• No results found

8.0 Inleiding

In navolging van de probleemstelling, de onderzoeksstrategie, het theoretisch kader en het uitgevoerde onderzoek worden in dit hoofdstuk de conclusies geformuleerd. Paragraaf 8.1 omschrijft de beantwoording van de deelvragen omschreven in paragraaf 2.1. Op basis van deze beantwoording van de deelvragen, kan in paragraaf 8.2 de eindconclusie van het onderzoek getrokken worden. Na beantwoording van de hoofdvraag kunnen in paragraaf 8.3 aanbevelingen aan de opdrachtgever worden gedaan en in paragraaf 8.4 worden suggesties voor vervolgonderzoek beschreven.

8.1 Beantwoording deelvragen

Op basis van het uitgevoerde veldonderzoek, interviews, opgestelde afwegingskader en praktijktoets kunnen een aantal conclusies worden getrokken uit dit onderzoek. Enkele van deze conclusies zijn al als deelconclusie benoemd onder de respectievelijke hoofdstukken en staan in onderstaande opsomming nogmaals benoemd met enkele aanvullingen.

1. Hoe ziet het hoogbouw bezit van woningcorporaties eruit en wat is de status van deze complexen? Het uitgevoerde inventariserende onderzoek op basis van de documentatie systeemwoningen in hoofdstuk drie geeft de bekende gerealiseerde hoogbouwprojecten in Nederland weer. Deze projecten zijn vervolgens via GIS zichtbaar gemaakt op de kaart van Nederland, uitwerking per type systeembouw is te vinden in bijlage 2. Op basis van deze locaties zijn vervolgens corporaties benaderd die deze complexen in bezit hebben voor een interview over hun ervaringen en doelstellingen over de verduurzaming van deze complexen.

2. Welke maatregelen kunnen worden genomen om hoogbouw te verduurzamen, wat kosten deze en wat leveren deze op?

De Aedes Routekaart beschrijft met scenario’s de mogelijke verduurzamingsmogelijkheden voor verouderde hoogbouwcomplexen inclusief kosten per onderdeel. Binnen de routerkaart beschrijven de scenario’s de uitgangspunten om een complex te verduurzamen, kanttekening hierbij is dat scenario’s C & D in praktijk nog niet is toegepast bij complexen vanaf vijf woonlagen. Uitgevoerde verduurzamingen zijn binnen de interviews met corporaties besproken, uitgangspunten hiervan staan beschreven in paragraaf 5.2. Met de huidige mogelijkheden is het enkel mogelijk om een complex C02-neutraal te maken met de toepassing van stadswarmte. Andere verduurzamingsmogelijkheden worden volgens de geïnterviewde corporaties wel bekeken, maar zijn nog onvoldoende ontwikkeld om toe te passen.

3. Welke doelstellingen stellen woningcorporaties zichzelf ten behoeve van verduurzaming van hoogbouw en kunnen deze als input dienen voor een afwegingskader?

De doelstellingen op het gebied van verduurzaming van het verouderde hoogbouwbezit verschillen per corporatie. Dit komt voornamelijk door de woningvraag, beschikbare varianten van energielevering, locatie, (prestatie-) afspraken met overheden en interne-factoren zoals het beschikbare investeringsbudget en visie vanuit de corporatie. Uitgangspunten van deze interviews staan beschreven in paragraaf 5.2, volledige uitwerking van de interviews staat in bijlage 4. Deze en andere afwegingen hebben als inbreng gediend voor het ontwikkelde afwegingskader onder deelvraag vier. Uit deze interviews kan ook geconcludeerd worden dat de meeste corporaties op dit moment niet bezig zijn met de verduurzaming van dit bezit. Dit voornamelijk door de financiële positie van corporaties, de huidige verduurzamingsmogelijkheden voor hoogbouw en het ontbreken van (externe) urgentie voor de verduurzaming van deze complexen.

4. Hoe ziet een afwegingskader eruit welke gebruikt kan worden bij de afweging van verduurzamingsmaatregelen van verouderde hoogbouw?

In hoofdstuk zes is het uitvoeringsmodel opgesteld waarin de verduurzamingsopgave van corporaties in staat beschreven. De ontwikkelde afwegingskaders maken onderdeel uit van dit uitvoeringsmodel op strategisch- tactisch niveau. Uitgangspunten van de interviews waar afwegingen van corporaties staan beschreven zijn zowel actief binnen het uitvoeringsmodel op strategisch niveau als in het afwegingskader wat voornamelijk op tactisch niveau actief is. Er is voor een twee afwegingskaders in de vorm van stroomschema’s gekozen omdat de afwegingen geen specifieke warde met zich meebrengen maar wel gesplitst kunnen worden tot complexen die na 2050 in bezit van de corporatie zijn en complexen die uit het bezit van de corporatie zullen verdwijnen. Keuzes en toepassingen zijn in beide schema’s beperkt, dit omdat er momenteel weinig mogelijkheden zijn om verouderde hoogbouw te verduurzamen.

5. Is het ontworpen afwegingskader toepasbaar in praktijk?

Het ontworpen afwegingskaders is toepasbaar in praktijk, echter dienen er een aantal kanttekeningen geplaatst te worden bij het huidig ontwerp. Zoals beschreven in hoofdstuk zeven geven de ontworpen afwegingskader een beperkt beeld van de mogelijkheden in de verduurzaming van verouderde hoogbouw, varianten op stappen zijn niet meegenomen en toekomstige mogelijkheden zijn buitenbeschouwing gelaten. De afwegingskades zijn toepasbaar op extern gebied, hierbij is voornamelijk de bewustwording erg van belang. Enerzijds bewustwording voor corporaties over de verduurzaming van verouderd hoogbouw anderzijds voor partners als gemeenten om met corporaties samen te werken en duidelijke prestatieafspraken te maken.

De bruikbaarheid van de afwegingskaders zou verder onderbouwd kunnen worden door deze voor te leggen aan de eerder geïnterviewde corporaties. Daarnaast dient er aanvullend onderzoek gedaan te worden naar potentiele (nieuwe) mogelijkheden om hoogbouw te verduurzamen, dient er uitgebreider gekeken te worden naar tussenmogelijkheden en unieke mogelijkheden op complexniveau. Daarnaast kunnen de afwegingskaders bijdragen aan bewustwording voor zowel corporaties als gemeenten dat men verouderde hoogbouw momenteel vrij lastig kan verduurzamen en de urgentie om dit te doen ontbreekt. Wellicht kan een hogere urgentie bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe methoden om deze complexen te verduurzamen, de vraag van de markt zou kunnen toenemen.

Het ontwikkelde procesmodel en afwegingskaders geven een goede weergave van het huidige speelveld waar corporaties zich nu in bevinden en zou kunnen bijdragen aan bewustwording voor corporaties en directe partners zoals gemeenten. De ontworpen afwegingskaders zijn dus bruikbaar in praktijk maar dienen verder ontwikkeld

te worden gericht op toekomstige mogelijkheden en het gebruik van tussenvarianten. Dit zal als suggestie voor

vervolgonderzoek worden beschreven in paragraaf 8.4.

8.2 Conclusie onderzoek

De eindconclusie van het onderzoek kan worden omschreven op basis van de beantwoording van de hoofdvraag. De hoofdvraag luidde: ‘’Welke afwegingen dient een woningcorporatie met verouderd hoogbouw in bezit te maken

met het oog op de duurzaamheidsambitie van 2050?’’ en kan als volgt worden beantwoord: Een corporatie dient

met diverse afwegingen en belangen rekening te houden in de verduurzaming van haar verouderd hoogbouwbezit richting de duurzaamheidsambitie van 2050. Het uitvoeringsmodel in paragraaf 6.1 geeft weer op welk sturingsniveau de afwegingskaders ingevoegd dienen te worden en waar deze aan bijdragen, namelijk het definiëren van een verduurzamingsdoel op complexniveau. De ontworpen afwegingskaders, uitgesplitst op resterende exploitatieperiode geven de te overwegen keuzen in de huidige situatie weer, maar kunnen met vervolgonderzoek verder worden ontwikkeld. In de huidige situatie is het enkel mogelijk om een complex volledig ‘gasloos’ te maken door stadswarmte toe te passen, als dit niet mogelijk is kan een corporatie beter wachten op komende ontwikkelingen en enkel de schil van haar gebouw aanpakken. Vervolgonderzoek en technische ontwikkelingen kunnen dit antwoord mogelijk verbreden. Daarnaast draagt het afwegingskader bij aan een stukje bewustwording voor de sector, wat hopelijk de samenwerking tussen corporaties en partners als gemeenten kan verbeteren.

8.3 Aanbevelingen

Na de conclusie op het onderzoek kunnen de volgende onderdelen aan corporaties met verouderd hoogbouw in bezit worden aanbevolen.

1. Zoals beschreven in de interviews en in de conclusie van deelvraag drie lopen veel corporaties tegen dezelfde problemen aan met de verduurzaming van hun verouderd hoogbouwbezit. Nieuwe ontwikkelingen laten nog op zich wachten en er wordt nog niet actief stadswarmte aangelegd waar dit mogelijk is. Corporaties zullen meer moeten samenwerken met elkaar én met partners zoals gemeenten

en netbeheerders om deze verduurzaming beter aan te pakken door bijvoorbeeld een algemeen samenwerkingsplatform.

2. Op dit moment is de verduurzaming van verouderde hoogbouw niet urgent voor corporaties, de

verduurzaming van andere type woningen heeft voor hen de voorkeur en is in haalbaarder om uit te voeren op zowel technisch als financieel gebied. Hierdoor is weinig vraag vanuit de markt om nieuwe

ontwikkelingen waardoor deze achterblijven. Een verandering in urgentie kan bijvoorbeeld komen door

meer nadruk in prestatieafspraken te leggen op verduurzaming van dit type vastgoed. Momenteel krijgen

corporaties te veel vrijheid om deze afspraken te maken met gemeenten. Door deze nadruk te legen op deze complexen zou de ontwikkeling van verduurzamingsalternatieven voor verouderde hoogbouw veder op gang kunnen komen door een toenemende vraag vanuit de markt.

3. Unieke mogelijkheden op complex niveau dienen door corporaties benut te worden, indien een complex bijvoorbeeld langs een groot grasveld ligt kan deze gebruikt worden voor zonne-energie. Hierin dient afgestapt te worden van de benadering op portefeuilleniveau en meer gekeken te worden op complexniveau naar deze mogelijkheden. Ook zal voor het benutten van unieke mogelijkheden uitgezocht dienen te worden wat juridisch de mogelijkheden zijn voor corporaties.

8.4 Suggesties voor vervolgonderzoek

De volgende suggesties kunnen worden gedaan voor een vervolgonderzoek, deze komen voort uit de conclusie van het onderzoek.

1. Onderzoek doen naar nieuwe ontwikkelingen op het gebied verduurzaming gericht op verouderde hoogbouw en mogelijke toepassing van deze ontwikkelingen (gecombineerd met onderzoek op complexniveau zoals omschreven in paragraaf 8.3).

2.

Het berekenen van de maximale investeringskosten voor de verduurzaming van een complex op basis van de waarde van het complex, mag deze investering onrendabel zijn en zo ja hoe onrendabel?