• No results found

Conclusie Stereotypering

In document Jeugdcriminaliteit & Media (pagina 74-77)

7 Stereotypering in het nieuws

7.8 Conclusie Stereotypering

die er zijn. Zelf vinden de journalisten dat herkomst genoemd kan worden als het relevant is. Over wanneer er sprake is van relevantie, verschillen de meningen. Zo stelt een journalist van een kwaliteitskrant dat de achtergrond altijd relevant is en dat hij die daarom ook altijd opschrijft “met de aanvulling dat het om Nederlanders gaat, zoals Marokkaanse-Nederlanders, Turks-Nederlandse man etc. Uiteraard doen we dat niet als het om mensen met de Nederlandse nationaliteit gaat.” Andere journalisten denken daar anders over. Herkomst wordt voor hen pas relevant als het gaat om incidenten waarbij het noemen van de culturele achtergrond een toegevoegde waarde heeft, zoals bij eerwraak. Daar herkomst niet noemen zou een vorm van ‘zelfcensuur’ zijn die door journalisten als onjuist wordt ervaren. Zo zegt een journalist van een van de kwaliteitskranten dat zij in haar berichtgeving nu vaker schrijft over de herkomst, omdat het vaak relevant is. “Ik heb een verhaal geschreven over Marokkaanse meisjes die door hun broers worden geterroriseerd. Dat zijn specifieke dingen in hun wereld die anders zijn dan in een Nederlandse omgeving. Dat is gewoon zo.” Het vermelden van de achtergrond is heikel, omdat het bijna altijd om slecht nieuws zal gaan. “Als het goed gaat, schrijf je er niet over”, aldus een verslaggever van een populaire krant. “Soms wel, hoe goed Marokkaanse meiden het doen, dat ze hun studie afmaken en dat ze het goed doen, maar dat biedt geen tegenwicht aan al die rotberichten over Marokkaanse jongetjes.”

Met woorden als ‘tuig’ of ‘straatterreur’ zijn de journalisten zelf voorzichtig, al komen die wel terug in sommige stukken. Zo stond in de kop van een artikel van een journalist het woord “tuig”. De journalist zelf zegt hierover: “Die kop ‘tuig’ vond ik naar; daar houd ik niet van, omdat het direct een kwalificatie is.” De redactiechef van gratis kranten ziet het gebruik van het woord tuig in een kop niet zozeer als probleem: “In koppen moet je natuurlijk in kleine ruimte je lezer pakken en het verhaal vertellen, dus dan kom je tot bepaalde woorden die je anders niet gebruikt zou hebben.” Hij erkent het eerder gesignaleerde fenomeen dat als politici bepaalde woorden gebruiken, journalisten dit dan ook gaan doen. “Als zij het doen, wie zijn wij dan om het niet te gebruiken. Dan denk ik dat Marcouch zelf Marokkaan is, politieman is geweest, en als hij het in zijn buurt als beschrijft als tuig van de richel, dan mogen wij het ook wel. Ik heb er ook zelf rondgelopen, en tja, het is ook gewoon tuig. Als ze op auto’s springen, ruiten ingooien en het maakt ze niets uit, tja dan is het tuig.”

Het politieke debat, zeggen de journalisten, is verschoven in de laatste decennia, zeker waar het de multiculturele samenleving betreft. “Van het doodzwijgen naar nu een politieke partij die alles op het conto van de Marokkanen wil schuiven. Dat zijn natuurlijk ook de uitersten, en ergens in het midden ligt de redelijkheid”, aldus een journalist van een populaire krant. De partij is de PVV, en Wilders weet als geen ander de media te bespelen. “Wilders is een en al framing”, zoals een free-lance journalist zelf zegt. “Hij is heel bedreven in het noemen van de juiste woorden die het lekker doen voor een verhaal, en journalisten nemen dat dus graag over. Beter dan een wollig verhaal met allemaal nuances.”

7.8 Conclusie Stereotypering

De actualiteitenprogramma’s en kwaliteitskranten noemen het vaakst een herkomst in hun berichtgeving. In de gratis kranten gebeurt dit het minst. Er is in 2011 een sterke afname te zien ten opzichte van 2007 waar het gaat om het noemen van een achtergrond. Dit geldt voor bijna alle media, alleen in de gratis kranten zien we hier een toename. In de berichtgeving komt wel een sterkere focus op de Marokkaanse herkomst naar voren. Hierdoor wordt de associatie van jeugdcriminaliteit met

75

Marokkaanse herkomst versterkt. De associatiepatronen tussen herkomst en het terreurframe laten eenzelfde beeld zien. Een Marokkaanse herkomst wordt in sterkere mate geassocieerd met het terreurframe dan een andere achtergrond. Deze associaties zijn het sterkst in de Kamervragen van de PVV en in de berichtgeving waarin de PVV wordt genoemd, maar zien we ook terug in de berichtgeving waarin de PVV niet wordt genoemd. Bovendien is de associatie ook sterker terug te zien in de berichtgeving van 2011 dan in die van 2007.

Het is dan ook niet alleen Wilders die deze associatie legt, ook andere bronnen leggen de relatie tussen jeugdcriminaliteit en Marokkanen. Dit wordt ook onderkend door de journalisten. Zo zegt een journalist van een van de kwaliteitskranten: “De grenzen worden verlegd. (..) Samsom bijvoorbeeld heeft een paar jaar geleden ook geroepen dat Marokkanen een etnisch monopolie hebben op overlast. (...) Dat Spekman zegt: ‘Je moet ze vernederen’. Voor een PvdA’er kunnen dergelijke uitlatingen eigenlijk niet, maar we accepteren het steeds meer, want Wilders doet het ook. Hij heeft de weg gebaand voor dergelijke kwalificaties. Het begon al een beetje bij Pim Fortuyn, maar Wilders is diegene die echt invloed op de taalverruwing in de politiek heeft gehad.”

En zo komt de verharding van het debat met associaties van jeugdcriminaliteit met een Marokkaanse herkomst voor een belangrijk deel ook op het conto van de politici. Hun woordkeuze wordt gretig overgenomen door journalisten. Zo zegt een journalist van een van de kwaliteitskranten: “Wat betreft straatterreur en Marokkanen; terreur gebruiken we niet in onze krant. Als een quote het zo zou zeggen, dan wel, maar ik zou het zelf niet zo opschrijven.” Met politici die in de rij staan om te pleiten voor een harde aanpak en bovendien een stereotype beeld geven van de jeugdcriminaliteit, blijft dit beeld ook de media beheersen. Immers, zo zagen we eerder, journalisten staan onder druk om op snelle en eenvoudige wijze verslag te doen van het publieke debat. Politici die in dergelijke termen spreken, voldoen aan de criteria ‘snel’ en ‘simpel’. Een quote is zo geregeld en het verhaal in stereotypen weergegeven is eenvoudig te begrijpen voor de lezers. Zo zegt een freelance journalist hierover: “Ik denk dat een lezer ook wel wil dat de jongeren hard worden aangepakt. Ik denk niet dat ze zich daaraan storen. Die vindt zo’n frame ook gewoon prettig.”

Op deze manier is er inmiddels een stereotype beeld ontstaan van de jonge crimineel, namelijk een Marokkaanse Nederlander. Ook al wordt er in de berichtgeving minder gesproken over herkomst, in de berichtgeving waarin er wel gesproken wordt over herkomst is de associatie sterk tussen een Marokkaanse herkomst en jeugdcriminaliteit in termen van straatterreur; inmiddels ook in de hoofden van de burgers. Zoals een journalist van een populaire krant opmerkt: “Het moeilijke is dat als het een mishandeling is op straat, en er staat geen herkomst bij dan is het in de perceptie van de lezer vaak wel een Marokkaan. Men is dan verrast als dat niet zo is.”

77

8. Conclusie

In dit concluderende hoofdstuk gaan we terug naar de vraagstellingen zoals geformuleerd in de inleiding van dit onderzoek en formuleren op basis van het uitgevoerde onderzoek antwoorden. De vraagstellingen luiden:

In document Jeugdcriminaliteit & Media (pagina 74-77)