• No results found

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

In deze paragraaf wordt de conclusie besproken en de onderzoeksvraag beantwoord. Tevens worden de beperkingen van het onderzoek nogmaals benadrukt. Er wordt afgesloten met aanbevelingen voor toekomstig onderzoek.

6.1. Conclusie van het onderzoek

In dit onderzoek is er gekeken naar de invloed van CEO-ervaring op belastingontwijking van bedrijven. Het doel van dit onderzoek was om te beoordelen of overheidsaccountants waarde kunnen hechten aan informatie over de CEO, wanneer zij een risicoanalyse opstellen gedurende een controle. De Europese Commissie wil namelijk de belastingontwijking van multinationals gaan intomen. Het is dan ook relevant om te weten waar accountants op kunnen letten. In dit onderzoek is ervoor gekozen om naar de ervaring van de CEO te kijken. De Upper Echelons Theory (UET) stelt namelijk dat organisatorische uitkomsten gedeeltelijk voorspeld worden door bestuurlijke achtergrondkenmerken van de CEO. Om te beoordelen of deze bestuurlijke achtergrondkenmerken ook van invloed zijn op belastingontwijking is de volgende onderzoeksvraag opgesteld:

In welke mate is de werkervaring van de CEO van invloed op belastingontwijking van een bedrijf?

Belastingontwijking is gemeten aan de hand van de Effective Tax Rate (ETR). Verder is om deze vraag te kunnen beantwoorden ervaring opgesplitst in vier elementen. Namelijk: leeftijd, tenure, horizon en opleiding.

Voor hypothese 1 is er gekeken naar leeftijd. Leeftijd is volgens UET een belangrijke indicator van CEO-ervaring. Leeftijd zou invloed hebben op organisatorische uitkomsten op basis van twee invalshoeken. De incentive interpretatie en de karakteristieken interpretatie. Deze twee stromingen zijn ook toe te passen op belastingontwijking. Hambrick en Mason (1984) stellen dat oudere CEO’s minder risico’s nemen en dus ook minder bereid zijn om belasting te ontwijken. Dit omdat oudere CEO’s minder mogelijkheden zouden zien tot het creëren van nieuwe ideeën en het aanleren van nieuw gedrag. Ten tweede zouden oudere CEO’s meer psychologische toewijding hebben tot de organisatorische status quo. Als laatste zou een CEO meer waarde hechten aan de veiligheid wat betreft carrière. Dit heeft tot de volgende hypothese geleid:

H1: Hoe ouder de CEO, hoe minder belasting er ontweken wordt

Aan de hand van een lineaire regressie is deze hypothese getoetst. Er blijkt een niet-significant positieve relatie te bestaan tussen de leeftijd van de CEO en de ETR van een bedrijf. Dit maakt dat hypothese verworpen dient te worden.

Voor hypothese 2 is er gekeken naar tenure. Tenure is een van de meest bestudeerde CEO- eigenschappen in UET-onderzoek. Over het algemeen stellen deze studies dat hoe langer een CEO de positie bezit, hoe minder strategische acties er gedaan worden. De tenure van een CEO zou opgesplitst zijn in seizoenen. Hoe langer een CEO in functie is (het laatste seizoen), hoe meer disfunctionaliteit er zou optreden door verveling, vermoeidheid of het doven van ondernemingsinstincten (O'Shannassy en Leenders, 2016). Daarnaast zouden CEO’s met een langere tenure bang zijn om de voordelen uit hun lange loopbaan te verliezen (Matta en Beamish, 2008). Risicovolle initiatieven worden uit de weg gegaan. Ook zouden zij minder gevoelig zijn voor druk van buitenaf (Acharya & Pollock, 2013; Zajac & Westphal, 1996). Dit alles heeft geleid tot de volgende hypothese:

H2: Hoe langer CEO in functie is, hoe minder belasting er ontweken wordt

Aan de hand van een lineaire regressie is deze hypothese getoetst. Er blijkt een significante, niet verwachte, positieve relatie te bestaan tussen de tenure van de CEO en de ETR van een bedrijf. Dit maakt dat hypothese verworpen dient te worden. Dit zou verklaard kunnen worden doordat hoe langer een CEO in functie is, hoe beter hij of zij wordt in zijn of haar baan (Davis, Schoorman en Donaldson, 1997). Dit zou kunnen leiden tot meer belastingontwijking. Ook kan het zijn dat de CEO’s, in de onderzoekspopulatie, overwegend nog niet in hun laatste seizoen van disfunctionaliteit zitten.

Voor hypothese 3 is er gekeken naar horizon. Wanneer er gerefereerd wordt aan CEO- horizon, wordt er gedoeld op hoe dicht een CEO op zijn of haar pensionering zit (Dechow en Sloan, 1991). Het feit dat CEO’s het gevoel kunnen ervaren dat zij misschien wel met hun laatste baan bezig zijn, leidt tot de omstandigheid dat zij voor zichzelf kiezen. Hierbij willen zij nog zoveel mogelijk beloning veiligstellen. Het minimaliseren van belastingen draagt bij aan het maximaliseren van de beloning (Minnick en Noga, 2010). Dit heeft tot de volgende hypothese geleid:

H3: Hoe korter de horizon van de CEO, hoe meer belasting er ontweken wordt

Horizon zou gemeten worden door de leeftijd van de CEO te verminderen met 60. Dit leidt echter tot extreme correlatie en multicollineariteit met leeftijd. Deze variabelen kunnen dus niet samen in een regressie gebruikt worden. Er is voor gekozen om voor enkel H1 een regressie uit te voeren en H3 te laten vervallen. Het is echter wel interessant om te bezien hoe de interpretaties verschillen. De resultaten uit hypothese 1 ondersteunen namelijk de gedachtegang omtrent Horizon. De verwachting was hierbij dat hoe dichter een CEO bij zijn pensionering komt, hoe meer belasting er ontweken wordt. De regressieresultaten passen beter bij de onderbouwing die is gegeven voor de relatie tussen de ETR en horizon dan bij de onderbouwing voor de relatie tussen ETR en leeftijd. Dit moet echter wel voorzichtig geïnterpreteerd worden.

Voor hypothese 4 is er gekeken naar opleiding. Dit is gemeten aan de hand van dummy’s. Er is hierbij onderscheid gemaakt naar hoogst genoten opleiding Master, PhD of anders. Wanneer CEO’s hoger opgeleid zijn, zou dit ervoor zorgen dat zij beter in staat zouden zijn om complexere informatie te verkrijgen (Wally en Baum, 1994). Ook zouden zij eerder ontvankelijk zijn voor nieuwe ideeën (Thomas, Litscert en Ramaswamy, 1991), meer instaat zijn tot het verzamelen van kennis en vaardigheden en het beter kunnen coördineren van teams (Patzelt, 2010). Dit alles heeft geleid tot de volgende hypothese:

H4: Hoe meer geschoold de CEO is, hoe meer belasting er ontweken wordt

Aan de hand van een lineaire regressie is deze hypothese getoetst. Dit regressiemodel is niet significant gebleken. Extra voorzichtigheid dient dus in acht genomen te worden met het interpreteren van de resultaten. Er lijkt een niet-significante relatie te bestaan tussen de hoogte van de opleiding en de ETR van een bedrijf. H4 dient dan ook verworpen te worden.

De resultaten in overweging nemende kan de onderzoeksvraag beantwoord worden. Of werkervaring van invloed is op de belastingontwijking van een bedrijf is afhankelijk hoe ervaring gemeten wordt. Wanneer er gekeken wordt naar leeftijd of opleiding is er geen significante invloed op belastingontwijking. Wanneer er gekeken wordt naar tenure, is er een significante positieve invloed. Deze conclusie moet echter met extreme voorzichtigheid getrokken worden. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 6.2.

6.2. Beperkingen van het onderzoek

Zoals in paragraaf 6.1 gesteld, dienen de resultaten met extreme voorzichtigheid getrokken te worden. Dit heeft verschillende redenen.

Allereerst is in subparagraaf 4.3.2 behandeld dat er twijfels waren omtrent de representativiteit van de datasets. Er is een enorm verval in het aantal observaties. Hiervoor is er Mann-Whitney U test uitgevoerd. Hieruit bleek dat de dataset van hypothese 4 niet representatief was voor de gehele populatie. Ten tweede bleek ook het regressiemodel van hypothese 4 niet significant. Daarnaast is gebleken dat de storingstermen van alle drie de hypotheses niet normaal verdeeld zijn. Eén van de voorwaarden om een lineaire regressie toe te passen is dat de storingsterm normaal verdeeld is. Nu dit niet het geval is, heeft dit gevolgen voor de betrouwbaarheid van de resultaten.

6.3. Aanbevelingen toekomstig onderzoek

Volgens Hanlon en Heitzman (2010) is er nog veel nieuw onderzoek nodig omtrent belastingontwijking. Dit onderzoek geeft maar beperkte resultaten weer omtrent ervaring en belastingontwijking. Hier ligt echter nog ruimte voor toekomstig onderzoek. In dit onderzoek is er enkel gekeken naar maar vier variabelen. Maar zoals in de artikelen van Quińones, Ford en

Teachout (1995) en Wang et al. (2016) naar voren komt, zijn er nog veel meer manieren om ervaring te meten. Dit komt dan veelal neer op kwalitatief onderzoek.

Daarnaast is het ook nog breder te trekken naar andere karakteristieken van CEO’s. Het blijft immers zo dat CEO’s meer invloed hebben op strategische acties, dan andere leden van het topmanagementteam. Om het ontstaan van belastingontwijking beter te kunnen begrijpen, blijft het interessant om de invloed van de CEO hierop verder te onderzoeken.

GERELATEERDE DOCUMENTEN