij de experimentele groep blijkt er wel een significant verschil tussen de nulmeting en de nameting. Tevens is er een significant verschil gemeten tussen de controlegroep en de experimentele groep in de nameting. In beide groepen is de lessenserie verzorgd door dezelfde docent. Op basis van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat het gebruik van klaslokaalexperimenten leidt tot een hogere waardering voor de docent.

8.2.3 Vakbeleving aan de hand van waardering voor de lessenserie over de speltheorie

De waardering van de leerlingen voor de lessenserie over de speltheorie is uiteraard alleen achteraf gemeten. Er is in de nameting, met acht stellingen, specifiek gevraagd naar de lessenserie over de speltheorie. Uit de enquête blijkt dat er geen verschil is in waardering voor de lessenserie over de speltheorie tussen de controlegroep en de experimentele groep. Opgemerkt moet worden dat veertien van de dertig leerlingen van de experimentele groep bij de (open) vraag in de nameting, waarom

leerlingen de lessen over de speltheorie leuker en interessanter vonden dan lessen over andere economische onderwerpen, aangaven dat het doen van klaslokaalexperimenten de voornaamste reden hiervoor was.

8.3 Kennistoets

Uit de nulmeting bleek dat beide groepen hetzelfde niveau hadden qua cijfers (zowel voor economie als voor andere vakken) en dat beide groepen geen voorkennis hadden over de speltheorie. Er waren ook geen verschillen in de verhouding jongens – meisjes en ook in de vakkenpakketten waren geen verschillen. Om de kennis over de speltheorie te toetsen in de nameting is er voor gekozen om een kennistoets af te nemen die niet van tevoren was aangekondigd zodat beide groepen dezelfde voorbereiding kenden: de lessenserie (met als enige verschil het al dan niet gebruik van klaslokaalexperimenten). Leerlingen hebben niet (thuis) de gelegenheid gekregen de toets voor te bereiden waardoor ontstane verschillen niet verklaarbaar zijn door mogelijke verschillen in voorbereidingstijd.

Uit de resultaten blijkt dat er een significant verschil is waargenomen (p < 0,01). De leerlingen uit de experimentele groep scoren significant hoger op de afgenomen kennistoets. Het gebruik van vijf klaslokaalexperimenten binnen een lessenserie over de speltheorie leidde tot een waarneembaar significant hogere score op de toets over de speltheorie.

8.4 Gesplist semigestructureerd groepsinterview

Uit de resultaten van de enquête specifiek over de klaslokaalexperimenten blijkt dat de vijf verschillende experimenten in 72% van de gevallen, na afloop van de lessenserie juist werden omschreven door de leerlingen. Hieruit valt af te leiden dat de meeste leerlingen een aantal lessen na de experimenten nog steeds goed konden omschrijven wat ze geleerd hadden van het betreffende experiment. Het eerste experiment (het cijferspel) is het vaakst juist omschreven (83%). In dit experiment kwamen de leerlingen voor het eerst in aanraking met de basisbegrippen van de speltheorie. Het is een kort en simpel experiment waarbij achteraf de koppeling is gemaakt met de te behandelen begrippen. Uit deze gegevens blijkt dat dit een doeltreffend experiment is. De leerlingen gaven zelf ook aan van dit experiment veel geleerd te hebben (zij vonden het eerste en het laatste experiment het meest leerzaam).

Uit de gegevens blijkt ook dat de leerlingen de experimenten als zeer positief hebben ervaren. Dit blijkt uit de gemiddelde score op de negen stellingen die werden opgenomen in de vragenlijst (afgenomen bij de leerlingen van de experimentele groep). Deze score van 41 (van de 45) is zeer hoog.

De conclusie dat klaslokaalexperimenten bijdragen aan met name ervaren plezier (binnen het totaalbegrip vakbeleving) wordt onderbouwd door uitspraken van leerlingen in het groepsgesprek. De leerlingen gaven aan het een zeer plezierige manier van leren te vinden (het woord “leuk” kwam in veel uitspraken van leerlingen terug. Ook gaven zij veelvuldig aan de stof goed te begrijpen door de klaslokaal- experimenten. Deze uitspraken ondersteunen de conclusie dat experimenten een hoger leereffect teweeg kunnen brengen. De leerlingen gaven aan dat de experimenten leerzaam waren omdat je zelf meespeelt in de economische situatie (“bij vragen over de stof kan je eerder antwoord geven omdat je het zelf hebt nagespeeld”). Verder blijkt uit de uitspraken dat de ervaren afwisseling van de les door experimenten toeneemt en dat deze afwisseling ook bijdraagt aan het plezier dat de leerlingen beleven.

8.5 Eindconclusie

Hoofdvraag

Wat is het effect van klaslokaalexperimenten binnen een lessenserie over de speltheorie op de vakbeleving bij leerlingen en op de resultaten van leerlingen?

Vakbeleving

Dit onderzoek heeft uitgewezen dat het gebruik van klaslokaalexperimenten geen significant effect heeft op vakbeleving in de breedste zin (vakbelevingstest plus waardering docent en waardering voor de lessenserie zelf). Binnen het totaalbegrip vakbeleving zijn wel significante verschillen gemeten tussen de experimentele groep en de controlegroep. Klaslokaalexperimenten hebben een significant positief effect op het plezier dat leerlingen beleven aan de lessen. Daarnaast leiden klaslokaalexperimenten tot een hogere waardering voor de docent.

Kennis

Dit onderzoek heeft uitgewezen dat klaslokaalexperimenten bijdragen aan meer begrip zodat significant hogere scores worden behaald op een kennistoets.

Kortom: klaslokaalexperimenten worden niet alleen leuk gevonden maar de leerlingen leren

er ook (meer) van!

Deze conclusies bouwen voort op eerdere onderzoeksresultaten van vergelijkbare onderzoeken. Ook Emerson en Taylor (2004) maakten gebruik van meerdere experimenten in hun onderzoek en ook zij hebben zoveel mogelijk getracht andere factoren bij de controlegroep en de experimentele groep hetzelfde te houden. In dit onderzoek bleek tevens een significant verschil op leerresultaat tussen de experimentele groep en de controlegroep. In het onderzoek van Yandell (1999) werd naast de leerprestaties ook gekeken naar de studentevaluaties waarbij een vergelijking werd gemaakt tussen studenten die colleges volgden met en zonder klaslokaalexperimenten. Er bleek een significant verschil: er werd aantoonbaar hoger gescoord op de studententevredenheid en de docentenevaluatie. Ook uit het onderzoek van Dickie (2006) bleek dat studenten het leuk vonden om deel te nemen aan klaslokaal- experimenten. In navolging van deze Amerikaanse onderzoeksresultaten blijkt uit voorliggend onderzoek dat klaslokaalexperimenten ook in het Nederlands middelbaar economieonderwijs een effect hebben op plezier, de waardering voor de docent en op de resultaten bij een kennistoets.

8.6 Alternatieve verklaringen

Een veelgehoorde opmerking van leerlingen uit de experimentele groep tijdens de nabespreking van de lessenserie was dat een klaslokaalexperiment echt eens wat anders was dan de ‘gewone’ les. Het zorgde voor meer afwisseling. Leerlingen zullen eerder geneigd zijn een les ‘leuk’ te bestempelen als er eens een keer een andere aanpak is gebruikt. Dat zou kunnen betekenen dat wanneer de klaslokaalexperimenten breed worden ingezet in het voortgezet economieonderwijs het op den duur normaal is geworden om hiermee te werken en dat de leerlingen dit niet meer als afwisselend beschouwen en daardoor als minder of niet leuk bestempelen. De alternatieve verklaring is derhalve dat niet de klaslokaalexperimenten op zichzelf leuk worden gevonden maar juist de afwisseling. Ook dat zou een verklaring kunnen zijn voor een hogere score op de kennistoets. Wellicht zorgde de afwisseling voor meer oplettende leerlingen waardoor de stof beter bleef hangen en waren niet de klaslokaalexperiment als zodanig de oorzaak. Dit effect staat bekend als het Hawthorne-effect.

Tijdens de lessenserie is niet altijd gecontroleerd of het opgegeven huiswerk gemaakt werd. Het is mogelijk dat de huiswerkhouding in de experimentele groep beter was dan in de controlegroep waardoor de kennistoets ook beter gemaakt is.

De conclusie dat experimenten een positief effect hebben op kennis en inzicht en op plezier en waardering voor de docent kan niet zonder meer veralgemeniseerd worden. In andere omstandigheden, zoals een andere school, een andere leraar of een andere groep leerlingen, zouden ook andere effecten gemeten kunnen worden.

8.7 Reflectie onderzoek

Het tijdstip van dit onderzoek was ideaal omdat de 4-havoleerlingen uit de twee onderzochte groepen deel uitmaakten van de laatste lichting die in het oude programma examen moest doen. Dit kwam goed uit omdat de betreffende leerlingen geen kennis hadden van het onderwerp speltheorie, ook de zittenblijvers niet. Omdat de leerlingen dit onderwerp ook niet op hun examen zouden krijgen was het niet erg om hiermee te experimenten. Ook het gebruik van kaslokaalexperimenten was nog geen onderdeel van het schoolexamen waardoor er geen nadeel is ontstaan voor de groep die geen klaslokaalexperimenten heeft gedaan in de lessenserie.

De uitgebreide nulmeting zorgde ervoor dat veel mogelijke verschillen tussen beide economiegroepen werden onderzocht en uiteindelijk uitgesloten. Niet alleen het niveau (cijfer voor economie en cijfer voor de andere vakken), de bestaande kennis over de speltheorie en het niveau van vakbeleving, maar juist ook de verhouding jongens-meisjes, de gemaakte profielkeuzes (en daaraan verbonden vakkenpakketten) en de studiehouding waren onderdeel van de nulmeting. Op deze manier werden eventuele alternatieve verklaring gereduceerd.

De interventie zat achteraf gezien goed in elkaar. Doordat er niet één maar vijf klaslokaalexperimenten zijn gedaan in een periode van drie weken is de betrouwbaarheid vergroot. Wat daarnaast heeft bijgedragen aan de betrouwbaarheid is het feit dat de toets niet werd aangekondigd zodat het verschil in voorbereidingstijd op de toets tussen leerlingen niet veel uiteen kon lopen. De conclusies uit de resultaten van het onderzoek zijn degelijk en goed onderbouwd doordat de conclusies niet alleen getrokken zijn op basis van een significant verschil tussen de controlegroep en de experimentele groep ná de lessenserie, maar daarnaast ook nog op basis van een significant verschil bij de experimentele groep tussen de nulmeting en de nameting terwijl dat verschil niet werd gemeten bij de controlegroep.

Er zijn ook enkele verbeteringen mogelijk om de kwaliteit van toekomstig vergelijkbaar onderzoek te verhogen. Zo beperkte dit onderzoek zich tot twee groepen van dertig leerlingen. Het spreekt voor zich dat hoe meer groepen onderzocht worden hoe steviger de te trekken conclusies zijn. Omdat in dit onderzoek de klaslokaalexperimenten nieuw waren voor de leerlingen werden deze als afwisselend en verfrissend beschouwd. Als experimenten binnenkort een normaal en gebruikelijk onderdeel zijn van het curriculum (en daarmee niet meer vernieuwend en verfrissend) zou er wellicht een ander resultaat kunnen ontstaan.

Het onderdeel speltheorie leent zich goed voor het doen van klaslokaalexperimenten. De vraag dient zich dan aan of klaslokaalexperimenten bij andere economische onderwerpen een zelfde resultaat zou opleveren. Ook hiernaar is verder onderzoek wenselijk.

In dit onderzoek is direct na afloop van de lessenserie een toets afgenomen. Het zou nog meer en betere data opleveren als de nameting na een bepaalde periode opnieuw zou worden afgenomen. Hierdoor kan onderzocht worden of het resultaat ook na langere tijd nog valide is.

GERELATEERDE DOCUMENTEN