• No results found

Conclusie deelvraag 2 Participatie van de jongens in het bedrijfsleven optimaliseren

In document Waar een wil is, is een weg! (pagina 40-42)

3. Methode van het onderzoek

5.2 Conclusie deelvraag 2 Participatie van de jongens in het bedrijfsleven optimaliseren

In deze paraaf wordt naar aanleiding van de resultaten, een conclusie gegeven op de tweede praktische deelvraag: ‘’Wat is nodig om participatie van drop-outs en youth in conflict with the law in het bedrijfsleven via Rumas te optimaliseren?’’

Karaktereigenschappen

Volgens de respondenten spelen meerdere factoren een rol als het gaat om het participeren van de jongens in het bedrijfsleven. Allereerst begint het met de persoonlijkheid van de jongens zelf. Als een jongen stabiel is, zal het makkelijker zijn voor hem om naar het werk te blijven gaan. Bepaalde karaktereigenschappen, zoals discipline en zelfbeheersing, zijn volgens de respondenten nodig om te kunnen participeren in het bedrijfsleven. De jongen zou discipline nodig hebben om door te zetten en elke dag naar het werk te gaan. De jongen zou zelfbeheersing nodig hebben om agressiviteit onder

controle te houden. De jongen heeft daarbij intrinsieke motivatie nodig om iets te kunnen bereiken. Dat wil zeggen dat hij zelf een doel voor ogen moet hebben en graag wil werken. Hierbij kan gedacht worden aan een toekomstperspectief. Een concreet toekomstperspectief stimuleert het

doorzettingsvermogen (Dowrick & Crespo, 2005; Junger-Tas, 2002; Baat & Foolen, 2012). Een toekomstperspectief van de jongen kan bijvoorbeeld zijn dat hij veel geld wil verdienen. Het is goed om dan te kijken met de jongen naar hoe realistisch dit is. Het is daarbij belangrijk dat de jongen niet alleen ergens gaat werken, omdat hij meer kan verdienen. Een combinatie van veel geld verdienen en van het werk houden, is een doel waar de jongens van Rumas naar toe kunnen streven, omdat het niet onmogelijk is. In de resultaten van dit onderzoek, komt naar voren dat het vooral belangrijk is dat de jongens liefde hebben voor het werk wat ze doen. Een conclusie blijkt te zijn dat

karaktereigenschappen, zoals discipline, zelfbeheersing en intrinsieke motivatie bij de jongens aanwezig moeten zijn. Daarnaast zou het goed zijn dat Rumas samen met de jongens meer aan hun toekomstperspectief zal gaan werken. Dit zou volgens een aantal respondenten al wel gedeeltelijk gebeuren. Als de jongen zelf wil werken, omdat hij van het werk houdt, zal hij zijn baan niet snel verlaten.

Extrinsieke motivatie

Naast bepaalde karaktereigenschappen en intrinsieke motivatie van de jongens, zouden ook invloeden van buitenaf een rol spelen in de participatie van de jongen in het bedrijfsleven. Het gaat hierbij onder andere om de opvoeding. De bevolkingsgroepen in Suriname hebben verschillen in de opvoeding en cultuur. Zoals eerder genoemd, zijn het beschermende factoren als de jongere opgroeit in een gezin met een hoge economische status, waar waarde wordt gehecht aan onderwijs en ouders een stabiele baan hebben (Jimerson, Egeland, Sroufe, & Carlson, 2000; Junger-Tas, 2002; Baat & Foolen, 2012). Niet iedere ouder of opvoeder zal over deze beschermende factoren beschikken, maar zij kunnen hun kind wel ondersteunen in hun ontwikkeling. De jongen zou gemotiveerd en gesteund kunnen worden door zijn omgeving, waaronder zijn ouders/verzorgers, de medewerkers van Rumas en de werkgevers. Bij Rumas wordt met de jongens gepraat en worden de jongens gemotiveerd tijdens het traject. Zodra de jongens aan het werk zijn, zouden zij deze wekelijkse feedback en motivatie niet meer krijgen volgens een aantal respondenten. Een conclusie kan zijn dat de jongens de wekelijkse feedback moeten blijven krijgen. De wekelijkse feedback hoeft niet alleen van de jobcoach te zijn. De ouders zouden de jongen deze feedback kunnen geven door over zijn gedrag te praten. Als zijn gedrag goed is, zouden de ouders de jongens kunnen complimenteren. Het blijkt dat de jongens liefde en warmte bij Rumas krijgen en dat de jongens hier goed op reageren. Rumas zou verder meer inhoudelijk op de behoeftes van de jongens kunnen ingaan. Rumas zou de jongen bijvoorbeeld kunnen steunen door meerdere trainingen te geven over budgettering, zodat de jongens hier wat aan hebben als zij aan het werk gaan en hierdoor zelfstandiger kunnen worden. De werkgever zou de jongen kunnen belonen door te zeggen dat hij iets goed heeft gedaan. De jongen wordt extrinsiek gemotiveerd doordat hij zich gewaardeerd voelt door zijn werkgever als de werkgever laat blijken dat hij het goed doet. De

werkgevers mogen de jongens op het werk meer extrinsiek motiveren op de werkvloer door

complimenten te geven. De werksfeer op het werk, waaronder de omgang met elkaar, zou ook een rol spelen in de extrinsieke motivatie van de jongen om naar het werk te gaan. Als de sfeer op het werk goed is, zou het volgens de respondenten leuker zijn voor de jongen om naar het werk toe te gaan. Het zou dan ook plezieriger zijn voor de jongen om te gaan werken in een omgeving waar hij zich prettig voelt. Op deze manier zou de kans groter kunnen zijn dat hij aan het werk blijft bij dat bedrijf. Rumas zou zich meer kunnen richten op hoe de werksfeer is bij de jongens op de werkvloer. Een conclusie is dat er meer onderzoek gedaan kan worden naar werksfeer op de werkvloer van de jongens.

Eigen regie

Het is volgens een aantal respondenten belangrijk dat de jongens zelf een beroepskeuze kunnen maken, zodat de keuze uit hem zelf komt. Duurzame participatie zou volgens Samenwerkend toezicht jeugd (z.j) ontstaat als er met de jongere gericht gewerkt wordt aan de toekomst. Dat de jongere dit zoveel mogelijk op eigen kracht doet, is wenselijk. De jongen zou dan samen met de medewerker van Rumas een profiel kunnen invullen om te kijken wat zijn beroepswensen zijn. Dit gebeurt op deze manier al wel gedeeltelijk bij Rumas. Momenteel zouden jongens geplaatst worden in een baan die op dat moment beschikbaar is.

Wel zei een respondent dat Rumas de jongens niet in een baan zal plaatsen als zij dat niet willen. Een conclusie is dat voor elke jongen meer gekeken kan worden naar wat zijn beroepskeuze is. Rumas kan samen met de jongen kijken naar wat zijn motivatie is om ergens te werken. Als dat alleen maar geld verdienen is, dan moet de verwachting van de jongen bijgesteld worden.

Voldoende personeel

Met voldoende personeel bedoelen de respondenten dat er personeel van Rumas moet zijn om de jongens frequenter te kunnen bezoeken op hun werk. Een persoon die de jongens kan bezoeken op het werk, blijkt te weinig te zijn, omdat die persoon volgens de respondenten niet toe zou komen aan alle taken en bezoeken. Hoeveel jongens precies bezocht moeten worden op hun werk, komt in het onderzoek niet duidelijk naar voren. Een conclusie kan zijn dat er meer personeel komt bij Rumas die de taak van een jobcoach kunnen uitvoeren.

In document Waar een wil is, is een weg! (pagina 40-42)