• No results found

DEEL III: ONDERZOEKSRESULTATEN

6. Conclusie vanuit ronde 1 en ronde 2

Vanuit de analyse van de antwoorden uit Delphi ronde 1 en 2 nemen we 45 indicatoren op in de uiteindelijke vragenlijst. Dit betekent dat 14 van de 59 indicatoren uit de oorspronkelijke lijst vanuit literatuur en focusgroepen worden geschrapt door het Delphi panel. Tabel 18 en 19 voorzien een conclusie en een overzicht van de uiteindelijk geselecteerde indicatoren per domein.

Tabel 18. Conclusie vanuit het Delphi panel

Ronde 1 Ronde 2 Totaal

Domein Opnemen Schrappen Opnemen Schrappen Opnemen Schrappen

Economic performance 1 2 4 3 5 5

Governance performance 6 1 6 2 12 3

Community performance 0 0 8 4 8 4

Environmental performance 1 0 6 0 7 0

Human performance 6 0 7 2 13 2

Totaal 14 3 31 11 45 14

WSEREPORT 61 Tabel 19. Te behouden indicatoren vanuit voorliggend onderzoek

Behouden indicatoren

8. Doelen komen tegemoet aan noden stakeholders 9. Geen conflict binnen bestuur

7. Kwetsbare doelgroepen bereiken via producten/ diensten 8. Invullen van onbeantwoorde noden in de samenleving Environmental performance

4. Betrekken personeel bij planning opleiding en training 5. Ontwikkeling/ groei personeel

6. Diversiteit personeel

7. Gelijke kansen voor vrouwen en minderheden

WSEREPORT 62 8. Balans privé-werk

9. Begeleiding op de werkvloer 10. Gedrag werknemers onderling 11. Doelgericht personeelsbeleid 12. Retentie en turnover

13. Aandacht voor jobtevredenheid

Dankzij het doorlopen onderzoeksproces (literatuuronderzoek, focusgroepen en Delphi paneln selecteren we r indicatoren om de orianisatorische peroormante van sociale onderneminien in kaart te brenien. e concretseren deze indicatoren in concrete vragen met behulp van literatuur. Hierbij gaan we op zoek naar gevalideerde instrumenten die de ieselecteerde indicatoren concretseren. vindt de vraienlijst die op deze manier ontstaat in bijlaie . iijlaie r toont het codeboek bij de drafversie van de vragenlijst.

De vraienlijst die het onderzoeksteam ontwikkeltk is een drafversie van het uiteindelijke instrument dat we wensen te bekomen. Om tot een gevalideerd instrument te komen, is het noodzakelijk de huidige vragenlijst af te toetsen en te testen bij een eerste groep respondenten.

BESLUIT

Het onderzoek uitgevoerd door het onderzoeksteam van Universiteit Gent (Faculteit Economie en iedrijoskunden heef tot doel een iedraien meetnstrument te ontwikkelen dat de orianisatorische peroormante van sociale ondernemingen in kaart kan brengen.

Met orianisatorische peroormante bedoelen we zowel de concrete output oo resultaten die een orianisate behaalt als de processen die de orianisate inzet om deze resultaten te behalen. Om het beoogde doel te behalen, zet het onderzoeksteam een systematsch onderzoekproces op dat zich laat samenvaten in drie chronoloiische stappenn literatuuronderzoek, twee focusgroepen en een Delphi panel.

Een eerste stap oocust op de literatuur inzake orianisatorische peroormante in sociale ondernemingen. Het onderzoeksteam stelt zich de vraag welke maatstaven in de literatuur worden iehanteerd en’oo aanbevolen om orianisatorische peroormante in kaart te brengen.

WSEREPORT 63

e kozen vier instrumenten die internatonaal hun meerwaarde hebben bewezen wat betref het inschalen van orianisatorische peroormante als startpunt van het literatuuronderzoek. Het gaat om de instrumenten Kinder, Lydenberg, Domini en Co, Inc.

KLDnk The Dow ones Sustainability Index D SInk The Global Reportni Initatve (GRI) en de richtlijn voor maatschappelijke verantwoordelijkheid van de Internatonal Orianizaton oor Standardizaton ISO 22000n. Door de iemeenschappelijke dimensies van deze instrumenten te aggregeren, komen we tot vijf centrale domeinen die de organisatorische peroormante van socialen onderneminien in kaart brenien. et iaat om de domeinen economic, governance, community, environmental en human performance.

Om de vijo ieaiireieerde domeinen van orianisatorische peroormante verder te concretserenk doen we beroep op vakliteratuur. e screenen tjdschrifen die aandacht besteden aan management en sociaal ondernemen op basis van de zoektermen ‘social’

en ‘performance’.

Vanuit het gevoerde literatuuronderzoek, de eerste stap binnen het onderzoeksproces, komen we tot een omvatende lijst van r domeinen die verder worden ieconcretseerd in 20 dimensies en 48 indicatoren.

We stellen vast dat de vakliteratuur weinig aangrijpingspunten biedt tot het maken van weloverwogen keuzes uit de veelheid aan mogelijke dimensies en indicatoren die de orianisatorische peroormante van sociale onderneminien meetbaar kunnen maken. In een tweede stap binnen het onderzoeksproces richten we daarom twee focusgroepen in die een praktjkierichte aanvullini op de literatuur vormen. De oocusiroepen hebben tot doel de lijst met dimensies en indicatoren vanuit de literatuur van kwalitateve oeedback te voorzien, alsook zienswijzen en perspecteven met betrekkini tot het meten van orianisatorische peroormante in sociale onderneminien te inventariseren.

In totaal nemen 1r personen met expertse over sociaal ondernemen deel aan de oocusiroepen. et iaat om directe van sociale en beschute werkplaatsen, onderzoekers en ambtenaren werkzaam rond sociaal ondernemen alsook stafmedewerkers en adviseurs van koepel- en vakbondsorianisates.

Vanuit de gevoerde focusgroepen, de tweede stap binnen het onderzoeksproces, komen we tot aanvullingen, opmerkingen en herformuleringen van de lijst met dimensies en indicatoren van orianisatorische peroormante die we vanuit literatuur verzamelden.

Concreet zorgen de focusgroepen voor 10 bijkomende indicatoren die de orianisatorische peroormante van sociale ondernemingen meetbaar kunnen maken.

WSEREPORT 64

Vanuit de onderzoeksresultaten van het literatuuronderzoek concluderen we dat er gemeenschappelijke kenmerken bestaan in het meetbaar maken van de organisatorische peroormante van socialen onderneminien. e aiireieren vijf centrale domeinen vanuit internatonaal ievalideerde instrumenten D SIk KLDk GRI en ISO 22000n. Ianuit het gevoerde literatuuronderzoek vinden we echter weinig consensus over welke concrete indicatoren en items de vijo domeinen in de praktjk meetbaar moeten maken. De focusgroepen die we in een tweede stap binnen het onderzoeksproces organiseren, zorien voor een eerste consolidate van de literatuur maar zijn eerder verkennend te noemen. Daarom heef dit onderzoek nood aan een derde stap waarin we een specifieke onderzoekstechniek inrichten: de Delphi methode. Deze methode moet ons vanuit de praktsche expertse van de deelnemers handvaten bieden zodat het maken van weloverwogen keuzes binnen de hoeveelheid aan mogelijke indicatoren van organisatorische peroormante moielijk wordt.

et Delphi panel heef tot doel tot consensus te komen over de lijst met indicatoren van orianisatorische peroormante binnen sociale onderneminien die we vanuit literatuuronderzoek en de focusgroep bijeenkomsten genereerden. Vanuit deze lijst met indicatoren ontwikkelen we een online vragenlijst voor de deelnemers. De respondenten beoordelen zowel het belani van elke individuele indicator als het relateve belani van de indicatoren per domein. We vragen hen elke indicator te scoren op een 5-punts Likertschaal wat betref het belani binnen het domein in kweste. Daarnaast vraien we de respondenten om een rangschikking in de indicatoren per domein op te stellen volgens hun belang.

Vanuit de analyse van de antwoorden van de respondenten van het Delphi panel, de derde stap binnen het onderzoekproces, komen we na twee antwoordrondes tot de vooropiestelde mate van consensus. De methodiek resulteert in de selecte van r indicatoren die, verdeeld over vijf domeinen, de organisatorische peroormante van sociale ondernemingen in kaart kunnen brengen.

et beschreven onderzoeksproces leidt tot de samenstellini van een drafversie van een vraienlijst die de orianisatorische peroormante van sociale onderneminien in Vlaanderen in kaart brenit. In een voliende stap starten we met de validate van de drafversie door het voorleiien van deze vraienlijst aan de stuuriroep en testen we deze vragenlijst bij verschillende bevoorrechte getuigen.

WSEREPORT 65

REFERENTIES

Vddinitonk D.kMcKenziek E.k Vddinitonk .k Patenk S.k Smithk . & Vdairk C. 200rn.

Performance measures for early psychosis treatment services. P ychilneice Sge icg ,e 56(12), 1570-1582.

CAF (2006). Common A g mganeFelmgtoeiteHgneigmgga chleegpijiezgpfg lpcltgilngee ooeeo gehgin niga ngateE lpcltgeoo nget Onuitgegeven document, CAF.

Caffeyk R. .k Kazmierczakk R.F. & Vvaultk . . 2001n. Developing consensus indicators of sustainability for Southeastern United States aquaculture. Louisiana State University Viricultural Center iulletnk 129.

Calantoneak R. .k Cavusiilak T.S. & Zhaobk Y. 2002n. Learnini orientatonk firm innovaton capabilityk and firm peroormance. Ianc neilpeMleigtaieMlaligmgan,e31,e515 – 524.

Chenk .k Patenk D. & Robertsk R. 2001n. Corporate charitable contributons. V Corporate Social Peroormance or leiitmacy strateiye JocealpeofeBc iag eEnhic ,e82(1), 131-144.

Cuesta-González, M. (2006). Analysis of social performance in the Spanish financial industry through public data. JocealpeofeBc iag eEnhic ,e69(3), 289-304.

Cuhls (n.d.). Delphi method. npublished documentk Fraunhooer Insttute oor Systems and Innovaton Researchk Germany.

Curtsk V. 200 n. Ialuini ecosystem ioods and services: a new approach using a surroiate market and the combinaton oo a multpe criteria analysis and a Delphi panel to assiin weiihts to the atributes. EcopoiiclpeEcoaomic ,e50, 163-194.

Dalkey, N.C. (1967). Delphi. Santa Monica, California: The RAND Corporaton.

Dalziel, T., Gentry, R.J. & Bowerman, M. (2011). An Integrated Agency-Resource Dependence Iiew oo the Influence oo Directors' uman and Relatonal Capital on Firms' R&D Spending. JocealpeofeMlaligmganeSncnig ,e48(6), 1217-1242.

Davenport, K. 2000n. Corporate citzenshipn a stakeholder approach oor definini corporate social peroormance and identoyini measures oor assessini it. Business and Socigny,e39(2), 210-219.

ESF-Agentschap Vlaanderen (n.d.). Ianeoncctge tlpingin tijzge iae nge ocilpge gconomie.

Geraadpleeid op 2 december 2010k op

htpn’’eso-aientschap.e2e.be’nl’projectenkaart’introducte-kwaliteitswijzer-de-sociale-economie.

Fernández-Llamazares, C.M., Hernández-Gago, Y., Pozas, M., Cabanas, M.J., Feal, B., Villaronga, M., Alvarez-del-Vayok C. & Ialverde3 E. 2010n. Two-round Delphi technique oor the consensual desiin oo a paediatric pharmaceutcal care model. Pharmacological Rg glech,e68, 31-37.

WSEREPORT 66

Fiander, M. & Burns, T. (2000). A Delphi approach to describing service models of community mental health practce. P ychilneiceSge icg ,e51(5), 656-658.

Fredetek C. & iradshawk P. 2012n. Social capital and nonprofit iovernance effectveness.

NoaeeofineMlaligmgane&eLglnge hie,e22(4), 391-409.

Gill, M., Flynn, R.J. & Reissing, E. (2005). The governance self-assessment checklist: an instrument oor assessini board effectveness. Noaeeofine Mlaligmgane lane Lglnge hie,e 15(3), 271-294.

Giunipero, L.C., Hooker, R.E. & Denslow, D. (2012). Purchasing and supply management sustainability: drivers and barriers. JocealpeofePcechl iaie&eSceepyeMlaligmgan,e18,e258-269.

Global Reportni Initatve 2010n. G4e Sc nlialbipinye egeoetaie icingpiag te Rgeoetaie principles and standard disclosures. Amsterdam: GRI.

Graaflandk .k Eijffinierk S. . & Smid, H. (2004). Benchmarking of Corporate Social Responsibility: methodological problems and robustness. Jocealpe ofe Bc iag e Enhic ,e53, 137-152.

GRI (2012). Sustainability disclosure database. Geraadpleegd op 20 november 2013, op htpn’’database.ilobalreportni.ori’search.

Hanekom, S.D., Brooks, D., Fagevik-Olsénk M.k ardcastlek T.C.kManiek S. & Louwk . 2012n. Reachini consensus on the physiotherapeutc manaiement oo patents oollowini upper abdominal surieryn a praimatc approach to interpret eeuivocal evidence. BMC MgniclpeIafoemltc elane gci ioaeMliiai,e1225.

Hasson, F. & Keeney, S. (2011). Enhancing rigour in the Delphi technique research.

TgchaopoiiclpeFoegcl taie&eSocilpeChlaig,e78, 1695-1704.

aynesk K.T. & illmank V. 2010n. The effect oo board capital and CEO power on strategic change. Snelngiicemlaligmganejocealp,e31(11), 1145-1163.

Helm, S.T. & Andersson, F.O. (2010). Beyond taxonomy. Noaeeofine Mlaligmgane &e Lglnge hie,e20(3), 259-276.

Herman, R.D. & Renz, D.O. (2004). Doing things rightn effectveness in local nonprofit orianizatonsk a panel study. PcbpiceAnmiai neltoaeRg igt,e64(6), 694-704.

eslink P.V.k Iandewallek D. & Lathamk G.P. 2002n. Keen to helpe Manaiersa implicit person theories and their subsequent employee coaching. PersoaagpeP ychopoii,e59,e871-902.

Hillman, A.J. & Dalziel, T. (2003). ioards oo Directors and Firm Peroormancen Inteiratni Viency and Resource Dependence Perspectves. Thge Aclngmye ofe Mlaligmgane Rg igt,e 28(3), 383-396.

WSEREPORT 67

Hillman, A.J. Cannella, J.A. A. & Paetzold, R.L. (2000). The resource dependence role of corporate directorsn strateiic adaptaton oo board compositon in response to environmental change. JocealpeofeMlaligmganeSncnig ,e37(2),e235-255.

Ho, F. (2012). A global analysis of Corporate Social Peroormancen the effects oo cultural and geographic environments. JocealpeofeBc iag eEnhic ,e107(4), 423-433.

Hynes, B. (2009). Growing the social enterprise - issues and challenges. Social Enterprise Jocealp,e5(2), 114-125.

Igalens, J. & Gond, J.-P. (2005). Measuring Corporate Social Performance in France: a critcal and empirical analysis oo VRESE data. JocealpeofeBc iag eEnhic ,e56(2), 131-148.

Internatonal Orianizaton oor Standardizaton 2010n. i co geiaie ISOe 26000t Genève:

ISO.

ISO (n.d.). About ISO. Geraadpleegd op 22 november 2013, op htpn’’www.iso.ori’iso’home’about.htm.

acksonk D.K. & ollandk T.P. 1991n. Measurini the effectveness oo nonprofit boards.

NoaeeofinelaneVopcanleyeSgcnoeeQclengepy,e27(2), 159-182.

ehnk K V. 199rn. V multmethod examinaton oo the benefits and detriments oo intrairoup conflict. Anmiai nelt geScigacgeQclengepy,e40(2),e256-282.

Jin, K.G., Drozdenko, R. & DeLoughy, S. (2013). The role of corporate value clusters in ethics, social responsibility and peroormancen a study oo financial prooessionals and implicatons oor the financial meltdown. JocealpeofeBc iag eEnhic ,e112, 15-24.

Kauri (n.d.). About us. Geraadpleegd op 22 november 2013, op htpn’’www.kauri.be’ 22’about-us.

KLD Research & Vnalytcsk Inc. 2000n. L e Rltai e lnl2e iacpc i ge ocilpe eltoae ceingeil.

Boston: KLD.

Krueger, R. (1994). Focc eieoce 2eleeelctclpeicingefoeeleepigneeg gleche(2nd Ent)t Thousand Oaksk Calioornian Saie Publicatons.

Krueger, R.A. & Casey, M.A. (2009). Focc eieoce teAeeelctclpeicingefoeeleepigneeg gleche (4th Ent). Thousand Oaksk Calioornian Saie Publicatons

Kuok Y. & Chenk P. 2001n. Constructni peroormance appraisal indicators oor mobility oo the service industries using Fuzzy Delphi Method. ExpeeneSy ngm etinheAeepicltoa ,e35, 1930-1939.

Landeta, J. (2006). Current validity of the Delphi method in social sciences. Technological Foegcl taie&eSocilpeChlaig,e73, 467-482.

Leanak C R. & Pilk F.K. 2002n. Social capital and orianizatonal peroormance: Evidence from urban public schools. OeilaizltoaeScigacg,e17(3), 353-366.

WSEREPORT 68

Lik . & ambrickk D.C. 200rn. Factonal iroupsn a new vantaie on demoiraphic oaultlinesk conflictk and disinteiraton in work teams. AclngmyeofeMlaligmganeJocealp,e48(5) 794-813.

Link C. 2012n. Corporate Social Responsibility and team peroormancen the mediatni role oo team efficacy and team selo-esteem. JocealpeofeBc iag eEnhic ,e108(2), 167-180.

Linstonek .V. & Turoffk M. 2002n. Thge gpehie mgnhonte Tgchaiqcg e lane leepicltons.

Newarkn New ersey Insttute oo Technoloiy.

Mannerk M. . 2010n. The impact oo CEO characteristcs on Corporate Social Peroormance.

JocealpeofeBc iag eEnhic ,e93, 53-72.

Maiinank I. & Ferrellk O.C. 2000n. Measurini corporate citzenship in two countries: the case of the United States and France. JocealpeofeBc iag eEnhic ,e23,e283-297.

Mazijn, B., Devriendt, S., Storme, N., Vandermeeren, J. & Van Langenhove, L. (2012).

Duurzaam ondernemen zichtbaar en doenbaar maken in Vlaanderen. Onuitgegeven onderzoeksrapport, UNU-CRIS, RCE-SNS, Howest.

Milkie, M.A. & Peltola, P. (2013). Playing all the roles: Gender and the work-family balancing actteJocealpeofeMleeiligelaneFlmipy,e61(2), 476-490.

Minichillik V. Zatonik V. & Zonak F. 2009n. Makini boards effectven Vn empirical examinaton oo board task peroormance. Beit heJocealpeofeMlaligmgan,e20(1), 55-74.

Mishrak S. 2010n. Does Corporate Social Responsibility influence firm peroormance oo Indian companiese Journal of Business Ethics, 95(4), 571-601.

MSCI (2011). MSCIeESGeianicg 2ebcipniaieoae20-ygleenelcieegcoeneofe L t Geraadpleegd op

20 november 2013, op htpsn’’www.msci.com’insiihts’sri’sriesiginvestni’mscigesigindices.html.

Muller, A. & Kolk, A. (2010). Extrinsic and intrinsic drivers of corporate social peroormancen evidence orom ooreiin and domestc firms in Mexico. Journal of MlaligmganeSncnig ,e47(1), 1-26.

Nakatsuk R.T. & Iacovouk C.L. 2009n. V comparatve study oo important risk oactors involved in offshore and domestc outsourcini oo sofware development projects: a two-panel Delphi study. Iafoemltoae&eMlaligmgan,e46, 57-68.

Nevo, D. & Chan, Y.E. (2007). A Delphi study of knowledge management system: scope and requirements. Iafoemltoae&eMlaligmgan,e44, 583-597.

O'Connor, M. & Spanienberik . . 2001n. V methodoloiy oor CSR reportnin assurini a representatve diversity oo indicators across stakeholdersk scalesk sites and peroormance issues. JocealpeofeCpglageePeoncctoa,e16, 1399-1415.

Okoli, C. & Pawlowski, S.D. (2004). The Delphi method as a research tool: an example, desiin consideratons and applicatons. Iafoemltoae&eMlaligmgan,e42, 15-29.

WSEREPORT 69

Paré, G., Cameron, A., Poba-Nzaou, P. & Templier, M. (2013). V systematc assessment oo riior in inoormaton systems rankini-type Delphi studies. Iafoemltoae&eMlaligmgan,e50, 207-217.

Pavak M.L. & Krauszk . 1992n. The associaton between Corporate Social-Responsibility and financial peroormancen the paradox oo social cost. JocealpeofeBc iag eEnhic ,e15, 321-357.

Perrini, F. (2011). Deconstructni the relatonship between corporate social and financial performance. Journal of Business Ethics, 102, 59-76.

Polit, D. & Hungler, B. (1997). E gatlp eofeace iaieeg glech. New Yorkn Lippincot.

Poseco (2012). Fipo ofig. Geraadpleegd op 22 november 2013, op htpn’’www.poseco.ori’spip.phpeartcle010.

Positve Entrepreneurs n.d.n. Voorstelling. Geraadpleegd op 22 november 2013, op htpn’’www.positve-entrepreneurs.be’portailgcontenu.php0eidgartcle=11r.

Retabk i. 2009n. V study oo manaiement perceptons oo the impact oo Corporate Social Responsibility on orianisatonal peroormance in emeriini economiesn the case oo Dubai.

JocealpeofeBc iag eEnhic ,e89(3), 371-390.

Ruf, B.M., Muralidhar, K. & Paul, K. (1998). The development of a systematck aiireiate measure of corporate social performance. JocealpeofeMlaligmgan,e24(1),e119-133.

Rowe, G., Wright, G. & McColl, A. (2005). Judgment change during Delphi-like procedures:

the role oo majority influencek expertsek and confidence. Technologiclpe Foegcl taie &e SocilpeChlaig,e72, 377-399.

S&P Dow Jones Indices LLC (2012). The Dow Jones Sustainability Europe Index Guide. New York: S&P Dow Jones Indices LLC.

Schmidtk R.C. 1992n. Manaiini Delphi surveys usini nonparametric statstcal techniques. gci ioaeScigacg,e28(3), 763-774.

Stevens, R. (2012). Thge ocilpelanegcoaomiceeeocpi inyeofe ocilpegangeeei g  2elangcgngan ,e mgl cegmgan,e lane nyalmic . Doctoral dissertaton. Ghent niversity. Faculty oo Economics and iusiness Vdministratonk Ghentk Belgium.

Sutonk S.G. & Vrnoldk I. 2010n. Focus iroup methodsn usini interactve and nominal groups to explore emerging technology-driven phenomena in accountni and inoormaton systems. IangealtoalpeJocealpeofeAccocataieIafoemltoaeSy ngm ,e14, 81-88.

Turker, D. (2009). Measuring Corporate Social Responsibility: a scale development study.

JocealpeofeBc iag eEnhic ,e85, 411-427.

Vanderstraeten, A. & Decramer, A. (2012). PgefoemlatgmlaligmganegaeHReianiclnoega.

In A. Hondeghem, (ed.), Personeelsbeleid in lokale besturen: slimme besturen investeren in menselijk kapitaal (pp. 1-27). Brugge: Vanden Broele.

WSEREPORT 70

Vlaams Parlement (2013). Oantgeee lae ngceggne bgnegffgange mllntgeie bije coppgctg ge inschakeling. Brussel: Vlaams Parlement.

von der Gracht, H. (2012). Consensus measurement in Delphi studies. Review and implicatons oor outure euality assurance. TgchaopoiiclpeFoegcl taie&eSocilpeChlaig,e79, 1525-1536.

Walsch, K. (2010). L e eg glech. Geraadpleegd op 20 november 2013, op htpn’’www.msci.com’insiihts’sri’kldgresearch’.

Wood, D.J. & Jones, R.E. (1995). Stakeholder mismatchinin a theoretcal problem in empirical research on corporate social performance. Iangealtoalpe Jocealpe ofe OeilaizltoalpeAalpy i ,e3(3),e229-267.

Worrell, J.L., Di Gangi, P.M. & Bush, A.A. (2013). Exploring the use of the Delphi method in accountni inoormaton systems research. IangealtoalpeJocealpeofeAccocataieIafoemltoae Sy ngm ,e14,e193-208.

Wright, B.E. (2007). hlne mlig e mi ioae mltgere Mi ioae lpgacg,e ecbpice ge icge mot ltoa and Human Resource outcomes. Geraadpleegd op 2 december 2013, op htpn’’www.pmranet.ori’conoerences’VZ 2002’VrizonaPapers’ riihtg&gPandeyg2002.

pdf

Wu, C., Lin, C. & Tsai, P. (2010). Evaluaton business peroormance oo wealth manaiement banks. European JouealpeofeOegeltoalpeRg glech,e207, 971-979.

Zonak F. & Zatonik V. 2002n. ieyond the black box oo demoiraphyn board processes and task effectveness within Italian firms. Coeeoelnge Go gealacg2e Aae Iangealtoalpe Rg igt,e 15(5), 852-864.

WSEREPORT 71

BIJLAGEN

Bijlage 1: Aanpassingen dimensies en indicatoren n.a.v. focusgroepen

Aanpassingen domein Economic performance

Focusgroep 1 Focusgroep 2

Aanvulling - Ontvangen subsidies en giften

- Indirecte cijfers zoals

ziekteverzuim

- Innovatie in product-/

dienstenaanbod en type markt

Opmerking - Naast concurrentie is

samenwerking eveneens belangrijk - Hoe veranderen de indicatoren in ounctie van het maatwerkdecreete

Aanpassingen domein Governance performance

Focusgroep 1 Focusgroep 2

Opmerking - Participatie ligt vaak vast in de

statuten - Wat is de impact van politieke

mandaten binnen het bestuure

Herformulering - Meer nadruk leggen op

participatie van verschillende stakeholders

Aanpassingen domein Community performance

Focusgroep 1 Focusgroep 2

Aanvulling - Informeren van de omgeving - Bereiken van kwetsbare

doelgroepen

- Invullen van onbeantwoorde noden in de samenleving

- Mogelijkheden voor stages Opmerking - Doneren van giften komt niet vaak

voor

- Linken mate van tewerkstelling aan capaciteitsnormen

- Is doneren van giften een geschikte indicator van peroormantiee

Aanpassingen domein Environmental performance

Focusgroep 1 Focusgroep 2

Opmerking - Cao’s geven een indicatie vb.

woon-werkverkeer enkel via openbaar vervoer vergoed

WSEREPORT 72 Aanpassingen domein Human performance

Focusgroep 1 Focusgroep 2

Aanvulling - Begeleiding op de werkvloer - Niet enkel arbeidsgerichte

ontwikkeling maar ook persoonsgerichte ontwikkeling van personeel

- Begeleiding op de werkvloer - Doorstroom binnen en buiten de

organisatie (doorstroom binnen de organisatie als doelgerichte ontwikkeling van het personeel) - Aandacht voor jobtevredenheid Herformulering - Eerder situatiebewust beleid dan

leeftijdsbewust beleid - Betrokkenheid meer benadrukken als aparte indicator en opsplitsen in betrokkenheid bij beleid en betrokkenheid bij planning van opleiding en training

Opmerking - Diversiteit wordt niet in vraag

gesteld en is dan ook geen geschikte indicator van performantie

WSEREPORT 73

Bijlage 2: Extra informatie: correlaties tussen de subgroepen

Vls bijkomende bron van inoormatek analyseren we de mate waarin er een correlate bestaat in de manieren waarop de drie subgroepen de indicatoren van de vijf domeinen ordenen. Hiervoor gebruiken we Kendall’s τ waarmee we de subgroepen paarsgewijs met elkaar vergelijken.

Correlaties tussen subgroepen in ronde 1

Tabel 26. Correlatie tussen ranking subgroep reguliere economie – subgroep sociale economie

Correlatie tussen reguliere economie – sociale economie τ N Sig. (1-tailed) Betekents τ

Economic performance top 0,320 10 p=0,122 (n.s.) Lage correlatie, positief

Economic performance bottom 0,338 10 p=0,106 (n.s.) Lage correlatie, positief

Governance performance top 0,451 15 p=0,024 Lage correlatie, positief

Governance performance bottom 0,616 15 p=0,003 Matige correlatie, positief

Community performance top 0,436 12 p=0,038 Lage correlatie, positief

Community performance bottom -0,089 12 p=0,358 (n.s.) Zeer lage correlatie, negatief Environmental performance top 0,053 7 p=0,438 (n.s.) Zeer lage correlatie, positief Environmental performance bottom 0,051 7 p=0,438 (n.s.) Zeer lage correlatie, positief

Human performance top 0,094 15 p=0,333 (n.s.) Zeer lage correlatie, positief

Human performance bottom 0,115 15 p=0,305 Zeer lage correlatie, positief

anneer we de correlate in de rankini tussen de subiroepen reiuliere en sociale economie bekijkenk zien we dat heel wat correlates niet siinificant zijn tabel 22n. Ierder zijn de meeste correlates eerder aan de laie kant zeer laai tot matin. at betref de botom ranischikkini van het domein community peroormance zien we een neiateve correlate zeer laai en niet siinificantn.

Tabel 27. Correlatie tussen ranking subgroep reguliere economie – subgroep organisaties met expertise

Correlatie tussen reguliere economie – organisaties met expertise τ N Sig. (1-tailed) Betekents τ

Economic performance top 0,533 10 p=,026 Matige correlatie, positief

Economic performance bottom -0,208 10 p=0,222 (n.s.) Zeer lage correlatie, negatief

Governance performance top 0,278 15 p=0,109 (n.s.) Zeer lage correlatie, positief

Governance performance bottom 0,277 15 p=0,112 (n.s.) Zeer lage correlatie, positief

Community performance top 0,364 12 p=0,069 (n.s.) Lage correlatie, positief

Community performance bottom -0,286 12 p=0,121 (n.s.) Zeer lage correlatie, negatief Environmental performance top 0,111 7 p=0,374 (n.s.) Zeer lage correlatie, positief

Community performance bottom -0,286 12 p=0,121 (n.s.) Zeer lage correlatie, negatief Environmental performance top 0,111 7 p=0,374 (n.s.) Zeer lage correlatie, positief