• No results found

Conclusies en aanbevelingen

Kunnen deugden een rol spelen bij het stimuleren van goed burgerschap in de huidige Nederlandse samenleving? Ja, dat kunnen ze. Vooral genade, respect, zorgzaamheid en hoop lijken een positieve invloed te hebben op goed burgerschap (zie Figuur 3). Deze bevindingen gaan voornamelijk op voor volwassenen. Bij jongeren hebben deugden weinig effect op goed burgerschap. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat jongeren over het algemeen minder aan goed burgerschap toekomen dan de volwassenen, omdat zij nog niet zo intensief in verschillende sectoren van de samenleving participeren. Zij brengen immers een belangrijk deel van hun tijd – verplicht – op school door en moeten huiswerk doen. Daarbij noemden we eerder al dat middelbare scholieren soms nog iets te onervaren zijn om de verantwoordelijkheid voor bepaalde taken op zich te nemen en hebben ze minder geld te besteden aan goede doelen dan volwassenen. De bevinding dat jongeren minder deelnemen aan goed burgerschap dan volwassenen komt overeen met de resultaten uit eerdere onderzoeken (Dekker &

De Hart, 2006, Van den Broek, 2007).

Dat we vinden dat jongeren minder deelnemen aan vrijwilligerswerk dan volwassenen kan ook voortkomen uit het feit dat jongeren opgroeien in een individualiserende en multiculturele samenleving; in de inleiding zijn de mogelijk negatieve gevolgen van deze ontwikkelingen voor goed burgerschap besproken. Echter, bij die aspecten van goed burgerschap waartoe jongeren in staat zijn, zoals intercultureel contact, blijven ze niet achter bij de volwassenen. Ook hebben deugden als respect en geloof dan een duidelijke positieve invloed. Geloof hangt bij middelbare scholieren ook positief samen met een gunstige houding ten opzichte van integratie van moslims in Nederland.

Bij de volwassenen hangt hoop zowel positief samen met een gunstige houding ten opzichte van integratie als de mate van intercultureel contact. Daarnaast hangen geloof en genade positief samen met een gunstige houding ten opzichte van integratie. Het zou dus goed zijn om bij interventies gericht op het verbeteren van de integratie van verschillende culturele groepen in Nederland aandacht te besteden aan respect, geloof, hoop en genade.

Intercultureel contact en de houding van mensen ten opzichte van de integratie van moslims in Nederland blijken ook onderling samen te hangen. Vooral onder middelbare scholieren bestaat een positief verband tussen intercultureel contact en houding ten opzichte van integratie. Gemengde scholen lijken dus een goed initiatief te zijn om de integratie van immigranten in Nederland te bevorderen. De vraag is echter wat komt eerst; leidt intercultureel contact tot een positieve houding of leidt een positieve houding tot meer intercultureel contact?

Naast deugden hebben sociaal vertrouwen en sociale betrokkenheid een positieve relatie met goed burgerschap. Dit is een ondersteuning voor de theorie van Putnam.

Wat we echter niet hebben kunnen vaststellen is of het sociaal vertrouwen als gevolg

van de immigratie is afgenomen. Net als Kronjee en Lampert (2006) vonden we verder een positieve invloed van zingeving op goed burgerschap; bij de volwassenen tonen protestanten, spirituelen/humanisten en moslims meer goed burgerschapsgedrag dan de katholieken en niet-religieuzen. Daarbij hebben protestanten, spirituelen/

humanisten en moslims een positievere houding ten opzichte van de integratie van moslim-immigranten in Nederland. De katholieken reageren meer zoals de niet-religieuzen. Een mogelijke verklaring is dat katholieken zichzelf wel katholiek noemen, maar minder actief met hun geloof bezig zijn dan protestanten, moslims en humanisten/spirituelen. Dit wordt ondersteund door de bevinding dat katholieken geloof een minder belangrijke deugd vinden dan de protestanten, moslims en humanisten/spirituelen.

We vinden bij volwassenen geen verschillen tussen mannen en vrouwen in de deugden die zij belangrijk vinden, noch in de mate van goed burgerschap. Bij scholieren vinden we dat meisjes de meer sociale deugden belangrijk vinden en jongens de meer rationele deugden. Verder scoren meisjes hoger op intenties tot goed burgerschap en daadwerkelijk gedrag. Mogelijk speelt de sterke identificatie met gender in de adolescentie een rol. Adolescente meisjes nemen dan eerder de prosociale rol aan die van hen verwacht wordt.

Voor de stimulering van goed burgerschap binnen de Nederlandse samenleving lijkt het dus goed aandacht te besteden aan de deugden genade, respect, zorgzaamheid, hoop en geloof. Naast de aandacht voor deze morele principes zou aandacht voor zingeving in algemene zin een positief effect kunnen hebben. De positieve rol van religie bij goed burgerschap lijkt nog niet te zijn uitgespeeld.

Literatuur

Allik, J., & Realo, A.

(2004). Individualism-Collectivism and Social Capital. Journal of Cross-Cultural Psychology, 35 (1), 29-49.

Bekkers, R. (2005). Participation in voluntary associations: Relations with resources, personality, and political values. Political Psychology, 26(3), 439-454.

Broek, A. van den, Haan, J. de, & Hart, J. de

(2007). Sociale participatie. In R. Bijl, J. Boelhouwer, & E. Pommer (Eds.), De sociale staat van Nederland [Elektronische versie]. (Publicatie nr.2007/20, pp. 189-211). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Canatan, K., Popovic M., & Edinga, R.

(2005). Maatschappelijk actief in moskeeverband. Een verkennend onderzoek naar de maatschappelijke activiteit van en het vrijwilligerswerk binnen moskeeorganisaties en het gemeentelijk beleid ten aanzien van moskeeorganisaties. Den Bosch: IHSAN, Islamitisch Instituut voor Maatschappelijke Activering.

Dekker, P., & Hart, J. de

(2006). Kerkgangers, investeerders in de Civil Society. In Investeren in vermogen. Sociaal en Cultureel rapport december 2006 [Elektronische versie].

(Publicatie nr. 2006/21, pp. 319-337). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Dijkstra, A.B., Ruiter, W., & Tichelaar, V.

(2004). Participatie, binding en betrokkenheid. In A.B. Dijkstra, J. Hofstra, J.P. van Oudenhoven, J. Peschar, & M. van der Wal (Eds.), Oud gedaan, Jong geleerd? Een studie naar de relaties tussen hechtingsstijlen, competenties, evln-intenties en sociale cohesie (pp. 130-149).

Amsterdam: Aksant.

Dongen, M. van den

(1995). Individualisering: trendy maar ook trend? [Elektronische versie].

Blad Bestuurskunde, 5 (1), 12-21.

Gesthuizen, M., Meer, T. van der, & Scheepers, P.

(2008). Ethnic Diversity and Social Capital in Europe: Tests of Putnam’s Thesis in European Countries. Geaccepteerd voor publicatie in:

Scandinavian Political Studies, 32(2), 121-142.

Hofstede, G. (2001). Culture’s consequences; Comparing values, behaviors, institutions and organizations (2nd ed.). Thousand Oaks, CA; Sage.

Inglehart, R., & Baker, W.E.

(2000). Modernization, cultural change and the persistence of traditional values. American Psychological Review, 65, 19-51.

Kronjee, G., & Lampert, M.

(2006). Leefstijlen en zingeving. In W.B.H.J. Donk, A.P. Jonkers, G.J.

Kronjee, & R.J.J.M. Plum (Eds.), Geloven in het publieke domein: Verkenningen van een dubbele transformatie [Elektronische versie]. (publicatie nr. vr13 dec 06, pp. 170-195). Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid:

Amsterdam University Press.

Lancee, B., & Dronkers, J.

(2008). Etnische diversiteit, sociaal vertrouwen in de buurt en contact van allochtonen en autochtonen met de buren. Migrantenstudies, 24, 224-229.

Leong, C.H., & Ward, C.

(2006). Cultural values and attitudes toward immigrants and

multiculturalism: The case of the Eurobarometer survey on racism and xenophobia. International Journal of Intercultural Relations, 30, 799-810.

Oudenhoven, J.P.L.M. van, Blank, A., Leemhuis, F., Pomp, M., & Sluis, A.F.

(2008). Nederland deugt. Assen: Van Gorcum.

Oudenhoven, J.P.L.M. van, Prins, K.S., & Buunk, B.

(1998). Attitudes of minority and majority members towards adaptation of immigrants. European Journal of Social Psychology, 28, 995-1013.

Realo, A., Allik, J., & Greenfield, B.

(2008). Radius of Trust: Social Capital in Relation to Familism and Institutional Collectivism. Journal of Cross-Cultural Psychology, 39(4), 447-462.

Wuthnow, R. (1998). Loose connections: Joining together in American fragmented communities.

Cambridge: Harvard University Press.

Deel 2