• No results found

Als eerste kan worden gesteld dat geen van de geselecteerde apps gebruik heeft gemaakt van wetenschappelijk onderbouwde theorieën. Dit houdt in dat er geen duidelijke richtlijnen worden gesteld bij het opstellen van doelen. Veel apps werken wel met een vorm van tijdgebondenheid maar belangrijke eisen aan de specificiteit, meetbaarheid, aanvaardbaarheid en realiteit worden vaak niet vermeld (Roozenburg & Eekels, 1998). Indien er wel indirect gebruik wordt gemaakt van de overige onderdelen uit de SMART worden er vaak maar enkele elementen geïmplementeerd.

Ook wordt nergens gebruik gemaakt van de test en operate fases zoals die bij het TOTE-model worden voorgeschreven (Carver & Scheier, 2000). Hoewel een aantal apps tussentijdse evaluatie uitlokten werkten de meeste apps toch volgens het principe dat afvinken behaald en afgerond was. Deze manier van beoordelen vereist veel discipline en verantwoordelijkheid van de gebruiker omdat hij of zij het eindoordeel van het vertoonde gedrag moet beoordelen. Van de 28 apps is de app Habitr de enige die een ingebouwde functie heeft die een poging doet een deel van deze verantwoordelijkheid op zich te nemen door ervoor te zorgen dat de gebruiker geen goals als behaald kan aanmerken terwijl hij deze niet heeft behaald. Uiteraard is deze functie niet onfeilbaar en ligt de beslissing om door te schakelen naar de exitfase nog steeds voornamelijk bij de gebruiker.

Behalve theorieën werden in de inleiding ook methodes om met de gestelde doelen om te gaan genoemd. Beide methodes, assimilatie en accomidatie (Brandtstädter & Greve, 1994)

[26]

zijn niet teruggevonden in de geanalyseerde apps. Dit kan worden verklaard doordat de apps geen rekening houden met de context van de gebruiker en een eventuele aanpassing hiervan. Hiermee wordt niet uitgesloten dat apps op een later moment dit criterium wel weten te implementeren. De methode accommodatie zou verwerkt kunnen worden in de bestaande apps, zo zouden deze meer nadruk kunnen leggen op het focussen op het positieve en het coachen in het loslaten van geblokkeerde doelen. Assimilatie, waarbij de omgeving en de situatie wordt aangepast om het doel te kunnen bereiken, is lastiger te implementeren in een vrij eenvoudige en kleine interventie zoals een mobiele app. Wel zou de app advies kunnen bieden over het aanpassen van de omgeving tijdens het opstellen van het doel of raadgeving kunnen bieden bij het niet behalen van een doel zodat de gebruiker hier zelf invloed op zou kunnen uitoefenen.

Een theorie die niet in de inleiding wordt vernoemd maar die toch veel terug lijkt te komen is het gebruik van herhaling om een gewoonte te vormen. Deze methode is voor veel persoonlijke doelen effectief omdat een gewoonte min of meer een vaste manier van denken, willen of voelen is die ontstaan is uit eerdere herhalingen van een ervaring (Wood & Neal, 2007). Volgens recent onderzoek duurt het verkrijgen van een gewoonte door middel van herhaling gemiddeld 66 dagen, afhankelijk van het gedrag, de persoon en de omstandigheden (Lally et al., 2010). Geen van de apps geeft hier echter toelichting bij en helpt de gebruiker dus ook niet om deze bevindingen ook echt te implementeren in zijn doelstellingen. Het is dus lastig te zeggen of deze theorie ook echt word gebruikt.

Verder wordt er in de inleiding gesproken over de categorieën intrinsieke en extrinsieke doelen. Geen van de apps maakten hier een onderscheid in of behandelden doelen op een afwijkende manier wanneer ze in een meer intrinsiek of extrinsiek karakter hadden. Gollwitzer et al. (2010) benoemd wel een verschil in motivatie en discipline wat betreft intrinsiek of extrinsiek gerichte doelen, waarbij hij stelt dat intrinsieke doelen vaak van meer motivatie en discipline genieten. De apps zullen er dus waarschijnlijk baat bij hebben dit onderscheid te implementeren.

De conclusie wat betreft de bruikbaarheid van de apps, gemeten met de SUS (Brooke, 1996), is vrij eenvoudig. Het onderdeel wat het laagste werd beoordeeld was de vraag “I think that I would like to use this system frequently”. De lage score op dit onderdeel en de grafische vormgeving van de apps hangen sterk met elkaar samen. De meeste apps hadden geen aanlokkelijke vormgeving waardoor het onaantrekkelijk was om de apps vaker te gebruiken.

[27]

De apps waren zeer eenvoudig in gebruik en hadden vaak een ingebouwde hulpfunctie waardoor de gebruiker snel wegwijs werd gemaakt in het systeem. Hier is wel een bepaalde rangorde in te brengen doordat sommige apps bijvoorbeeld meerdere functies hebben, wat het gebruik ingewikkelder maakt. Wat dan vooral opvalt is dat deze apps nog steeds niet moeilijk in gebruik te noemen zijn, maar vanwege het grote aanbod van eenvoudigere apps, toch minder aantrekkelijker zijn voor frequent gebruik. Dit komt deels doordat de eenvoudigere apps gemakkelijker zijn in de besturing en er op het eerste prettiger uitzien om mee te werken. Apps met veel ingewikkeldere functies schrikken de gebruiker in eerste instantie af waardoor de gebruiker zich niet zelfverzekerd voelt om met de app te werken. Een goed voorbeeld hiervan is de app Life Strategy die de functies “Who am I?”, “Goals”, “Tasks”, “Habits” en “Lessons” biedt. Hoewel de functie ‘Goals’ hier het meest van belang is kan de gebruiker overladen worden door de andere mogelijkheden en de verschillende categorieën per functie die de app biedt. Dit in tegenstelling tot de app Spor die het simpelst is en alleen de functie biedt om één enkel doel in te geven. Het lijkt op dit moment dus het verstandigst om de apps in te richten op een effectieve, efficiente manier die voor voldoende tevredenheid zorgt zonder teveel onnodige toevoegingen (Obendorf, 2009). Dit komt erop neer dat van de app verwacht wordt dat hij alle essentiële handelingen van de gebruiker ondersteund en overeenkomt met de vertrouwde routine van de gebruiker. Op dit manier sluit de app aan bij het handelswijze van gebruiker in plaats van dat de gebruiker zich aan moet passen aan de app.

Wat betreft de persuasieve theorieën kan worden gesteld dat lang niet alle criteria worden gebruikt, maar dat ook niet alle criteria van belang zijn. Bij de categorie primaire taak worden bijvoorbeeld de criteria aanpassing en simulatie niet gebruikt. Simulatie laat gebruikers de link tussen oorzaak en effect zien, bijvoorbeeld door succesverhalen op de website. Aangezien het in dit onderzoek om persoonlijke doelen gaat is het niet zeker of dit criterium hierbij aansluit, omdat de oorzaak en het effect ook voor iedereen persoonlijk zal zijn. Wel zouden deze verhalen kunnen dienen als motivatie of als voorbeeld voor het bereiken van de eigen persoonlijke doelen. Het criterium aanpassing zou wel een aandeel kunnen leveren aan de bruikbaarheid van de apps. Wanneer de app gebruik zou maken van het criteria aanpassing zal het systeem gebruik maken van een informatiebank die is afgestemd op de potentiële behoeften en interesses van de relevante gebruikersgroep. Op deze manier zullen de persoonlijke doelen ook echt persoonlijk worden ondersteund wat inhoud dat de app zich aan de behoeften van de gebruiker accommodeert (Hirsh, Kang & Bodenhausen, 2012). In het

[28]

meest optimale geval is hiervoor een enorme database aan informatie nodig die per gebruiker zal moeten worden opgebouwd. Aangezien het hier om een vrij kleinschalige interventie gaat kan er in het geval van de apps ook gekozen worden deze informatiebank op te bouwen uit globale data die op het merendeel van de gebruikers van toepassing zou zijn.

Wat opviel in de categorie ondersteunend dialoog is dat alleen de criteria sociale rol niet wordt gebruikt. Dit criterium is erop gespitst om het systeem interactiever te maken, bijvoorbeeld door een virtuele specialist te implementeren die ondersteunende communicatie kan verzorgen. Hoewel dit voor sommige gebruikers als extra motivatie kan dienen, is dit wel een aanzienlijke en mogelijk kostbare toevoeging vanwege de benodigde mankracht. Onderzoek zal moeten uitwijzen of de implementatie van zo’n mankrachtvragende aanvulling echt invloed heeft op het behalen van de doelen.

In de categorie systeemgeloofwaardigheid viel direct op dat er in geen van de apps gebruik werd gemaakt van bronvermelding of andere tekenen van onderzoek. In deze categorie liggen dan ook de meeste verbeterkansen voor de apps. Het implementeren van wetenschappelijk onderzoek en theorieën, zoals de theorieën die in dit onderzoek zijn behandeld, zal zorgen voor een meer stevige fundatie.

De laatste categorie, sociale steun, wordt eigenlijk nog niet vaak gebruikt in de geanalyseerde apps. Hoewel veel apps wel een functie hebben waarbij informatie kan worden gedeeld via social media, heeft dit meestal betrekking op reclame voor de desbetreffende app en niet op het uitwisselen van de persoonlijke doelen of de behaalde voortgang. Of deze functies gewenst zijn bij het behalen van persoonlijke doelen zal moeten worden aangetoond in verder onderzoek aangezien er ook een grote kans bestaat dat, gezien het persoonlijke aspect van de doelen, dit niet gewild is. Ook toonde Gollwitzer et al. (2010) aan dat wanneer mensen hun persoonlijke doelen met anderen deelden, ze minder moeite stopten in het bereiken van de gestelde doelen. Volgens Gollwitzer et al. (2010) kwam dit doordat mensen die hun intenties aan andere mensen kenbaar maakten een voortijdig gevoel van succes ervoeren met betrekking tot het doel.

Nadelen

In de inleiding zijn de voordelen van e-health en m-health besproken. Belangrijk is ook om de nadelen te noemen. Zo wordt er voornamelijk vertrouwd op het eigen initiatief en de eigen verantwoordelijkheid van de gebruiker (Vlaskamp, 2001). Dit vereist een grote mate van (therapie)trouw en discipline

.

Omdat bij het gebruik van de voorgaande apps geen enkele

[29]

toezicht van buitenaf wordt toegekend is het tussentijds stoppen gemakkelijk. Er wordt van de gebruiker dus veel meer verwacht dan in een gelijkwaardige situatie waarbij geen sprake is van e-health maar bijvoorbeeld een cursus in groepsverband. Hoewel dit bij een interventie als het behalen van vooropgestelde doelen minder problematisch zal zijn dan bij een interventie die een directe invloed heeft op de psychische gezondheid van een gebruiker is het toch verstandig hier enige aandacht aan te besteden en eventueel een functie te implementeren waardoor de gebruiker minder gebruik hoeft te maken van zijn eigen zelfcontrole en meer sturing van buiten af geniet. Deze functie kwam alleen bij de apps Chimmer, Fig, Goal 100%, Goaly en Work On It voor waar de gebruikers de mogelijkheid hadden om steun en motivatie te zoeken bij een netwerk binnen de app.

Verder kleven er ook een aantal nadelen aan mobiele apps. Doordat niet vernoemd wordt op welke theorieën de apps zijn gebaseerd is de deugdelijkheid niet te garanderen. Dit houdt niet meteen in dat de apps als onbruikbaar bestempeld moeten worden. Wel zouden gebruikers hierover kunnen worden ingelicht en erop worden geattendeerd dat het gebruik van dit soort hulpmiddelen niet gegarandeerd staat voor het behalen van hun gestelde doelen en wat ze zouden kunnen doen om de kans op succes toch zo groot mogelijk te maken. Ook zouden de gebruikers gewezen kunnen worden op de bestaande theorieën als SMART zodat ze er zelf voor kunnen zorgen dat hun doelen op de juiste en meest praktische manier geformuleerd zouden worden. Hierbij kan gedacht worden aan workshops of cursussen die gericht zijn op het behalen van persoonlijke doelen en die worden aangevuld met een app. Dit zou inhouden dat zodra de gebruiker bekend is met de correcte manier van doelen stellen, enkele geselecteerde apps uit dit onderzoek, zoals bijvoorbeeld Fig, uitermate geschikt zouden zijn als hulpmiddel om voor deze ondersteuning te zorgen.

Verder gaan de apps uit van een self-report inventory, wat inhoudt dat het individu zelf verantwoordelijk is voor het invoeren van de data. Dit kan validiteitsproblemen als gevolg hebben, zoals bijvoorbeeld het over- of onderrapporteren van data of het invoeren van data die voldoet aan de sociale wenselijkheid. Indien dit het geval zou zijn zal de gebruiker niet volledig profiteren van de assistentie die de apps bieden. Het correct rapporteren van de data vraagt om een zekere mate van zelfbeheersing en motivatie van de gebruiker. Deze twee factoren kunnen deels worden beïnvloed door de app zelf (zie bijvoorbeeld de app Habitr, welke werkt met het scannen van QR-codes en satellietplaatsbepaling) maar moeten grotendeels ook vooral uit de gebruiker zelf voortkomen. De app kan de gebruiker in dit proces bijstaan door het verschaffen van structureel advies. Ook kan de app proberen een motiverende werking te hebben door het gebruik van bijvoorbeeld de persuasieve criteria

[30]

loven en beloningen. Bijkomstigheid daarbij is dat volgens Covington (2000) kan worden aangetoond dat het bezitten van zelfbeheersing en motivatie kan bijdragen aan het behalen van het eigenlijke doel, losstaand van de gebruikte hulpmiddelen zoals een app.

Tijdens het evaluatie en scoring proces is opgevallen dat de System Usability Scale niet compleet aansluit bij de systemen zoals in dit onderzoek zijn geëvalueerd. De schaal lijkt vooral gericht op meer gecompliceerde technische systemen terwijl de apps relatief makkelijk in gebruik zijn. Vragen zoals “I think that I would need the support of a technical person to be able to use this system” en “I needed to learn a lot of things before I could get going with this system” zijn bij de evaluatie van apps niet aan de orde. Voor later onderzoek is aan te raden deze vragen uit de SUS weg te laten uit de beoordeling. Ook kan er eventueel voor gekozen worden een aangepaste schaal te ontwikkelen speciaal gericht op de bruikbaarheid van apps in plaats van technische systemen in het algemeen. Op het moment van schrijven is een dergelijke maatstaaf nog niet beschikbaar maar het implementeren van zo’n dergelijke schaal zou de validiteit van de scores ten goede komen.

Wat betreft de persuasieve theorieën zal verder onderzoek gewild zijn wat betreft de gewenstheid van sommige criteria. Zo is in de conclusie al benoemd dat sommige criteria in dit geval ongewenst zouden kunnen zijn vanwege het persoonlijke gehalte van de apps en dat andere criteria voordeel zouden hebben van een kosten-batenanalye. Zo zou verder onderzoek kunnen aantonen wat voor invloed wetenschappelijke theorieën en sociale steun op het gebruik van de app zullen hebben.

Aanbevelingen

Als verdere toevoeging kan nog vermeld worden dat er een aantal criteria zijn die op dit moment door een aantal apps worden gebruikt, maar die eigenlijk bij alle apps van belang kunnen zijn. Zo zal het criteria repetitie uit de categorie primaire taak bij alle apps goed tot zijn recht komen vanwege het grote aandeel dat het levert aan het vormen van een gewoonte. In de categorie ondersteunend dialoog vallen een aantal criteria die een hoge mate van impact lijken te hebben en een lage drempel van implementatie. Zo kunnen de criteria loven en gelijkenis worden toegepast door het toevoegen van een aantal positieve verwoordingen en het inspelen op de taalgewoontes van de gebruiker. Het criterium voorkeur kan eenvoudig worden behaald door het aanpassen van het visuele design en het criterium herinneringen kan worden bewerkstelligd door een pop-up notificatie toe te voegen of de gebruiker de mogelijkheid te geven de app te synchroniseren met zijn of haar persoonlijke agenda. Als laatste kan het criteria beloningen worden ingevuld aan de hand van een simpel systeem zoals

[31]

bijvoorbeeld wordt gebruikt in de app Goal Sticker zoals in figuur 4 is weergegeven. Een beloning systeem zoals hier weergegeven stelt de gebruiker in staat zijn voortgang visueel bij te houden en tegelijkertijd te streven naar een grote som van beloningen.

Figuur 4: Voorbeeld beloningsysteem Goal Sticker

Zoals al eerder is opgemerkt valt er veel vooruitgang te behalen in de categorie systeem geloofwaardigheid. Zo zullen alle apps baat hebben bij een wetenschappelijke onderbouwing en het toevoegen van gevalideerde theorieën zoals degene die in dit stuk zijn behandeld. Deze onderdelen zouden zowel in de app als op een aanvullende website kunnen worden geïmplementeerd en zouden kunnen voldoen aan alle criteria die vallen in deze categorie. Wat betreft de laatste categorie, sociale steun, is het gecompliceerd om een oordeel te geven. Volgens Gollwitzer et al. (2010) werkt het delen van de persoonlijke doelen in het nadeel van de gebruiker maar tegelijkertijd stellen Choi & Toma (2014) dat het delen van positieve ervaringen op social media voor positieve gevoelens zorgen. Zonder nader onderzoek kan hier dus geen conclusie aan verbonden worden.

Hoewel de apps niet meteen onbruikbaar genoemd kunnen worden door hun gebrek aan wetenschappelijke achtergrond, missen ze door de afwezigheid van wetenschappelijke theorieën wel de voordelen die deze theorieën bieden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de begrijpelijkheid en de concreetheid die SMART doelen hebben. Bijkomend voordeel hiervan is wel dat de gebruiker ook niet teveel gestuurd wordt door de theorieën. Zo is Prather (2005) van mening dat de SMART theorie de ambitie van de gebruiker tegen gaat, teveel als richtlijn kan werken en voor sommige typen doelen zelfs als onmogelijk word beschouwd. In de huidige situatie zal het formuleren van de doelen geheel afhankelijk zijn van de kennis, het inzicht en de persoonlijke voorkeur van de gebruiker. Aangezien dit voor

[32]

wisselende resultaten kan zorgen lijkt het toch verstanding om de gebruiker iets duidelijkere richtlijnen te geven.

Algemene conclussie

Om het kort samen te vatten kan dus worden gesteld dat de geanalyseerde apps niet alle mogelijkheden in de vorm van theorieën hebben benut. Hier is dus aanzienlijke verbetering in mogelijk. Ook doen de apps er ten goede aan om te raden te gaan bij de gebruikte persuasieve theorieën en er voor te kiezen meer van deze theorieën te implementeren om de gebruiker te sturen en te motiveren in het proces. Over de gebruiksvriendelijkheid van de apps kan gezegd worden dat de apps in het algemeen gemiddeld scoren maar dat de gebruikte schaal, de SUS door Brooke (1996), niet geheel aansluit op het soort systeem dat in dit onderzoek werd geanalyseerd.

Er wordt aangeraden aanvullend onderzoek te doen naar het implementeren van de verschillende persuasieve theorieën die in de huidige apps niet zijn verwerkt maar die wel voor positieve resultaten zouden kunnen zorgen, zoals bijvoorbeeld belangrijke criteria uit de categorie systeemgeloofwaardigheid en de criteria loven en beloning. Ook kan er tijd gestoken worden in het ontwikkelen van een bruikbaarheid schaal voor systemen die zich meer richt op mobiele applicaties waardoor we een helderder beeld zouden krijgen van deze werkelijke score.

Met deze informatie kan er worden besloten of de op dit moment beschikbare apps geschikt zijn om gebruikt te worden als aanvulling of vervanging van huidige manieren om persoonlijke doelen te bereiken. Hoewel de apps op een aantal punten nog een aanzienlijke vooruitgang kunnen boeken zijn ze op dit moment wel bruikbaar, mits de gebruiker zelf over voldoende kennis bezit om principes en elementen zoals die benoemend worden in de gebruikte theorieën zoals de SMART zelf te implementeren. Als laatste bestaat er natuurlijk

GERELATEERDE DOCUMENTEN