• No results found

Conclusie en beantwoording onderzoeksvragen

In document Leervondsten uit Leiderdorp (pagina 23-72)

De vroegmiddeleeuwse leervondsten uit Leiderdorp vertegenwoordigen een voor Ne-derland uitzonderlijk vroeg en nauwkeurig gedateerd complex. Leer werd voorname-lijk gebruikt voor schoeisel, maar andere voorwerpen zijn ook vertegenwoordigd: naast het afval van leerbewerking, zijn enkele fragmenten afkomstig van buidels, en ook kon-den messchekon-den en zelfs werpslingers geïkon-dentificeerd workon-den. Repen leer werkon-den ge-bruikt om pakketten vast te snoeren. Het overgrote deel van de vondsten is afkomstig uit STR 525, de afvallaag uit de eerste helft van de 9e eeuw. Het antwoord op de onder-zoeksvragen is als volgt:

Welke aanwijzingen zijn er voor het ter plaatse maken van niet-agrarische producten? Welke producten zijn dit dan?

Zijn er aanwijzingen dat de productie van goederen het niveau van huisvlijt oversteeg en ge-maakt zijn door professionele ambachtslieden, en zo ja waaruit blijkt dat dan?

In alle structuren met leer komen verspreid wel enige afsnijdsels van leerbewerking voor. Alleen een concentratie in WP 13, langs de zuidoever van de midden-Karolingische geul, wijst op de nabijheid van een schoenmaker. Het fabriceren van schoenen lijkt een incidentele bezigheid te zijn door een of meer deeltijdspecialisten. Het leer is niet erg vakkundig gelooid: de kwaliteit is matig, en alleen kleine vellen werden behandeld – schaap, geit en kalf. Runderhuiden werden waarschijnlijk gedroogd (rawhide) of op an-dere manieren behandeld, en zijn in de bodem vergaan.

Welke goederen zijn van buitenaf geïmporteerd en wat is hun herkomst?

De fraaiste en tegelijkertijd de meest ontwikkelde schoen uit Leiderdorp is een rijglaars V1497. Dit was een opvallende verschijning met zijn gepunte neus, sierstiksel op het voorblad en ongebruikelijke zijsluiting. Deze schoen verschilt dermate van de overige schoenen dat het als importstuk beschouwd kan worden.

965 Van Driel-Murray 2008. 966 Van Driel-Murray 2003.

Is in de loop der tijd een verandering in de productie en import van de diverse goederen te bespeuren, en zo ja waaruit bestaat deze dan?

Deze nederzetting zit op een cruciale overgang in zowel de ontwikkeling van het schoei-sel als de beheersing van looitechnieken. Tot in de late 8e eeuw was gelooid leer in Ne-derland zeldzaam, en werd er met de technieken geëxperimenteerd. Schoeisel bestond uit slechts een lap min of meer bewerkte huid met een paar gaten voor veters. Pas te-gen het einde van de 8e eeuw beginnen lederen schoenen met een apart aangezette zool te verschijnen en verschijnen verschillende modellen, waardoor het schoeisel zich als mode-artikel kan ontwikkelen. Aanvankelijk overheersen simpele uitgerekte reep-vormen, maar wij zien al het ontstaan van de meer geavanceerde J-patroon bij enkele schoenen zoals V1497: dit patroon kijkt naar de toekomst, en zal de hele middeleeuwen gaan domineren. Dankzij de nauwkeurige opgraving en gedetailleerde spoordatering van de nederzetting Leiderdorp wordt nu duidelijk dat de 8e eeuw het cruciale mo-ment is in deze ontwikkeling en dat de uitwisseling van kennis via internationale han-delsnetwerken hier een grote rol in gespeeld moet hebben.

In hoeverre kan de datering van materiaaltypen op basis van de vondstcontext en dendro-chronologische dateringen aangescherpt worden? Welke vondsten zijn dit en welke nieuwe dateringen komen uit het onderzoek naar voren?

De vondsten tonen aan dat verschillende schoenvormen die, als gevolg van het tot op heden beschikbaar vergelijkingsmateriaal, voornamelijk in de 9e-10e eeuw gedateerd werden (zie onder meer het overzichtswerk van Volken uit 2014) eerder al in ontwikke-ling waren. Dit geldt in het bijzonder voor de rijglaars V1497, die niet uit de 9e eeuw, maar uit de tweede helft van de 8e eeuw blijkt te dateren.

De vondsten bestrijken een periode van experimenten met pasvorm en sluitingsme-thodes, terwijl traditioneel, zeer simpel schoeisel nog in gebruik bleef. Het dragen van lederen schoeisel is een kwestie van status, en is grotendeels voorbehouden aan de mannelijke bewoners, mogelijk niet eens alle mannen. Eén schoen is zeker in de win-ter gedragen, aangezien de zool geschikt is gemaakt voor het bevestigen van ijsijzers: zou lederen schoeisel in eerste instantie voornamelijk in de winter gedragen zijn? Naarmate leer gewoner wordt en het schoenmakersvak zich ontwikkelde, breidde het schoenengebruik zich uit om ook vrouwen en kinderen te bedienen.

In hoeverre zijn er aanwijzingen voor rituele praktijken en waaruit bestaan deze?

Hoe passen eventueel vastgestelde begravingen of rituelen in onze kennis van rituele praktij-ken uit de bijbehorende periode in de regio?

Twee schoenen onderin de laat-Merovingische waterput STR 39, direct onder een sche-delfragment met twee hoornpitten van een jongvolwassen rund, lijken te wijzen op een rituele depositie. Dit zal plaats hebben gevonden bij het in gebruik nemen (of bui-ten gebruik stellen) van de waterput. Dit staat in een lange traditie van schoenoffers bij het in gebruik nemen of het afsluiten van een bron van vers water.967

NN, 1832: Kadastrale minuutplannen in: www.dewoonomgeving.nl (zie vanaf 1-1-2016 de website beeldbank.cultureelerfgoed.nl/faq.

NN, 2005: archis2.archis.nl.

NN, 2013: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.3: www.sikb.nl. Acsádi, G./J. Nemeskéri, 1970: History of Human Life Span and Mortality, Budapest. Alénus-Lecerf, J./C. Lambert/J.-P. Lémant/G. Moureau/L. Verslype, 1993: Trésors de

Wallo-nie: les verres mérovingiens[Exposition 1 juillet – 31 octobre 1993], musée Ourthe-Amblève, Comblain-au-Pont, 95-84.

Alpertus van Metz, De diversitate temporum/Gebeurtenissen van deze tijd, H. van Rij (ed. en vert.), 1980, Amsterdam.

Ambrosiani, K., 1981: Viking Age combs, comb making and comb makers in the light of finds from Birka and Ribe, Stockholm (Stockholm Studies in Archaeology 2).

Andersen, J.H./T. Sode, 2010: The Glass Bead Material, in M. Bencard/H. Brinch Madsen (eds.), Ribe Excavations 1970-76, vol. 6, Hojbjerg, 17-59.

Andersson, E., 2003: Tools for textile production from Birka and Hedeby: excavations in the black earth 1990-1995, Stockholm (Birka studies 8).

Andrae, R., 1973: Mosaikaugenperlen, Acta Praehistorica et Archaeologica 4, 101-198. Arbeitsgruppe Europäischer Anthropologen, 1979: Empfehlungen für die Alters- und

Geschlechtsdiagnose am Skelett, Homo 30, Anhang, 1-30.

Arbman, H., 1937: Schweden und das Karolingische Reich. Studien zu den Handelsverbindun-gen des 9. Jahrhunderts, Stockholm (Kungl. Vitterhets Historie och Antikvitets Akademiens handlingar 43).

Arbman, H., 1943: Birka I. Die Gräber, Stockholm.

Arwidsson, G./G. Berg, 1999 (1983): The Mästermyr find. A Viking Age tool chest from Got-land, Lompoc.

Ashby, S.P., 2009: Combs, contact, and chronology: reconsidering hair combs in Early-historic and Viking-Age Atlantic Scotland, Medieval Archaeology 53, 1-33. Ashby, S.P., 2011: An Atlas of Medieval Combs from Northern Europe, Internet

Archaeo-logy 30, http://intarch.ac.uk/journal/issue30/3/toc.html

Ashby, S.P., 2013: Making a good comb: mercantile identity in 9th- to 11th-century England, in D.M. Hadley/L. ten Harkel (eds.), Everyday life in Viking –Age Towns. Social Approaches to Towns in England and Ireland, c. 800-1100, Oxford, 193-208. Ashby, S.P./A.N. Coutu/S.M. Sindbæk, 2015: Urban Networks and Artic Outlands: Craft

Specialists and Reindeer Antlers in Viking Towns, European Journal of Archae-ology 18 (4), 679-704.

Atanaitis-Jacobs, I./D. Kisieliene/M. Stancikaite, 2002: Macrobotanical and Palynolo-gical Research at two ArchaeoloPalynolo-gical Sites in Lithuania, in K. Viklund (ed.), Nordic Archaeobotany - NAG 2000 in Umeå, Umeå (Archaeology & Environ-ment 15), 5-21.

Aten, N., 1992: Het onderzoek van de skeletten, in H. Clevis/T.S. Constandse-Wester-mann (eds.), De doden vertellen. Opgraving in de Broerenkerk te Zwolle 1987-88, Kampen, 67-95.

Baeteman, C./D.J. Beets/M. van Strydonck, 1999: Tidal crevasse splays as the cause of rapid changes in the rate of aggradation in the Holocene tidal deposits of the Belgian coastal plain, Quaternary International 56, 3-13.

Baart, J.M., 1982: Mittelalterliche Holzfunde aus Amsterdam. Der Zusammenhang zwischen Holzart und Gerätform, Zeitschrift für Archäologie des Mittelalters 10, 51-62.

Baart, J./W. Krook/A. Lagerweij/N. Ockers/H. van Regteren Altena/T. Stam/H. Stoepker/G. Stouthart/M. van der Zwan, 1977: Opgravingen in Amsterdam. Twintig jaar stadskernonderzoek, Haarlem.

Bakels, C./O. Brinkkemper/W. Out, 2016: Archeobotanie, in L. Amkreuz/F. Brounen/J. Deeben/R. Machiels/M.F. van Oorsouw/B. Smit (eds.), Vuursteen verzameld. Over het zoeken en onderzoeken van steentijdvondsten en –vindplaatsen, Amers-foort (Nederlandse Archeologische Rapporten 50), 277-283.

Baker, J.R./D.R. Brothwell, 1980: Animal diseases in archaeology, London/New York. Balen, J.H van, 1975: “Hessens-Schortens” aardewerk, in De Noordzeecultuur. Een

onder-zoek naar de culturele relaties van de landen rond de Noordzee in de vroege mid-deleeuwen, Amsterdam (IPP workingpaper 2), 105-107.

Ball, E.A.G./ P.W. van den Broeke, 2007: Opgravingen op ’t Klumke te Nijmegen-Oosterhout: boeren uit het midden-neolithicum, de ijzertijd en de Merovingische periode op een zandrug in de oostelijke Betuwe, Nijmegen (Archeologische berichten Nijmegen 6).

Balthasars, F., Kaarten van Rijnland, Delfland en Schieland 1611-1615, facsimile 1972, Alphen aan den Rijn.

Bankoff, H.A./F.A. Winter, 1979: A House-Burning in Serbia. What do burned remains tell an archaeologist?, Archaeology 32.5, 8–14.

Bardet, A.C., 1995: Pottery Traded to Dorestad: some Exploratory Archaeometrical Ana-lyses of Early Medieval Rhenish Wares, Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 41, 187-251.

Bärenfänger, R., 1994: Vier Gehöfte des 9. Jahrhunderts aus Hesel, Ldkr. Leer, Nachrich-ten ausNiedersachsens Urgeschichte 38, 39-72.

Bartels, M., 1999: Steden in scherven. Vondsten uit beerputten in Deventer, Dordrecht, Nijme-gen en Tiel (1250-1900), Zwolle/Amersfoort.

Barthel, H.J., 1969: Schlittknochen oder Knochengeräte?, Alt-Thüringen 10, 205-227. Baumgartner, E./I. Krüger, 1988: Phönix aus Sand und Asche: Glas des Mittelalters,

Mün-chen.

Bazelmans, J./M. Dijkstra/J. de Koning, 2004: Holland during the first millenium, in M. Lodewijckx (ed.), Bruc ealles well. Archaeological essays concerning the peoples of north-west Europe in the first millenium AD, Leuven (Acta Archaeologica Lovaniensia, Monographiae 15), 1-36.

Beckmann, C., 1995: Fingerringe. Römische Kaiserzeit, Reallexikon der Germanischen Altertumskunde 9, 47-56.

Beda, Ecclesiastical history of the English people with Bede’s letter to Egbert and Cuthbert’s letter on the death of Bede, L. Sherley-Price/R.E. Latham/D.H. Farmer (eds. en vert.), 1990, Londen/New York etc.

Beek, G.C. van, 2009: Dental Morphology, 2e editie, Amsterdam.

Beerenhout, B., 1994 : What conclusions can be drawn from mature haddock bones in a neolithic site in the Netherlands?, Offa 51, 341-347.

Beerenhout, B, 1999a: Watervervuiling is van alle tijden, in OVB-Bericht 1999-1, 9-12. Beerenhout, B., 1999b: Waar komt de meerval vandaan?, in OVB-Bericht 1999-3, 101-106. Beerenhout, B., 2005a: Opgraving Hogeweide; Leidsche Rijn 42: visresten uit de crevassegeul

door de inheems-Romeinse nederzetting, Amsterdam (Intern rapport Archaeo-Zoo).

Beerenhout, B., 2005b: De visresten uit Opmeer-Hoogwoud; het unieke bewijs voor een visvangsttechniek tijdens de Midden Bronstijd van West-Friesland, Amsterdam (Intern rapport Archaeo-Zoo).

Beerenhout, B., 2006: Vissen, in S. Heeren (ed.), Opgravingen bij Tiel-Passewaaij 1; de nederzetting aan de Passewaaijse Hogeweg, Amsterdam (Zuidnederlandse Archeologische Notities 29), 319-330.

Beerenhout, B., 2008: Visonderzoek Leidsche Rijn 51 & 54; een handelspost binnen het netwerk van Dorestad?, Amsterdam (Intern rapport Archaeo-Zoo) (ingekorte versie zie Beerenhout 2009a).

Beerenhout, B., 2009a: Archeozoölogie – vissen, in Nokkert, M./A.C. Aarts/H.L. Wynia (eds.), Vroegmiddeleeuwse bewoning langs de A2. Een nederzetting uit de zevende en achtste eeuw in Leidsche Rijn, Utrecht (Basisrapportage Archeologie 26), 335-346.

Beerenhout, B., 2009b:Onderzoek aan visresten uit Gouda, Amsterdam (Intern rapport Archaeo-Zoo).

Beerenhout, B., 2010a: Visresten van het Forum Hadriani; locatie Nieuw Hadriani, Amster-dam (Intern rapport Archaeo-Zoo).

Beerenhout, B., 2010b: Ichthyo-archeologisch onderzoek aan visresten uit Oegstgeest, plangebied Nieuw-Rhijngeest-Zuid, Amsterdam (intern rapport Archaeo-Zoo Amsterdam).

Beerenhout, B., 2010c: Een visdrama langs de Rijn. Complete vissen uit een buiten-dijkse greppel, in M.F.P. Dijkstra/C.R. Brandenburgh (eds.), Leiden-Aalmarkt-school. Archeologisch en bouwhistorisch onderzoek naar 800 jaar bewoning langs de Oude Rijn, ter plaatse van het voormalige St.-Catharinagasthuis, Leiden (Bodemonderzoek en Bouwhistorie in Leiden 1), 238-248.

Beerenhout, B., 2011: De visconsumptie in vroeg-middeleeuws Dorestad, Amsterdam (in-tern rapport Archaeo-Zoo).

Beerenhout, B., 2014: Visresten van Voorburg-Arentsburg; in M. Driessen/E. Besselsen (eds.), Voorburg-Arentsburg;een Romeinse havenstad tussen Rijn en Maas, Am-sterdam (Themata 7), 797-822.

Beerenhout, B./M. Dütting, 1987: Onderzoek aan vismateriaal uit het Romeinse havenbek-ken van Velsen-1, Amsterdam (niet gepubliceerde scriptie Universiteit van Amsterdam).

Behre, K.E., 1969: Der Wert von Holzartenbestimmungen aus vorgeschichtlichen Sied-lungen (dargestellt an Beispielen aus Nord-Deutschland), Neue Ausgrabun-gen und ForschunAusgrabun-gen in Niedersachsen 4, 348-358.

Behre, K.E., 1983: Ernährung und Umwelt der wikingerzeitlichen Siedlung Haithabu, Neumünster (Die Ausgrabungen in Haithabu 8).

Behre, K.E., 1999: The history of beer additives in Europe - a review, Vegetation History and Archaeobotany 8,35-48.

Belasus, M., 2014: Tradition und Wandel im neuzeitlichen Klinkerschiffbau der Ostsee am Beispiel der Schiffsfunde Poel 11 und Hiddensee 12 aus Mecklenburg-Vorpommern, Rostock (dissertatie Universiteit Rostock), 229-230.

Besteman, J.C., 1974: Carolingian Medemblik, Berichten van de Rijksdienst voor het Oud-heidkundig Bodemonderzoek 24, 43-106.

Berends, G./J.J. Voskuil, 1973: De benaming van houtverbindingen en constructieve houten elementen bij oude boerderijen. Een voorstel tot normalisering, Arnhem.

Berendsen, H.J.A., 1982: De genese van het landschap in het zuiden van de provincie Utrecht, een fysisch geografische studie, Utrecht (Ph.D. thesis Universiteit Utrecht. Ne-therlands Geographical Studies 25).

Berendsen, H.J.A./P.C. Beukenkamp, 1983:Een fysisch-geografische excursie in de omgeving van Utrecht, Utrecht (Berichten Vakgroep Fysische Geografie, Rijksuniversiteit Utrecht 15).

Beug, H.J., 2004: Leitfaden der Pollenbestimmung für Mitteleuropa und angrenzende Ge-biete, München.

Bitter, P., 1984: Onderzoek van Merovingisch aardewerk uit de opgravingen van de nederzet-tingen Kootwijk, vindplaats 4, Kootwijk, vindplaats 5, Hoog-Buurlo, vindplaats Braamberg, Amsterdam (doctoraalscriptie IPP Amsterdam).

Bittmann, F., 2000: Mittelalterliche Pflanzenreste aus Luckau, in D. Nitsche/K.

Hoffmann/H. Illig (eds.), Umwelt und Mensch. Archäologische Entdeckungen aus der Frühzeit der Niederlausitz, Wünsdorf, 90-96.

Black III, T., 1978: A new method for assessing the sex of fragmentary skeletal remains: Femoral shaft circumference, American Journal of Physical Anthropology 48, 227-231.

Bloemers, J.H.F., 1978: Rijswijk (Z.H.), De Bult, eine Siedlung der Cananefaten, Amersfoort (Nederlandse Oudheden 8).

Bloemink, J.W., 1995: Het dendrochronologisch onderzoek van het funderingshout, in M.B. de Roever (ed.), Het “Kasteel van Amstel”. Burcht of bruggehoofd? Bijdragen over de dertiende-eeuwse funderings- en muurfragmenten aan de Amstelmon-ding, Amsterdam, 77-90.

Blok, P.J., 1883: Eene Hollandsche stad in de middeleeuwen, ’s Gravenhage.

Blok, D.P., 1957: Het goederenregister van de St.-Maartenskerk te Utrecht, Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam 33, 89-104.

Blok, D.P., 1979: De Franken in Nederland, Assen (3e druk).

Blok, D.P., 1986: Het mondingsgebied van de Oude Rijn in de vroege middeleeuwen, in M.C. van Trierum /H.E. Henkes (eds.), A contribution to prehistoric, Roman and medieval archaeology. Teksten van lezingen gehouden tijdens het symposium landschap en bewoning rond de mondingen van Rijn, Maas en Schelde, Rotter-dam (RotterRotter-dam Papers 5), 169-172.

Blom, E./S. Wyns/H. van der Velde, 2006: ’De Gerner Marke’: sporen van bewoningen uit de ijzertijd, Romeinse tijd en middeleeuwen op een dekzandrug langs de Overijselse Vecht, Amersfoort (ADC rapport 766).

Blonk, A.L., 2014: Vroeg-middeleeuws leer uit Leiderdorp. Leervondsten uit de opgraving ‘Leiderdorp-Plantage’, Leiden (ongepubliceerde MA materiaalscriptie Univer-siteit van Amsterdam).

Boer, D.E.H., 1979: Leiderdorp in de middeleeuwen. Enkele aspecten van een geschiede-nis tussen Leithon en Leiden, in Leiderdorp aan jaagpad en snelweg. 1200 jaar wonen, Leiderdorp/Alphen aan den Rijn, 25-46.

Boer, E. de/H. Hiddink (eds.) 2009: Opgravingen aan de Ter Hofstadlaan te Someren. Een nederzetting en grafveld uit de Late IJzertijd en Romeinse tijd en erven uit de Volle Middeleeuwen, Amsterdam (Zuidnederlandse Archeologische rapporten 37). Boessneck, J., 1969: Osteological differences between sheep (Ovis aries L.) and goat

(Capra hircus L.), in D. Brothwell/E.S. Higgs (eds.), Science in archaeology (2nd ed.), London, 331-358.

Böhner, K., 1958: Die fränkische Altertümer des Trierer Landes, Berlin (Germanische Denk-mäler der Völkerwanderungszeit, Serie B, Die fränkische Altertümer des Rheinlandes 1).

Bomann, W., 1977: Bauerliches Hauswesen und Tagewerk im alten Niedersachsen, Hildes-heim.

Boreel, G., 2009: Metaalslakken, in J. van Renswoude/J. van Kerckhove, Opgravingen in Geldermalsen-Hondsgemet. Een inheemse nederzetting uit de Late IJzertijd en Romeinse tijd, Amsterdam(Zuid-Nederlandse Archeologische Rapporten 35). Bos, J., 2005/2006: Medieval brooches from the Dutch province of Friesland (Frisia): a regional perspective on the Wijnaldum brooches. Part I: small equal-armed brooches, Palaeohistoria 47/48, 455-477.

Bos, V. van den/O. Brinkkemper/ I.D. Bull/ S. Engels/ T. Hakbijl/ M. Schepers/ M. van Dinter/ G. van Reenen, /B. van Geel, 2014: Roman impact on the landscape near castellum Fectio, the Netherlands, Vegetation History and Archaeobotany 23, 277-293.

Botman, A.E., 1994: De Domburgfibula. Een Fries type?, Amsterdam (ongepubliceerde doc-toraalscriptie Vrije Universiteit Amsterdam).

Braat, W.C. 1952: Leyton, Leids Jaarboekje 44, 79-93.

Braat, W.C., 1956: Brandgraven uit de 7e eeuw in de duinen bij Monster, Oudheidkun-dige Mededelingen uit het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden 37, 82-91. Brandenburgh, C.R. (ed.), 2006: Archeologisch onderzoek Roomburg2003, Leiden

(Bodem-onderzoek in Leiden 17).

Brandenburgh, C.R./W.A.M. Hessing, 2014: Matilo-Rodenburg-Roomburg. De Roomburger-polder: van Romeins castellum tot moderne woonwijk, Leiden (Bodemschatten en bouwgeheimen 1). Tweede, geheel herziene druk.

Breejen, P. den, 1988: De visserij in de 16e eeuw, in D.J. de Jong(ed.), Hardinxveld en de riviervisserij, Hardinxveld-Giessendam, 21-51.

Breitinger, E., 1937: Zur Berechnung der Körperhöhe aus den langen Gliedermaßenkno-chen, Anthropologischer Anzeiger 14, 249-274.

Brewer, P./E. Jansma, 2016: Dendrochronological Data in Archaeology: A Guide to Good Practice Version 1.1, online on 8 June 2016. Beschikbaar via http://guides. archaeologydataservice.ac.uk/g2gp/Dendro_Toc.

Brijker J.M./W.K. van Zijverden, 2011: Een dynamisch landschap in de monding van de Rijn, in H.M. van der Velde (ed.), Centrale erven langs de monding van de Oude Rijn gedurende de Vroege Middeleeuwen. Archeologisch onderzoek op en rond de Zanderij-Westerbaan in Katwijk. De projecten Duinvallei fase 8 en 9 en Colligny, Amersfoort (ADC rapport 2846), 17-27.

Brinkhuizen, D.C., 1989: Ichthyo-archeologisch onderzoek: methoden en toepassing aan de hand van Romeins vismateriaal uit Velsen (Nederland), s.I. (doctoraal thesis RUG).

Brinkkemper, O., 1993: Wetland Farming in the Area to the South of the Meuse Estuary during the Iron Age and Roman Period. An Environmental and Palaeo-economic Reconstruction, Leiden (Analecta Praehistorica Leidensia 24).

Brinkkemper, O., 2006: Wetlands en menselijke bestaansmogelijkheden in de late prehistorie, in O. Brinkkemper/ J.Deeben/ J. van Doesburg/D.P. Hallewas/E.M. Theunissen/A.D.Verlinde, Vakken in vlakken. Archeologische kennis in lagen, Amersfoort (Nederlands Archeologische Rapportage 32).

Brinkkemper, O./ H. van Haaster/P. van Rijn/C. Vermeeren, 2002: Archeobotanie, in P.F.B. Jongste/G. J. van Wijngaarden (eds.), Archeologie in de Betuweroute. Het erf-goed van Eigenblok. Bewoningssporen uit de Bronstijd te Geldermalsen, Amers-foort (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 86), 439-557.

Brinkkemper, O./L.I. Kooistra/H. van Haaster/L. van Beurden/F. Bunnik, 2005: Archeobo-tanie, NOaA hoofdstuk 9 (versie 1.0), (www.noaa.nl).

Brothwell, D.R., 1981: Digging up Bones. The Excavation, Treatment and Study of Human Skeletal Remains, 3e editie, Oxford.

Brouwers, W./E. Jansma/M. Manders, 2015: Middeleeuwse scheepsresten in Nederland. De vroege middeleeuwen (500-1050), Archeobrief 19 (3), 6-24.

Buckley, M./M. Collins/J. Thomas-Oates/J.C. Wilson, 2009: Species identification by analysis of bone collagen using matrix-assisted laser desorption/ionisation time-of-flight mass spectrometry, Rapid Commun Mass Spectrometry 23, 3843-385.

Buhrs, E., 2013: Old companions, noble steeds: why dogs and horses were buried at an early medieval settlement along the Old Rhine. A zooarchaeological analysis and literary review, Leiden (ongepubliceerde masterscriptie Universiteit Leiden). Bruin, J. de, 2011: Oegstgeest Nieuw Rhijngeest Zuid, Archeologische Kroniek Zuid-Holland

43, 19-21.

Bruin, J. de, 2014: Oegstgeest-Nieuw Rhijngeest, Archeologische kroniek Zuid-Holland 46, 30-34.

Buikstra, J.E./D.H. Ubelaker, 1994: Standards for Data Collection from Human Skeletal Remains. Proceedings of a Seminar at the Field Museum of Natural History. Orga-nized by Jonathan Haas, Fayetteville (Arkansas Archaeological Survey Research Series 44).

Bult, E. J./D.P. Hallewas (eds.), 1988: Graven bij Valkenburg III. Het archeologische onderzoek in 1987 en 1988, Delft.

Bult, E.J. /D.P. Hallewas, 1990: Archaeological evidence for the early-medieval settle-ment around the Meuse and Rhine deltas up to ca AD 1000, in J.C. Besteman et al. (eds.), Medieval archaeology in the Netherlands. Studies presented to H.H. van Regteren Altena, Assen, 71-90.

Bult, E.J./J. van Doesburg/D.P. Hallewas, 1990: De opgravingscampagne in de vroeg-middeleeuwse nederzetting op de Woerd bij Valkenburg (Z.H.) in 1987 en 1988, in E.J. Bult/D.P. Hallewas (eds.), Graven bij Valkenburg III. Het archeologisch onderzoek in 1987 en 1988, Delft, 147-166.

Bult, E.J./A. Carmiggelt/P. van Dam/M. Dijkstra/D. Hallewas, 2006: De Middeleeuwen en vroegmoderne tijd in West-Nederland, NOaA hoofdstuk 16 (versie 1.0), (www.noaa.nl).

Buurman, J./B. van Geel/G.B.A. van Reenen, 1995: Palaeoecological investigations of a Late Bronze Age watering-place at Bovenkarspel, the Netherlands, in G.F.W. Herngreen/L. van der Valk (eds.), Neogene and Quarternary Geology of North-West Europe, Haarlem (Mededelingen Rijks Geologische Dienst 52), 249-270. Camphuysen, K./G. Peet, 2006: Walvissen en dolfijnen in de Noordzee, ‘s-Graveland. Callmer, J., 1977: Trade Beads and Bead Trade in Scandinavia ca. 800-1000 AD, Bonn (Acta

Archaeologica Lundensia 11).

Callmer, J., 1997: Beads and bead production in Scandinavia and the Baltic Region c. AD 600–1100: a general outline, in U. von Freeden/A. Wieczorek (eds.), Perlen. Archäologie, Techniken, Analysen, Bonn, 197-202.

Callmer, J./J. Henderson, 1991: Glassworking at Åhus, S. Sweden (eight century AD), Laborativ Arkeologi 5, 143-154.

Capelle, T., 1976: Die frühgeschichtlichen Metallfunde von Domburg auf Walcheren 1, Amers-foort (Nederlandse Oudheden 5).

Capelle, T., 1978: Die Karolingische Funde von Schouwen 2, Amersfoort (Nederlandse Oud-heden 7).

Cappers, R.T.J./ R.M. Bekker/ J.E.A. Jans, 2006: Digitale Zadenatlas van Nederland, Eelde/ Groningen (Groningen Archaeological Studies).

Carmiggelt, A./A.J. Guiran, 1997: De oorsprong van de stad Rotterdam. Archeologisch onderzoek van de middeleeuwse dam in de Rotte, in A. Carmiggelt, A.J. Carmiggelt/M.C. van Trierum (eds.), Archeologisch onderzoek in de Willem-spoortunnel te Rotterdam, Rotterdam (BOORbalans 3), 113-137.

Carmiggelt, A./P.J.W.M. Schulten, 2002: Veldhandleiding Archeologie; Archeologie Leidraad 1, Zoetermeer.

Carnap-Bornheim, C. von, 1996: Illerup Ådal 5-8. Die Prachtausrüstungen, Arhus (Jutland Archaeological Society Publications XXV).

Casparie, W.A./J.E.J. Swarts, 1980: Wood from Dorestad, Hoogstraat I, in W.A. van Es/W.J.H. Verwers, Excavations at Dorestad 1. The harbour: Hoogstraat I, Amers-foort (Nederlandse Oudheden 9), 262-285.

Cavallo, C., 2006: De dierlijke resten, in H. Hemminga/T. Hamburg (eds.), Een Merovin-gische nederzetting op de oever van de oude Rijn. Opgraving (DO) en Inventarise-rend Veldonderzoek (IVO) Oegstgeest-Rijnfront Zuid, Leiden (Archol-rapport 69), 73-81.

Cavello, C. 2008: De dierlijke resten uit de opgraving van het centrale deel, in H.M. van der Velde (ed.), Cananefaten en Friezen aan de monding van de Rijn. Tien jaar archeologisch onderzoek op de Zanderij-Westerbaan te Katwijk (1996-2006), Amersfoort (ADC Monografie 5), 373-376.

Cavallo, C./K. Esser/R. Lauwerier/W. Prummel/L. Smits/J.T. Zeiler, 2006: Archeozoölogie en fysische antropologie NOaA hoofdstuk 10 (versie 1.0), (www.noaa.nl). Cavallo, C/M. van der Heiden/Th. van Kolfschoten, 2008: Paleo-ecologie: dierlijke

resten uit de Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen in het noordelijke

In document Leervondsten uit Leiderdorp (pagina 23-72)