• No results found

EFQM enablers EFQM

2.4 Conceptueel model voor MVO in ketens

Binnen dit onderzoek wordt nadrukkelijk geen rangschikking gemaakt naar prestatie in termen als 'minder goed - goed'. Er wordt uitgegaan van MVO als een vrijwillige keuze van de onder- nemer, niet als vrijwillige 'verplichting'. Uit de ECSF-theorie blijkt immers dat binnen elk waardesysteem (van een organisatie) aan MVO gedaan kan worden. Zoals aangegeven in de aan- leiding van dit onderzoek is de relatie met andere schakels in de keten zeker van belang om te komen tot en bij de uitvoering van MVO. In deze paragraaf wordt daarom een model voor MVO-ketensamenwerking ontwikkeld. Uitgangspunt daarbij zijn de individuele ondernemingen met hun mogelijkheden, waarbij zij gefaciliteerd worden op weg naar een MVO- ketensamenwerking.

Op basis van de literatuur die in de vorige twee paragrafen is besproken, is een model ont- wikkeld voor MVO in ketens. Dit conceptuele model voor MVO-ketensamenwerking legt verband tussen, en integreert het theoretische model van ketensamenwerking uit paragraaf 2.2 en het ECSF raamwerk. Het theoretische model van ketensamenwerking bestaat onder andere uit het ketensamenwerkingsmodel zoals dat door Ring en Van de Ven (1994) is ontwikkeld. Dit model geeft handvatten voor de dynamiek in de samenwerkingsprocessen tussen ondernemin- gen. Het zegt echter nog niets over de inhoud van de samenwerking. Het analysekader van Doz en Hamel over de afstemming van competenties van samenwerkingspartijen heeft als resultaat een samenwerkingsagenda. Hierdoor wordt algemene inhoud (de wat-vraag) gegeven aan het samenwerkingsverband. Specifieke inhoud van de samenwerking op gebied van MVO wordt

middels het ECSF raamwerk ingebracht. Dit raamwerk gaat in op het MVO-karakter van de sa- menwerking.

In de ontwikkeling van het MVO-ketensamenwerkingsmodel wordt aldus het procesmodel van ketensamenwerkingsrelaties van Ring en Van de Ven (1994) als uitgangspunt gekozen. Hierbij staan net zoals in het procesmodel, de fase 1 Onderhandelen (blokje 3), fase 2 Betrok- kenheid/Verplichtingen (blokje 4) en fase 3 Uitvoering (blokje 5) centraal. Om nu in een concreet geval samenwerking op het gebied van MVO in een keten te initiëren en te onderhou- den, kan worden gedacht aan het houden van werksessies, waaraan betrokken partijen deelnemen en stapsgewijs een gezamenlijke MVO-ketenstrategie ontwikkelen en implementeren.

In een of meerdere werksessies, of een combinatie van voorbereidende interviews met par- tijen en een werksessie, wordt in fase 1 dieper ingegaan op het onderhandelen: vaststellen wat willen de partijen nu eigenlijk. Uit paragraaf 2.2 blijkt dat in fase 1, twee elementen van belang zijn, namelijk (1) voorgaande ervaringen met samenwerking en/of met de partner(s) en (2) de toekomstige verwachtingen die elk van de samenwerkingspartijen hebben van het samenwer- kingsverband. In relatie tot ECSF-raamwerk wordt in fase 1 door de deelnemende ketenpartijen aldus gekeken naar het Constitution en Chemistry element. Hierdoor krijgt men een gevoel van

welke richting het op zou kunnen of moeten gaan (Constitution) en kan men beter begrijpen wat het samenwerkingsverband 'doet klikken' (Chemistry). In termen van competenties (Doz en Ha- mel, 1998) gaat het in deze fase om het bepalen van de 'scope' van de samenwerking en om het bepalen van de meerwaarde van elk van de samenwerkingspartners in de samenwerking. Deze fase 1 zit dus op het niveau van de Strategische Principes van het ECSF-raamwerk.

In een volgende werksessie komen de aspecten uit fase 2 Betrokkenheid/verplichtingen van het procesmodel voor ketensamenwerkingsrelaties aan bod. De tweede fase is het creëren van commitment, oftewel het aangaan van verplichtingen ten aanzien van te ondernemen activi- teiten binnen het samenwerkingsverband. Ten aanzien van het ECSF-raamwerk zullen in deze fase elementen van het Control venster worden vastgelegd, en dan met name activitei- ten/committment afspraken op de identificerende elementen: Richtlijnen, Prestatiecriteria en Rapportage. In termen van competenties van Doz en Hamel gaat het in deze fase om het vaststel- len van de 'samenwerkingsagenda'.

Tot slot gaat men met de uitvoering van de afspraken uit de vorige fase aan de slag. Dit is in het procesmodel voor ketensamenwerkingsrelaties fase 3 en ten aanzien van het ECSF- raamwerk gaat het dan om de elementen van het Conduct venster, oftewel de elementen 'leiden, plannen, procedures en acties'.

Er vindt continu evaluatie (blokje 6) plaats door de deelnemende ondernemingen individu- eel, maar ook collectief onder andere bijvoorbeeld middels een derde sessie, waarbij het leeraspect centraal staat. In termen van het ECSF-raamwerk gaat het hier dan om het montoring- element van het Control venster. Het opzetten van een monitoringsysteem in termen van competenties (Doz en Hamel, 1998) is hier van belang. De monitoring en evaluatie heeft betrek- king op de in fase 2 gemaakte afspraken op het gebied van de Richtlijnen, Prestatiecriteria en Rapportage. In figuur 2.9 wordt het MVO-ketensamenwerkingsmodel visueel weergegeven.

Volgens de theorie (zie paragraaf 2.2) kan een samenwerkingsverband zich in verschillen- de fasen bevinden, waarbij verschillende vormen van vertrouwen een rol spelen. Mogelijke vormen van vertrouwen zijn: initieel, cognitief, affectief en calculatief. Voor het verkrijgen van inzicht in de opbouw en het verloop van vertrouwen wordt het reeds in paragraaf 2.2 gepresen- teerde ontwikkelingsmodel voor vertrouwen van Lewicki en Buncker gehanteerd (zie figuur 2.4). Aan de hand van de resultaten van Klein Woolthuis (1999) is geconcludeerd dat de weergave van die figuur niet klopt. De vormen van vertrouwen ontwikkelen zich parallel aan el- kaar en hoeven elkaar ook niet per se te versterken. Dit betekent voor het samenwerkingsproces tussen partijen dat tijdens elke fase aan de verschillende vormen van vertrouwen aandacht moet worden geschonken. Zo is het denkbaar dat bedrijven met een vergelijkbare MVO waardeoriën- tatie (Consitution) al vanaf het begin veel affectief vertrouwen hebben (denk bijvoorbeeld aan biologische veehouders en biologische slachterijen).

In het volgende hoofdstuk wordt nader ingegaan op de operationalisering van bovenstaan conceptueel model voor MVO-ketensamenwerking, waarbij tevens een instrument wordt gege- ven ter operationalisering van de verschillende vormen van vertrouwen die een rol kunnen spelen tijdens het MVO-ketensamenwerkingsproces.