• No results found

Op basis van het literatuuroverzicht en de interviews is een SWOT analyse opgesteld over de urgentie van de vermindering van de stikstofdruk uit de melkveehouderij als voorwaarde voor de verwachte groei van de melkproductie. De aanpak van de stikstofproblematiek als basis voor groei van de melk- veehouderij is samengevat in tabel 4.6. Deze tabel is gebaseerd op de gesprekken, en wel in de vorm van een SWOT analyse over vergroening als voorwaarde voor groei van de melkveehouderij.

Tabel 4.6

SWOT analyse over aanpak van de stikstofproblematiek als bijdrage aan de groene groeistrategie in de zuivelsector.

Sterkte (draagt bij aan doel)

Wereldwijd groeit de vraag naar melk(producten), de Nederlandse melkveehouderij heeft een sterke positie en de melkprijzen zijn historisch hoog. De sector ziet verduurzaming van de productie, imago en productkwaliteit als voorwaarde voor groei van de melk- veehouderij. Verminderen van de stikstofdruk maakt hiervan deel uit.

De PAS kent (naast middelvoorschriften, zoals bepaalde emissie- arme stalsystemen) een doelvoorschrift (namelijk de reductie van de uitstoot van ammoniak uit de landbouw met ten minste 10 kton per jaar in 2030 ten opzichte van 2013). Er wordt ontwik- kelingsruimte gecreëerd wanneer een generieke reductie van ammoniakemissies is gerealiseerd.

Voor intensieve bedrijven kan het verbeteren van de mineralen- efficiency bedrijfseconomisch aantrekkelijk zijn.

Zwakte (draagt niet bij aan doel)

Extensieve melkveebedrijven hebben op dit moment vanuit de mestwetgeving geen prikkel om de minera- lenverliezen te reduceren.

Sturing op het verminderen van ammoniakemissies kan elders in de kringloop tot hogere verliezen leiden. Zonder integraal naar de stikstofproblematiek te kijken, is het risico van afwenteling groot.

Kansen

Technische mogelijkheden zijn aanwezig om de stikstofbenutting in de melkveehouderij, die op dit moment ongeveer 30% be- draagt, te verhogen tot 40%.

Sturing op het sluiten van kringlopen in de melkveehouderij. De Kringloopwijzer kan bijdragen aan het sluiten van kringlopen en wordt per 1.1.2015 door NZO verplicht ingevuld door melk- veehouders, vooralsnog alleen voor bedrijven met een mest- overschot.

Bedreiging

Om het vergroeningsproces te versnellen hebben melkveehouders behoefte aan garanties bij risico- dragende leningen, maar banken zijn op dit moment behoedzamer geworden om kredieten aan melkvee- houders te verstrekken. Dit kan het vergroenings- proces vertragen.

4.6.1

Urgentie van vergroening

Verduurzaming van de melkveehouderij is al enkele jaren een belangrijke pijler van de sector en concrete doelen voor 2020 zijn overeengekomen voor de thema’s energie, milieu en klimaat.

De verwachte groei van de melkveehouderij zal landelijk ingepast moeten worden binnen de grenzen van de mestwetgeving, de behoefte aan grond voor de afzet van dierlijke mest en de aankoop van voer. Deze drie factoren hangen onderling samen. Het hoge niveau van stikstofdepositie in de nabij- heid van Natura 2000-gebieden is een belangrijke factor die op dit moment beperkend is voor de ont- wikkeling van de melkveehouderij. De Programmatische Aanpak Stikstof is opgezet als instrument om het gewenste stikstofniveau in de nabijheid van Natura 2000-gebieden (en daarmee vermindering van de stikstofbelasting uit de sectoren landbouw, industrie en vervoer) te koppelen aan ontwikkelings- ruimte. De stikstofdepositie is daarmee een belangrijke indicator voor de vergroening in de melkvee- houderij en bepalend of bedrijven in de nabijheid van Natura-2000 gebieden in de gelegenheid zijn om te groeien. Vergroening is in de zuivelsector is daarmee een belangrijke voorwaarde voor groei van de melkveehouderij. Wanneer de ammoniakemissies landelijk met 10kton afnemen, wordt ontwikkelings- ruimte gecreëerd die lokaal voor groei van de melkveehouderij wordt benut.

4.6.2

Voorstellen voor overheidsmaatregelen

De kringloopgedachte biedt kansen voor vergroening in de melkveehouderij, maar vereist wel dat in de beleidsontwikkeling integraal naar de stikstofproblematiek wordt gekeken. Als dit onvoldoende gebeurt, dreigt afwenteling van verliezen in de keten, waarbij vermindering van emissies in de keten elders tot hogere emissies kan leiden. Maatregelen die gericht zijn op het sluiten van kringlopen zouden een stimulans kunnen geven aan het verminderen van emissies in de melkveehouderij voor stikstof, fosfor en koolstof. Om deze reden wordt voorgesteld melkveehouders te stimuleren om de kringlopen te dichten, door de mineralenefficiency te verbeteren. Een dergelijke prikkel past binnen de doelen van een circulaire economie en draagt bij aan vergroening van de melkveehouderij. De

mineralenkringloop is al een belangrijk instrument in de melkveehouderij en er zijn verschillende manieren om dit te realiseren (bijvoorbeeld het voerspoor, stalaanpassingen en benutting van dierlijke mest). Verbeteringen in de efficiency van de stikstofbenutting is technisch haalbaar en draagt bij aan het sluiten van kringlopen. Het is veelal ook economisch aantrekkelijk voor de bedrijfsvoering. Het verminderen van mineralenverliezen laat zien hoe de circulaire economie ook in de melkveehouderij wordt ingepast.

Om de kringlopen in de melkveehouderij te sluiten en de mineralenefficiency te verbeteren, zouden bijproducten voor de voederindustrie, niet meer voor mestvergisting ingezet moeten worden. Dit staat de cascadering van biomassa in de weg, waarbij componenten met de hoogste toegevoegde waarde (zoals voor voedselproductie voor mens en dier) het eerst worden ingezet. Inzet van biomassa voor energiewinning is dan veelal pas aan het eind van de schakel. Initiatieven die gericht zijn op herge- bruik van biomassa zijn nodig om de efficiencyverbetering in het voertraject te verbeteren, en zo de stikstofverliezen in de melkveehouderij te verminderen. Mestverwerking ten behoeve van eigen kunst- mestproductie draagt bij aan een circulaire economie. Gezien het belang van mestvergisting bij de energieopwekking ligt het voor de hand om de SDE-regeling te toetsen op cascadering van en herge- bruik van meststoffen.

Terwijl toegepast onderzoek voor innovaties in de melkveehouderij en de toepassing daarvan vooral door de sector worden geïnitieerd, blijft op de langere termijn behoefte aan de ontwikkeling van kennisintensieve innovaties, via fundamenteel onderzoek. Het betreft innovaties waarvoor toepas- singsmogelijkheden onzeker zijn en de overheid in de ontwikkelfase via financiering een belangrijke rol speelt. Investeringen in de ontwikkeling van kennisintensieve innovaties blijven nodig om de mine- ralenefficiency uit de melkveehouderij ook op langere termijn te kunnen verbeteren.

Duurzame investeringen in de melkveehouderij zullen versterkt worden door financiering daarvan mogelijk te maken. Melkveehouders hebben aangegeven behoefte te hebben aan garanties bij risico- dragende leningen. Aangezien banken op dit moment behoedzamer zijn geworden om kredieten aan melkveehouders te verstrekken, zouden de mogelijkheden verkend kunnen worden voor publiek- private financiering. De vraag is natuurlijk wel of melkveehouders hiervoor in aanmerking kunnen komen. Binnen de melkveehouderij is belangstelling voor een fonds voor groene innovaties, met deelname door de overheid en private sector. Doel daarvan is het versnellen van het vergroenings- proces in de melkveehouderij. Dit fonds zou zich moeten richten op de fase waarbij kennis wordt

omgezet in een eindproduct. Het ministerie van Economische Zaken heeft in de periode 2012-2015 in totaal € 500 mln. ter beschikking gesteld door de oprichting van een Groene Investeringsmaat- schappij (GIM) waarin overheid en bedrijfsleven participeren. De GIM komt voort uit een Green Deal tussen Rijksoverheid en Holland Finance Capital (HFC) en wordt een private organisatie die geld beschikbaar stelt voor duurzame investeringen. Een dergelijk fonds zou de verwachte uitbreiding van de melkproductie kunnen ondersteunen, onder andere bij emissiearme stallen en maatregelen om de mineralenverliezen in het voertraject te verminderen. HFC is begin 2014 gestopt en de initiatieven voor de oprichting van een groene investeringsmaatschappij zijn vooralsnog niet succesvol gebleken. Investeringen blijven echter nodig om het sluiten van kringlopen in de melkveehouderij mogelijk te maken. Dergelijke stimulansen kunnen de komende jaren bijdragen aan het stimuleren van een circulaire economie.

5

Discussie en conclusies

Aanleiding voor dit onderzoek is de brief ‘Groene Groei: voor een sterke, duurzame economie’ die het Kabinet Rutte II in maart 2013 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De Brief benoemt acht domei- nen waar de combinatie van groen en groei de meeste kansen biedt en geeft daarbij vier aangrijpings- punten voor beleid. Allereerst wordt aangegeven dat ingezet wordt op instrumenten als: (1) ’slimme inzet van marktprikkels’ en (2) ’stimulerend kader van dynamiek bevorderende wet- en regelgeving’. Marktprikkels en wet- en regelgeving zijn veelvuldig door de overheid ingezette instrumenten, maar het Kabinet zoekt in het bijzonder naar instrumenten die initiatieven vanuit het bedrijfsleven stimu- leren. De brief benadrukt daarnaast het belang van: (3) innovaties en (4) een overheid die als partner in een netwerk opereert.

Deze algemene brief biedt nog weinig houvast om een groene groeistrategie in de praktijk vorm te geven. Zo is de vraag welke bedrijven in deze strategie vooral gestimuleerd worden en waarom? Verder is van belang te begrijpen waarom bedrijven achterblijven. Waar lopen bedrijven tegenaan? Dit rapport gaat op deze vragen in, met als centrale vraag wat de overheid kan doen om bedrijven te stimuleren wanneer ze tegen bepaalde belemmeringen aanlopen.

In dit slothoofdstuk worden de casussen nogmaals tegen het licht gehouden. Allereerst worden de belangrijkste conclusies over de afzonderlijke casussen samengevat en wordt aangegeven waarin de casussen verschillen en overeenkomen. Vervolgens wordt aangegeven welke bijdrage de casussen over groene groei kunnen leveren aan de voorgestelde acties uit het programma Van Afval Naar Grondstof, afgesloten met enkele slotopmerkingen.

De casussen in een notendop