• No results found

Ecopassages binnen Nederland worden steeds vaker gebruikt als maatregel om toenemende versnippering tegen te gaan die ontstaat doordat natuurgebieden achteruitgaan wat betreft de flora en fauna. Dit onderzoek moet de functionaliteit van drie ecopassages aantonen en inzicht bieden in de aanwezige populatiegrootte van de voorkomende muizensoorten in het onderzoeksgebied.

In dit onderzoek is de volgende hoofdvraag gesteld: In hoeverre zijn de drie ecopassages

rondom de A13 ten Zuidoosten van het Melarium functioneel voor de verspreiding van muizen? Uit

de resultaten blijkt dat de enige ecopassage binnen het onderzoek die functioneert zich bevindt in deelgebied 2. Uit het onderzoek is gebleken dat de belangrijkste criteria voor de voorkomende muizen de criteria ‘bedekkingsgraad’, ‘geschiktheid oevers’ en ‘verstorende elementen’ zijn. De verschillende zijdes van de deelgebieden zijn het beste van elkaar te onderscheiden op basis van het criterium ‘bedekkingsgraad’. Wanneer de habitatseisen op het gebied van de criteria overeenkomt met de gebiedskenmerken, heeft de ecopassage een verhoogde kans tot goed functioneren ten behoeve van de verspreiding van muizen. Binnen deelgebied 2 is één individu waargenomen dat de ecopassage heeft gebruikt om de A13 te passeren. Hieruit is op te maken dat de gebiedskenmerken rondom de ecopassage binnen deelgebied 2 overeenkomen met de habitatseisen en daarbij een bijdrage leveren aan de verspreiding van muizen rondom de A13 ten Zuidoosten van het Melarium. Met betrekking tot de ecopassage binnen deelgebied 1 en 3 zijn geen individuen waargenomen die de ecopassage hebben gebruikt om de A13 te passeren. Hieruit is op te maken dat de gebiedskenmerken rondom de ecopassage binnen deelgebied 1 en 3 niet overeenkomen met de habitatseisen en daarbij minimaal tot geen bijdrage leveren aan het functioneren van de ecopassage.

Om tot dit antwoord te kunnen komen, moest eerst een beeld worden verkregen van de mogelijk voorkomende muizensoorten. Op basis van de literatuur werden de volgende soorten verwacht: aardmuis, gewone bosmuis, gewone bosspitsmuis, huismuis, huisspitsmuis, rosse woelmuis en veldmuis (Waarnemingen.nl, 2016). Over het algemeen zijn alle voor de muizensoorten gewenste vegetatietypes aanwezig binnen de behandelde deelgebieden. Ondanks dat deze vegetatietypes aanwezig zijn, is de bedekkingsgraad per type niet hoger dan gemiddeld 20%. Het is opvallend dat de gemiddelde bedekking van de verschillende gewenste vegetatietypes binnen deelgebied 1 (zijde 1) gelijkmatig verdeeld is. Binnen deelgebied 2 bestaat 65% van de aanwezige bedekking uit kruidvegetatie en binnen deelgebied 3 domineert het vegetatietype bomen. Tijdens de uitvoering van het veldonderzoek zijn de gewone bosmuis, gewone bosspitsmuis, huisspitsmuis, rosse woelmuis en de veldmuis waargenomen. De waterspitsmuis en de aardmuis zijn niet waargenomen, doordat de in de literatuur beschreven habitatskenmerken van deze muizensoorten niet overeenkomen met de gebiedskenmerken van de deelgebieden (Twisk P. a., 2010). Met behulp van de muizeninventarisatie methodes zijn van deze muizensoorten binnen deelgebieden 1 en 3 geen individuen waargenomen die de ecopassage hebben gebruikt om de A13 te passeren. In deelgebied 2 is een individu aangetroffen met de markering van zijde 1 in zijde 2. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de bedekkingsgraad een belangrijk criterium vormt voor het voorkomen van muizen(soorten). Deelgebied 1 en 3 komen minder overheen met de habitatseisen van de voorkomende muizen dan deelgebied 2.

Daarnaast is gekeken naar de populatiegroottes van de voorkomende muizensoorten. Indien de verschillende populaties van muizensoorten onvoldoende groot zijn, is dit een mogelijke verklaring voor het minder of niet functioneren van de ecopassage(s). Het vaststellen van de populatiegrootte is alleen mogelijk geweest voor de gewone bosmuis in alle deelgebieden en voor de gewone bosspitsmuis in deelgebied 3. Aan zijde 1 van deelgebied 1 en 2 is de ingeschatte populatie van de gewone bosmuis opvallend hoog. Aan de hand van deze verwachting is het mogelijk de habitatseisen van deze muizen te vergelijken met de gebiedskenmerken rondom de ecopassages. Het inschatten van populatiegroottes kan een indicatie geven voor het gebruik van de ecopassages binnen de deelgebieden. Indien populaties relatief klein zijn, is in veel gevallen geen tot weinig inwendige druk (bijvoorbeeld predatie) binnen de populatie om zich te verspreiden buiten de populatie. Daarnaast speelt de aanwezigheid van omliggende gebieden die overeenkomen met de habitatseisen van muizen

46 Afstudeerwerkstuk: Functionaliteit Ecopassages, KNNV afdeling Delfland, 2018

een rol. Indien omliggende (natuur)gebieden of de tussengelegen verbindingen niet overeenkomen met de habitatseisen, zal geen tot weinig inwendige druk binnen de populatie aanwezig zijn om zich te verspreiden buiten de populatie.

Deelgebied 1, zijde 1 en deelgebied 2, zijde 1 voldoen beide aan de norm, waarbij het aantal waargenomen muizen overeenkomt met de gegeven beoordeling. Deelgebied 1, zijde 2 en deelgebied 2, zijde 2 voldoen beide niet aan de norm, wat is terug te zien in het lagere aantal waargenomen muizen.

Binnen het criterium ‘geschiktheid oevers’ voldoen alle deelgebieden aan de gestelde norm. Desondanks verschilt het aantal waargenomen muizen tussen de verschillende zijdes van de deelgebieden. De verklaring hiervoor ligt waarschijnlijk buiten het criterium. Dit criterium heeft voornamelijk invloed op de bereikbaarheid van de ecopassages naar de omliggende (natuur)gebieden en de oversteek van de wateren. Indien het talud van de oevers de grens van 45% overschrijdt, is de kans dat de gewenste vegetatie zich kan ontwikkelen nihil, net als de kans dat de water gerelateerde muizen de oevers kunnen beklimmen (Vuister, 2010; Zoogdiervereniging, 2016).

Het criterium ‘verstorende elementen’ bevat veel verschillen en overeenkomsten. Deelgebied 1 en 2 hebben ieder vier verstorende elementen, binnen deelgebied 3 is een zijde aanwezig met vijf en een zijde met twee verstorende elementen. Binnen deelgebied 3, zijde 2 is het aantal verstorende elementen laag, maar dit is niet terug te zien in de waarnemingen. Binnen het onderzoek is geconstateerd dat het criterium samenhangt met de intensiteit van de verstoring en de aanwezige gewenste bedekkingsgraad. In de deelgebieden, zoals deelgebied 3, waarbij minder gemengde vegetatie aanwezig is, maar wel een hoger aantal verstorende elementen, zijn minder muizen waargenomen.

De verschillen tussen de deelgebieden zitten voornamelijk in de criteria ‘bedekkingsgraad’, ‘geschiktheid oevers’ en ‘verstorende elementen’. De verschillende zijdes van de deelgebieden zijn het beste van elkaar te onderscheiden op basis van het criterium ‘bedekkingsgraad’. Het accent binnen de aanbevelingen ligt op de drie bovengenoemde criteria. De overeenkomsten tussen de deelgebieden zitten voornamelijk in de criteria ‘waterkwaliteit’ en ‘beheer’. De resultaten binnen het criterium waterkwaliteit tonen aan dat de kwaliteit binnen de deelgebieden hetzelfde is en onvoldoende van kwaliteit is. Als de waterspitsmuis als doelsoort is gesteld binnen het onderzoeksgebied, is het nodig de waterkwaliteit te verbeteren. Binnen het criterium ‘beheer’ zijn geen verschillen waargenomen tussen de deelgebieden, ze voldoen aan de habitatseisen van de voorkomende muizensoorten. De criteria ‘waterkwaliteit’ en ‘beheer’ zijn niet meegenomen in de aanbevelingen. Dit, omdat de waterkwaliteit in alle deelgebieden niet voldoende is en er ook bij het criterium beheer geen verschillen zijn tussen de deelgebieden. Het is daarom niet mogelijk om een vergelijking te maken tussen de deelgebieden op basis van deze criteria. Er kan dan ook onvoldoende ingegaan worden op de functionaliteit van de ecopassages met betrekking tot deze habitatseisen.

Deelgebied 2 is het enige deelgebied waarbij één muissoort de oversteek heeft gemaakt en hiervan kan worden gezegd dat de gebiedskenmerken binnen het deelgebied meer overeenkomen met de habitatseisen van de voorkomende muizensoorten. In deelgebied 1 en 3 zijn er geen overstekende muizensoorten waargenomen en kan aangenomen worden dat de gebiedskenmerken binnen het deelgebied onvoldoende overeenkomen met de habitatseisen van de voorkomende muizensoorten.

47 Afstudeerwerkstuk: Functionaliteit Ecopassages, KNNV afdeling Delfland, 2018

In document Monitoringsonderzoek ecopassages (pagina 45-47)