• No results found

2 Cluster, een omstreden begrip

3.6 Conceptueel model

In de vorige paragrafen is de werking van een cluster behandeld. Deze werking is als volgt

opgedeeld; geografische nabijheid, structuur, institutioneel milieu en institutionele arangementen. Deze paragraaf zal de verschillende elementen die in deze paragrafen zijn gepaseerd met elkaar verbinden. Dit leidt tot een conceptueel model wat tevens in een figuur zal worden

weergegeven.

Geografische nabijheid is een essentieel onderdeel van het cluster, zonder deze nabijheid is er geen sprake van clustervorming. De vraag is echter, wat komt eerst, de clustering of de relaties die zich in het cluster afspelen? Relaties in een cluster welke gekenmerkt worden door

vertrouwen en een gedeelde cultuur kunnen net zo goed de factoren zijn die clustering veroorzaken. Dit is een klassiek dilemma, waar geen eenduidig antwoord op is. Het meest aannemelijke is dat de clustering en de processen die bij clustering behoren op elkaar inwerken. Er moet enige mate van clustering aanwezig zijn zodat er samenwerking en een cultuur etc. kan ontstaan, maar deze processen dragen anderzijds ook weer bij aan verdere clustering. Ongeacht het exacte ontstaan van geografische nabijheid gaan we er wel vanuit dat deze er is. Doen we dat niet, dan is er geen sprake van een cluster.

Bedrijven in een cluster zijn actief binnen dezelfde sector, zijn specialistisch en werken samen. Deze samenwerking is o.a mogelijk omdat men in elkaars nabijheid gevestigd is, anders zouden de transactie en transportkosten te hoog zijn. Het specialiseren van bedrijven is mogelijk omdat

horizontaal productieproces waarin men wederzijds afhankelijk is; men heeft elkaar nodig. Het voordeel van de reductie van transportkosten door clustering lijkt niet meer zo actueel te zijn. Dit voordeel kan alleen behaald worden als de bedrijven in een cluster hun producten ook in het cluster vervaardigen. Dit gebeurt doorgaans niet meer in Nederland, deze productie is voornamelijk verplaatst naar Oost-Europa en Azie. Zonder dat er producten of halffabrikaten vervoerd worden tussen de bedrijven in een cluster, verliest dit argument voor een deel zijn waarde. De transactiekosten reductie lijkt daarentegen nog wel relevant. Ondanks de

toegenomen beschikbaar – en betaalbaarheid van communicatiemiddelen en de introductie van email en digitale netwerken lijkt het nog steeds van belang dat mensen elkaar snel kunnen treffen om afspraken te maken, te vergaderen of om documenten te ondertekenen.

Samenwerking – of relaties tussen de actoren binnen een cluster – komt niet zomaar tot stand, hiervoor is vertrouwen nodig. Vertrouwen wordt gevormd door formele en informele relaties binnen een cluster. Op basis van deze relaties wordt er vertrouwen gecreëerd en kunnen relaties worden aangegaan. Vertrouwen wordt vaak niet direct gezien als factor van belang bij clustering of binnen de economie in het algemeen. Men kan de vraag stellen of dit juist is. Vertrouwen binnen een economie of cluster is essentieel. Economieën waarbij geen vertrouwen is; waar corruptie heerst, eigendomsrechten worden geschonden en inflatie hoog is,

functioneren doorgaans zeer slecht. Het is essentieel dat instituties zoals overheden degelijk functioneren. De samenwerking tussen bedrijven en de wederzijdse afhankelijkheid maakt de factor vertrouwen nog van een nog groter belang dan bij een bedrijf wat zich niet in een cluster bevindt.

Er is gebleken dat vertrouwen een product is van informele en formele relaties, maar deze relaties kunnen tevens worden gezien als een product van het vertrouwen binnen eencluster. Ook hier geldt een wisselwerking. Tevens is gebleken dat instituties ook voor een groot

gedeelte bijdragen aan het vertrouwen binnen een cluster. Instituties, die gerelateerd zijn aan de overheid, zoals gemeenten en onderwijsinstellingen zijn een stuk stabieler zij bestaan jaren en vormen hierdoor een partij binnen een cluster waarvan men weet dat er op gerekend kan worden. Naast dat instituties het vertrouwen binnen een cluster stimuleren, dragen zij ook in grote mate bij aan de informatie en kennis binnen een cluster. Voornamelijk een universiteit, maar ook andere onderzoeksinstellingen, adviesbureau’s, advocatenkantoren en verenigingen etc. dragen allemaal bij aan de kennis en informatie die van groot belang is voor innovatie en ondernemerschap. Ook kapitaal wordt door instituties verleend. Tot zo ver kan worden

vastgesteld dat de relaties binnen een cluster op basis van vertrouwen onstaan en ook op basis van vertrouwen constant worden geherproduceerd. Instituties dragen voor een deel bij aan het vertrouwen binnen een cluster, maar zorgen ook deels voor de input van informatie en kennis binnen een cluster.

De combinatie van de formele en informele relaties welke tot stand komen en geherpoduceerd worden doormiddel van vertrouwen vormen als het ware een sociale structuur. Deze sociale structuur heeft door de jaren heen een regionale, of “clustercultuur” gevormd waarin dagelijkse gebruiken, normen en waarden geaccumuleerd zijn, die dagelijks worden ingezet in de relaties die deze actoren onderhouden. De eigenschap die deze “clustercultuur” doorgaans bezit is, dat zij informeel en bijna anti-hierarische van aard is. De combinatie van deze interne informele cultuur en het vertrouwen wat in een cluster heerst maakt het mogelijk dat informatie en kennis vrij rond ciculeert, zowel binnen bedrijven en instituties als daar buiten. Interne bedrijfscultuur beinvloedt de clustercultuur en viceversa. De vrije circulatie van informatie en kennis is essentieel voor bedrijven, hierdoor is men op de hoogte van nieuwe marktmogelijkheden en weet men waar de collega mee bezig is. Hierdoor kent men de marktmogelijkheden en begint men eerder een eigen bedrijf of innoveren bestaande bedrijven sneller. Ook de kennis over andere bedrijven stimuleert om sneller te inoveren; “niemand wil de boot missen”. Dit zorgt ervoor dat bedrijven steeds specialisistischer van aard worden. Hier geldt ook weer dat er al een horizontale productie en organisatie structuur, dus specialisatie, aanwezig moet zijn om dit proces in werking te zetten, maar dat dit proces er tevens voor zorgt dat het cluster

specialistischer en innovatiever wordt. De cultuur in een cluster kenmerkt zich niet alleen door informaliteit, antihiërarchie maar ook door een grote betrokkenheid van de gemeenschap bij het productieproces. De identiteit van de gemeenschap wordt voor een deel ontleent aan het product(en). De betrokkenheid komt ook terug in de zorgen die men heeft aangaande de reputatie van de product(en). In het algemeen kan gesteld worden dat de gemeenschap als het ware een soort vangnet vormt waar men op terug kan vallen; men steunt elkaar. Hierdoor is men als ondernemers eerder geneigd om risco’s aan te gaan omdat hij of zij niet helemaal alleen staan. Dit stimuleert ook ondernemerschap en innovatie.

Het is van belang dat men zich realiseert dat het bovenstaande een ideaalbeeld is van hoe de cultuur van een cluster eruit zou moeten zien en welke processen deze cultuur in gang zou moeten zetten. De enorme openheid tussen bedrijven en het informele karakter binnen bedrijven is essentieel. De vraag is echter, in hoeverre bedrijven bereid zijn deze openheid te

bieden. Een bedrijf is snel geneigd veel kennis en informatie geheim te houden voor zijn

concurrenten. Men wil niet dat een ander bedrijf er met hun kennis en ideeën vandoor gaat, dit is zeer schadelijk voor het bedrijf. De angst hiervoor, zou in zekere mate aanwezig kunnen zijn. In het algemeen is het niet zo dat bedrijven belangeloos hun onderzoeksgegevens beschikbaar stellen. Ondanks dat cultuur iets is wat moeilijk te vangen is, moet het wel een zeer centrale plek krijgen in onderzoek naar clusters. Cultuur heeft zich met de jaren ontwikkeld en vormt de dagelijkse context waarin mensen in het cluster met elkaar omgaan, dit kan een hoop verklaren waarom sommige processen binnen een cluster juist wel of juist niet plaats vinden.

Concluderend kan worden gesteld dat binnen een cluster relaties – of samenwerking – centraal staan. Deze relaties worden gevormd door actoren van zowel bedrijven als instituties als

informele relaties tussen personen. Het ontstaan van deze relaties en de constante herproductie hiervan is sterk afhankelijk van het vertrouwen en de cultuur binnen een cluster.

Geografische nabijheid Innovatie en ondernemerschap •Transportkosten •Transactiekosten •Tijd Reductie

Specialisatie Horizontaal productieproces

Formele relaties Informele relaties Vertrouwen Instituties • Universiteit. • Hogeronderwijs. • Sector verenigingen/instanties. • Dienstverleners • Overheid

• Kapitaal; fondsen, investeerders etc.

Vrije ciculatie kennis en informatie

Cultuur

• Informeel van aard, weinig hierachie. • Grote betrokkenheid van de gemeenschap bij het productieproces. Geografische nabijheid Innovatie en ondernemerschap •Transportkosten •Transactiekosten •Tijd Reductie •Transportkosten •Transactiekosten •Tijd Reductie

Specialisatie Horizontaal productieproces

Formele relaties Informele relaties Vertrouwen Instituties • Universiteit. • Hogeronderwijs. • Sector verenigingen/instanties. • Dienstverleners • Overheid

• Kapitaal; fondsen, investeerders etc. Instituties • Universiteit. • Hogeronderwijs. • Sector verenigingen/instanties. • Dienstverleners • Overheid

• Kapitaal; fondsen, investeerders etc.

Vrije ciculatie kennis en informatie

Cultuur

• Informeel van aard, weinig hierachie. • Grote betrokkenheid van de gemeenschap bij het productieproces.

Cultuur

• Informeel van aard, weinig hierachie. • Grote betrokkenheid van de gemeenschap bij het productieproces.

4 Wageningen 4.1 Inleiding

Wageningen, een kleine stad in de provincie Gelderland. Telt momenteel 35 669 inwoners (CBS, 2007) en heeft zich recent omgedoopt in “the city of life sciences”. De recente “slagzin” van de gemeente refereert aan de aanwezigheid van de WUR. WUR is de afkorting van de Wageningen University and Research Centrum. De WUR is de voormalige landbouw hogeschool/universiteit van Nederland en heeft zich weten te ontwikkeling tot een universiteit die actief is in onderzoek naar de gehele voedselketen. De universteit trekt vanwege zijn expertise op dat gebied ook veel buitenlandse studenten aan, de universiteit heeft dan ook een goede naam in het buitenland. Volgens Wikipedia is Wageningen dan ook “wereldberoemd” vanwege de aanwezigheid van de WUR. De WUR telt in totaal 5600 medewerkers ,waarvan rond de 4000 in Wageningen werkzaam zijn en waarvan 40% daadwerkelijk in Wageningen woonachtig is. De WUR telt in Wageningen rond de 5000 a 6000 studenten (www.wur.nl, 2007). Rond de WUR zijn een aantal onderzoeksinstellingen en bedrijven gevestigd die allen werkzaam zijn in de voedsel sector, samen vormen zij een vermeend cluster. Het aantal bedrijven wat in Wageneningen gevestigd is en tevens werkzaam is in de voedselsector en daarmee deel uit maakt van het cluster is in aantal niet te vergelijken met Silicon Valley of Emilia Romagna. Het gaat om een aantal bedrijven en voornamelijk onderzoeksinstellingen, in totaal rond de 15. Ondanks de wat kleine omvang van de bedrijvigheid in het cluster wordt het binnen de overheid als een cluster met veel potentie gekwalificeerd (Ministerie van EZ, 2006). Het cluster past binnen de heersende innovatie gedachte van de overheid waardoor er ruime aandacht is voor Wageningen vannuit Den Haag.

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op het ontstaan en het functioneren van het voedsel of agro cluster in Wageningen. Dit wordt gedaan aan de hand van de theorie, hierdoor zal de indeling van dit hoofdstuk bijna gelijk lopen met het vorige hoofdstuk. De onderzoeksgegevens zijn voornamelijk verkregen door middel van intervieuws in Wageningen, in de literatuurlijst is een overzicht van de interviewpartners opgenomen. Een aantal respondenten wenste geheim te blijven en zijn daarom niet in deze lijst opgenomen. In de volgende paragraaf zal eerst de

geschiedenis van het cluster worden behandeld, hierin zal de geschiedenis van de WUR centraal staan. Achtereenvolgens worden de volgende elementen behandeld; organisatie, geografisch nabijheid, instiutioneel milieu en institutionele arangementen.

4.2 Geschiedenis

In deze paragraaf zal de geschiedenis van de Wageningse universiteit behandeld worden. De universiteit van Wageningen vormt de spil van het cluster en dient daarom in deze analyse als vertrekpunt. De andere activiteiten in de voedsel sector zijn pas in een later stadium ontstaan.

Sinds het einde van de 18de eeuw werden er in Nederland initiatieven ontplooid om elementair

landbouwonderwijs tot stand te laten komen, zonder veel succes (Haar, 1993-1, p. 27). Na een langdurige discussie en talloze plannen op nationaal niveau is rond 1860 in den Haag de beslissing gevallen dat er een nationale landbouwhogeschool zou worden gesticht, welke in zijn geheel gefinancierd zou worden door de Staat. Dit besluit heeft in 1877geresulteerd in het stichten van de Rijkslandbouwschool te Wageningen (Haar, 1993a, p. 57). De keuze voor Wageningen was gebaseerd op de volgende argumenten;de stad was niet te groot – een grote stad zou zorgen voor een te sterke ontwikkelingen van stadsbegeerten onder de boerenzonen – de

verschillende typen grond op een klein oppervlak, de centrale ligging van Wageningen en de aanwezigheid van een spoorweg (Haren, 1993a, p. 43; Regeling, 1933, p. 97) Daarnaast was het stadsbestuur van Wageningen zeer coöperatief, zij investeerde in totaal 60.000 gulden in gebouwen en inrichtingskosten om zeker te stellen dat Wageningen de vestigingsplaats voor de Rijkslandbouwschool zou worden (Haar, 1993a, p. 55). Naar jaren van opbouw en consolidatie in Wageningen en reorganisaties binnen het nationale onderwijssysteem is de

Rijkslandbouwschool in 1911 verheven tot een Hogeschool. Wageningen heeft zich als vestigingsplaats weten te handhaven ondanks een sterke lobby die Utrecht als vestigingsplaats meer geschikt vond (Haar, 1993a, p. 148)

Na de tweede wereldoorlog heeft er op de landbouw Hogeschool een sterke specialisatie en differentiatie in het onderwijs programma plaatsgevonden (Haar, 1993b, p. 12) Ook zijn er een aantal onderzoeksinstituten in het leven geroepen welke een bijdrage moesten leveren aan het fundamenteel onderzoek (Haar, 1993b, p.28) Met de specialisatie en differentiatie zijn het aantal studenten, onderzoekers en hoogleraren tussen 1946 en 1970 in een rap tempo gegroeid.

In de jaren zeventig is onder druk van een linkse studentenbeweging de democratisering van het onderwijs in gang gezet (Haar, 1993b, p. 393). De Wageningense ideologische (linkse)

studentenbeweging is opgeleid door (linkse) ideologische studenten uit Nijmegen. Deze beweging wist een groot deel van studenten en het wetenschappelijk personeel achter zich te scharen. De onvrede kwam voort uit het gebrek van inspraak, invloed, gelijkheid en

transparantie binnen de universiteit. De universiteit diende volgens deze beweging in dienst te staan van de maatschappij en niet van het bedrijfsleven (Haar, 1993b, p. 382).7

De jaren tachtig hebben meer in het teken gestaan van de economische crisis. Deze crisis heeft geresulteerd in rendementsdenken. Hierdoor is aan de Hogeschool, die inmiddels was

omgedoopt tot Universiteit, contractonderzoek een gewoontegoed geworden. Hiermee heeft de universiteit een derde geldstroom aangeboord welke los staat van overheidsfinanciering die door de crisis minder vanzelfsprekend was geworden (Faber, 1993b, p.282) Een groot deel van het contractresearch was toe te schrijven aan de afdeling voedingsmiddelentechnologie die begin jaren zeventig is opgericht

In 2000 is de Landbouwuniversiteit, onderzoeksinstituten en aantal instituten van de overheid samengegaan in de WUR; Wageningen University and Research Centrum. Binnen de WUR heeft de afdeling voedingsmiddelentechnologie, de “agro technology and food science group” een meer prominente positie gekregen. Dit komt omdat de universiteit is opgeschoven van een school die zich bezighield met het intensiveren van de landbouw naar een universiteit die fundamenteel onderzoek verricht naar alles wat met de voedselketen van doen heeft. Zowel fundamenteel onderzoek naar ingrediënten als toegepast commercieel onderzoek voor derden. De WUR telt inmiddels 5600 medewerkers en 8500 studenten.

4.3 Organisatie

In het cluster in Wageningen neemt de WUR een zeer belangrijke plaats in. De instituten die in de WUR zijn opgenomen zijn afgeleiden van de oorspronkelijke Hogeschool. Naast de

instituten binnen de WUR kent de universiteit een aantal spin-off bedrijven en

onderzoeksinstellingen van grotere multinationals die samen het voedselcluster vormen. De omvang van deze spin-off bedrijven en research afdelingen nemen een relatief klein aandeel in de totale werkgelegenheid in de voedselsector, niet vergelijkbaar met het aandeel van de WUR. Deze overige bedrijvigheid is feitelijk op te delen in twee categorieën: (semi-) commerciële research bedrijven en kleinere bedrijven. Het ontstaan van deze overige bedrijvigheid zal

hieronder behandeld worden. Aan de hand van deze uitwerking kan er een eerste beeld worden geschetst van structuur van het cluster en wat de geografische nabijheid daar voor een invloed op heeft gehad.

4.3.1 Structuur

De economische crisis in de jaren tachtig hebben, zoals al aangegeven, binnen de WUR in een rendementsdenken geresulteerd waarbij contractonderzoek een gemeengoed is geworden. Vanuit het Ministerie van Economische Zaken kwam in 1996 een verzoek aan de

Landbouwuniversiteit om na te denken over het oprichten van een topinstituut waarin wetenschap en het bedrijfsleven gezamenlijk zouden participeren. In Wageningen had men inmiddels ervaring met commercieel onderzoek en heeft men een verzoek ingediend voor een dergelijk instituut bij het ministerie, wat goedkeuring heeft gekregen. Het instituut wat inmiddels het “Top Insitute Nutricion and Food” (TINF) heet wordt gefinancierd door het bedrijfsleven, voornamelijk multinationals (Unilever, DSM, CSM) en de overheid. Het werkt zowel samen met partners binnen Wageningen (WUR, NIZO foodresearch, Campina) als partners buiten

Wageningen, zoals de Universiteit van Maastricht en Groningen. De participerende bedrijven, zoals Unilever en DSM zijn buiten Wageningen gevestigd. Tweehonderd onderzoekers van zowel de kennisinstellingen als het bedrijfsleven werken hier samen aan fundamenteel strategisch onderzoek. Dit betreft onderzoek naar de werking van bijvoorbeeld ingrediënten, geen

applicatieonderzoek, dit doen bedrijven uiteraard onafhankelijk van elkaar.

Het TINF, in Wageningen zijn ook aantal commerciële research instellingen gevestigd die geheel privaat zijn. Voorbeelden hiervan zijn Numico en Campina. In 1997 heeft de Nederlandse multinational Numico zijn research afdeling in Wageningen gevestigd. Numico is gespecialiseerd in baby en klinische voeding. In 2005 volgde de vestiging van de research afdeling van DHV (Campina), een bedrijf gespecialiseerd in zuivel producten. Deze research afdelingen voeren applicatieonderzoek uit; onderzoek wat direct tot vernieuwde producten moet leiden. De research instellingen geven aan dat men in Wageningen gevestigd is vanwege de aanwezigheid van van de WUR. Dit uit zich doorgaans in samenwerkingsprojecten, afstudeeropdrachten en bijzonder leerstoelen. Campina werkt bijvoorbeeld via het TINF samen met de WUR. De voorgenoemde voorbeelden zijn allen werkzaam in de voedselsector, vandaar dat de WUR een interessante partij voor hen is. Deze commerciële instellingen hebben vanzelfsprekend de sterkste relaties met andere afdelingen van het bedrijf waar zij tot behoren. Deze overige afdelingen van het bedrijf waar zij toe behoren zijn niet in Wageningen gevestigd.

In het algemeen kan gesteld worden dat de (semi-) commerciële research instellingen in Wageningen contact onderhouden met de WUR en dat de research/onderzoeks instellingen behorende bij de WUR contact onderhouden met elkaar en met de commerciële research

instellingen. Relaties tussen de (semi-)commerciële instellingen zijn niet aangetroffen. Maar alle research/onderzoeks instellingen, zowel commercieel, behorende tot de WUR als semiprivaat, onderhouden relaties buiten Wageningen die op zijn minst net zo belangrijk lijken te zijn.

De tweede categorie bedrijvigheid rondom de WUR zijn de kleinere bedrijven, soms spin-offs van de universiteit. De verhouding wel of geen spin-off van de WUR is ongeveer half om half8.

Voorbeelden van deze kleinere en vaak startende bedrijven zijn B-Factory, Cleanlight en EBI Foodsystems .Al deze bedrijven hebben relaties met de WUR en tevens is hun vestiging in Wageningen te herleiden tot de aanwezigheid van de WUR. De oprichting van B-Factory is gebaseerd op een idee wat ontstaan is op de WUR, het produceren van honing voor medicinale doeleinden. Cleanlight is opgericht door een ondernemer die zijn vinding in de VS moeilijk kon commeraliseren en wel is gelukt met de hulp van de WUR. EBI Foodsafety heeft zich in

Wageningen gevestigd vanwege het “netwerk” wat hen nu en dan relevante contacten opleverd.

Cleanlight produceert machines die doormiddel van UV licht schimmels en bacteriën doden, het