• No results found

Recent heeft de Gezondheidsraad, op basis van een evaluatie van wetenschappelijke studies, concentraties behorende bij bepaalde door de overheid vastgestelde risiconiveaus afgeleid voor

asbest12. Deze risiconiveau-concentraties geven de jaargemiddelde asbestconcentraties waarbij 1

per miljoen (10-6) en 1 per 10.000 (10-4) mensen overlijden ten gevolge van aan asbestgerelateerd

mesothelioom of longkanker. De risiconiveaus corresponderen met respectievelijk het Maximaal

Toelaatbaar Risico (MTR, 10-4 sterftekans) en het Verwaarloosbaar Risico (VR, 10-6 sterftekans) bij

levenslange blootstelling zoals gehanteerd in het milieubeleid, en het verbodsniveau (10-4 sterfte-

kans) en streefniveau (10-6 sterftekans) per jaar blootstelling over het gehele arbeidsleven zoals

gehanteerd in het Arbeidsomstandighedenbeleid. De concentraties die door de Gezondheidsraad zijn afgeleid voor de verschillende risiconiveaus liggen lager dan de risiconiveau-concentraties die ten grondslag liggen aan het huidige beleid. TNO en RIVM hebben in voorliggend rapport informa- tie gegeven over de praktische implicaties van de door de Gezondheidsraad geadviseerde risiconi- veau-concentraties voor het asbestbeleid in Nederland.

Blootstelling aan achtergrondconcentraties in het milieu

De asbest achtergrondconcentratie in Nederland is de laatste twee decennia niet meer systema- tisch gemeten. Op basis van incidenteel uitgevoerde metingen is geschat dat deze nu tussen de

20-40 asbestvezels/m3 ligt. Dit ligt onder het huidige MTR en VR, maar in dezelfde orde van grootte

als de door de Gezondheidsraad geadviseerde 10-6 risiconiveau-concentratie voor levenslange

milieublootstelling. Daardoor is het mogelijk dat de door de Gezondheidsraad geadviseerde 10-6

risiconiveau-concentratie overschreden wordt. Blootstelling aan specifieke bronnen in het milieu

Mensen kunnen incidenteel aan verhoogde concentraties asbest worden blootgesteld rondom spe- cifieke bronnen van asbest. Er is geen kwantitatieve beoordeling te geven van de bijdrage van ver- schillende bronnen aan de blootstelling aan asbest. In gebouwen waarin niet-hechtgebonden as- besthoudende producten zijn verwerkt (spuitasbest, amosiet bevattende brandwerende platen, etc.) bestaat de grootste kans op normoverschrijdende blootstelling, met name tijdens verstoringen van de normale bedrijfssituatie door bijvoorbeeld verbouwingen. Situaties waarin het huidige MTR tijdelijk overschreden kan worden zijn bijvoorbeeld ondeskundige sloop, onderhoudswerk waarbij geen rekening wordt gehouden met mogelijk asbest, incidenten bij complexe saneringen en pas- sieve blootstelling van bewoners/gebruikers van gebouwen waarin niet-hechtgebonden asbesthou- dende producten zijn verwerkt in materiaal dat in slechte staat verkeerd. Dit is specifiek relevant voor scholen, peuterspeelzalen, etc, aangezien blootstelling op jonge leeftijd een hoger risico ople- vert op het ontwikkelen van asbestgerelateerde gezondheidseffecten. Situaties waarin het huidige VR tijdelijk overschreden kan worden zijn bijvoorbeeld locaties rondom asbest erven en –wegen (regio’s Goor en Harderwijk) bij intensief bodemgebruik tijdens droge weersomstandigheden of emissie als gevolg van een “asbestbrand”.

Asbest in de bodem

Ook sterk verontreinigde bodems (vooral in de omgeving van Goor en Harderwijk) kunnen bij be- paalde gebruikscondities en weersomstandigheden tot verhoogde asbestconcentraties in de lucht leiden.

12

In de context van dit rapport wordt de term ‘risiconiveau’ gebruikt als verkorte vorm voor ‘concentratiewaarde die gekoppeld is aan een bepaalde sterftekans’. In het GR rapport worden dit ‘concentraties overeenkomend met een risiconiveau’ genoemd.

De interventiewaarde bodem, die vaak ook als terugsaneerwaarde (saneringsdoelstelling) wordt

gebruikt, ligt momenteel op 100 mg/kgds (gewogen naar asbesttype). Bij invoering van de door de

GR geadviseerde risiconiveau-concentraties voor het algemene milieu in het beleid zouden de hui- dige normstellingen en bijbehorende protocollen voor bodem daar deels op moeten worden aange- past. Een overeenkomstige verlaging van de interventiewaarde bodem zou leiden tot maximaal een verdubbeling van het aantal gevallen dat gekenmerkt wordt als ‘ernstige bodemverontreiniging’. Daarnaast zouden vanwege de zeer lage concentraties de kosten voor asbestmetingen in bodem- monsters sterk toenemen.

Arbeidsgerelateerde blootstelling

Sterfte door asbest die we nu waarnemen is voor het overgrote deel het gevolg van zeer hoge ar- beidsgerelateerde blootstelling in het verleden. In 2007 stierven in Nederland zo’n 400 mensen aan een mesothelioom. De huidige arbeidsgerelateerde blootstelling aan asbest is moeilijk in te schat- ten. Situaties waarin het verbodsniveau incidenteel overschreden wordt zijn bijvoorbeeld onder- houdswerk waarbij geen rekening wordt gehouden met mogelijk asbest, incidenten bij complexe saneringen of illegale sloop. Groepen die een verhoogd risico lopen op arbeidsgerelateerde ver- hoogde asbestblootstelling zijn werknemers die indirect met asbest in aanraking kunnen komen, zoals monteurs, onderhoudspersoneel en installateurs. Ook werknemers van niet gecertificeerde aannemers die illegaal asbest verwijderen lopen grotere kans op blootstelling. In gebouwen waarin niet-hechtgebonden asbesthoudende producten zijn verwerkt (spuitasbest, amosiet bevattende brandwerende platen, etc.) bestaat de grootste kans op normoverschrijdende blootstelling. Voorgenoemde normoverschrijdingen zouden vaker voorkomen indien de door de GR geadviseer- de risiconiveau-concentraties de basis voor nieuwe (scherpere) normstelling zouden vormen. Han- tering van deze nieuwe risiconiveau-concentraties in het asbest normstelsel zou moeten leiden tot een herziening van verschillende protocollen, normvoorschriften en richtlijnen die aan deze normen zijn gekoppeld. Ook de indeling van asbestsaneringswerkzaamheden in risicoklassen zou opnieuw integraal moeten worden bezien.

Meetbaarheid van asbest in het licht van de door de Gezondheidsraad geadviseerde risico- niveau-concentraties

Bij optimalisatie van meettechnieken is het mogelijk om een bepalingsgrens van circa 40 asbestve-

zels/m3 lucht te halen. Voor routinematig uitgevoerde metingen geldt een praktische bepalings-

grens van circa 100 vezels/m3 lucht. De asbestvezelconcentraties die overeenkomen met de 10-6

risiconiveaus voor milieublootstelling in lucht zoals geadviseerd door de Gezondheidsraad (28 en 3

vezels/m3 voor respectievelijk chrysotiel en amfibool asbest) zijn derhalve niet routinematig en te-

gen redelijke kosten meetbaar. Dit betekent dat de door de Gezondheidsraad geadviseerde risico- niveau-concentraties geen praktisch hanteerbare waarden zijn om gemeten concentraties in de lucht direct aan te toetsen.

Voor routinematig uitgevoerde metingen in bodemmonsters volgens NEN 5707 [18] geldt een prak-

tische bepalingsgrens van 2 mg/kgds. De risicogrensconcentraties voor chrysotiel en amfibool as-

best die corresponderen met een sterftekans van 10-6 bij levenslange blootstelling zijn niet routine-

matig en tegen redelijke kosten meetbaar. Dit betekent dat interventiewaarden op basis van de

door de Gezondheidsraad geadviseerde 10-6 risiconiveau-concentraties bij levenslange milieu-

blootstelling geen praktisch hanteerbare waarden zijn om gemeten concentraties in de bodem di- rect aan te toetsen.

De door de Gezondheidsraad geadviseerde 10-4 risiconiveau-concentraties zijn in de bodem wel goed meetbaar. In de verschillende normvoorschriften voor het meten van asbestconcentraties zul- len aanpassingen nodig zijn indien het asbest normstelsel wordt gebaseerd op het Gezondheids- raad advies.

Voor arbeidsgerelateerde blootstelling zijn de door de Gezondheidsraad geadviseerde risiconi- veau-concentraties wel meetbaar indien uitgevoerd met SEM/RMA, met uitzondering van metingen voor het beoordelen van kortdurende asbestgerelateerde werkzaamheden met het doel een inde- ling in risicoklasse 1 te verkrijgen.

Vezelequivalenten kunnen toegepast blijven worden om het verschil in carcinogene potentie tussen chrysotiel en amfibool asbestvezels tot uitdrukking te brengen in asbestmengsels. Hiermee kan voor iedere samenstelling van verschillende asbestvezels een risiconiveau-concentratie afgeleid worden. Het Gezondheidsraad advies geeft een risiconiveau-concentratie voor een asbestmengsel met <20% amfibool, terwijl in de praktijk de samenstelling van het asbestvezelmengsel pas uit de analyse van de luchtmonsters is af te leiden. Het hanteren van vezelequivalenten is in lijn met de door de Gezondheidsraad voorgestelde verschillen in de carcinogene potentie van chrysotiel en amfibool asbest.

Mogelijk vervolgonderzoek

Wetenschappelijk vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op:

- de huidige asbest achtergrondconcentraties in het milieu;

- het verloop van asbestblootstelling over de tijd en het ontwikkelen van mesothelioom

en longkanker. Dit is relevant aangezien er in de praktijk nooit sprake is van continue (levenslange) blootstelling aan eenzelfde asbestniveau, zoals uitgangspunt is bij de mi- lieutoetsing.

Daarnaast is het aan te bevelen om een algemeen toegankelijke database te creëren waarin de resultaten van asbestmetingen in een geanonimiseerde vorm gepubliceerd en openbaar gemaakt worden.

Specifiek voor beleidsondersteuning kan toekomstig onderzoek zich richten op:

- vertaling van de door de Gezondheidsraad aanbevolen risiconiveau-concentraties naar

voor de praktijk hanteerbare – eventueel gemeenschappelijke - toetsingswaarden voor het beoordelen van milieu- en arbeidsgerelateerde blootstelling;

- de specifieke werkvoorschriften die binnen de bestaande protocollen van het arbeids-

omstandighedenbeleid aangepast moeten worden om aan de grenswaarde te kunnen voldoen (voor zowel asbestsaneerders als beroepsgroepen die indirect met asbest- houdende materialen in aanraking kunnen komen);

- maatschappelijke kosten baten analyse (MKBA) van beleidsopties om asbestblootstel-