• No results found

Complexiteit en transactie-gerichtheid in relatie tot de menselijke maat

In document Tegenkracht organiseren (pagina 75-90)

Wij onderzoeken twee oorzaken die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de financiële crisis, namelijk de toenemende complexiteit van het mondiale financiële systeem en de sterke transactiegerichtheid in de financiële sector.

In dit hoofdstuk schetsen we op basis van literatuuronderzoek een theoretisch kader aan de hand van deze twee begrippen. Vervolgens wordt aandacht besteed aan het begrip menselijke maat. Aan het eind zullen wij aangeven hoe deze begrippen zich tot elkaar verhouden en of er sprake is van spanningen binnen deze relaties.

2.1 Wat is complexiteit?

Over complexiteit in de financiële sector is veel gezegd en geschreven. Het is een thema dat steeds weer terugkomt in de beschouwingen over de oor­ zaken van de kredietcrisis. Maar wat is de betekenis van complexiteit voor de financiële sector? De term ‘complex’ wordt vaak verward met ‘gecompli­ ceerd’. In ‘gecompliceerd’ komt het Latijnse plicare voor, dat ‘vouwen’ bete­ kent, terwijl in ‘complex’ het Latijnse plectere voorkomt, dat ‘vlechten’ bete­ kent. In een gecompliceerde structuur zijn de onderdelen samengevouwen, waardoor eigenschappen van die onderdelen verborgen zijn (bijvoorbeeld een automotor). Het tegenovergestelde van ‘gecompliceerd’ is ‘eenvoudig’. In een complexe structuur zijn de onderdelen verweven en wederzijdse afhankelijk, waardoor het geheel iets anders is dan de som van de delen (bijvoorbeeld een bedrijf). Het tegenovergestelde van ‘complex’ is ‘onafhan­ kelijk’ (Auyang 1999).

In dit onderzoek wordt complexiteit gekoppeld aan sociale systemen. Zo’n systeem heeft de volgende kenmerken:

1. Het systeem bestaat uit een grote variëteit aan te onderscheiden actoren, die soms tegenstrijdige doelen hebben en verwikkeld zijn in interactie. Er is geen centrale controle.

2. Het gedrag van het systeem emergeert vanuit talloze gedragingen van de geïnterconnecteerde actoren en is daarom onvoorspelbaar.

3. Het systeem is niet in evenwicht of bevindt zich zelfs ‘aan de rand van chaos’, omdat het voortdurend wordt verstoord door gebeurtenissen en er nooit tijd is om een evenwicht te vinden.

4. Het systeem gedraagt zich non­lineair, zodat een kleine verstoring grote veranderingen kan veroorzaken in het gedrag van het systeem (butterfly

effect1), terwijl grote verstoringen zonder effect kunnen blijven.

5. Het systeem organiseert zichzelf, wat betekent dat het zijn gedrag en zonodig zijn structuur autonoom aanpast als reactie op onvoorspelbare gebeurtenissen, en dat het veerkrachtig genoeg is om de effecten van scha­ delijke invloeden op te vangen.

Complexiteit is niet per definitie problematisch. Complexiteit is zelfs onvermijdelijk om tot een goed functionerend systeem te komen dat meer is dan de som der delen. Door de complexiteit is het systeem immers veer­ krachtig en heeft dit het vermogen om zich snel en adequaat aan te passen aan veranderende omstandigheden. Complexiteit wordt pas een probleem als de mogelijke impact van de negatieve gebeurtenissen niet meer aan­ vaardbaar is voor de betrokken actoren.2

Dat het systeem veerkrachtig is, betekent niet dat het systeem alles kan verwerken. Charles Perrow (1999) stelt dat ongevallen of crises in een sys­ teem zich met name voordoen wanneer het systeem zeer complex is en er sprake is van een sterke koppeling tussen de processen in het systeem. De complexiteit van het systeem zorgt ervoor dat, anders dan bij lineaire sys­ temen, de consequenties van interacties juist moeilijk zijn te onderkennen en te begrijpen. Wanneer dan ook nog verschillende delen in het systeem strak zijn gekoppeld, waardoor een gebeurtenis in een bepaald deel een direct effect zal hebben op andere delen van het systeem, zijn ongevallen of crises onvermijdelijk.

Dergelijke ongevallen worden niet veroorzaakt door een enkele fout of gebrek, maar vloeien dus direct voort uit de aard en de vorm van het sys­ teem als zodanig. Daarom spreekt Perrow (1999) van ‘normal accidents’.

Een crisis van het systeem kan zijn oorzaak overigens ook vinden in ontwikkelingen van buitenaf (rampen of de invloed van andere systemen). In dit onderzoek concentreren we ons echter op het gevaar dat een systeem voor zichzelf kan zijn.

In dit onderzoek proberen we de werking van het systeem in kaart te bren­ gen door aandacht te besteden aan de volgende drie zaken:

- Abstractie; - Interdependentie; - Schaalvergroting.

Deze zaken worden gekoppeld aan de kenmerken van het systeem.

Abstractie

Een complex sociaal systeem ontwikkelt een eigen abstracte werkelijkheid, waarbinnen de elementen en eigenschappen uit de buitenwereld (context) worden benut voor zover deze van waarde zijn binnen het systeem en ont­ daan van hinderlijke en onnodige ballast. Door deze abstractie kunnen de communicatie en transacties tussen de actoren binnen het systeem ade­ quater plaatsvinden dan daarbuiten. Het systeem wint aan kracht en wordt in zijn bestaan gelegitimeerd. Dit verklaart waarom ieder complex sociaal systeem de natuurlijke neiging heeft om zijn eigen werkelijkheid en han­ delingslogica te creëren. Maar door de interne abstractie worden de verbin­ dingen tussen het systeem en de context waarbinnen het systeem bestaat dunner of worden zij zelfs doorgesneden (virtualisering; flow of spaces).

Interdependentie

Met interdependentie wordt gedoeld op onderlinge afhankelijkheden bin­ nen het systeem. Wanneer er sprake is van duurzame en duidelijke relaties, vormt interdependentie een tegenwicht voor de abstractie, waardoor de complexiteit aanvaardbaar blijft.

Maar wanneer de onderlinge samenhang tussen de actoren sterk is, zal wie toetreedt tot het systeem, worden opgeslokt in een net van intensieve, complexe en onvermijdelijke relaties. Deze relaties zijn talrijk, divers en lopen in elkaar over, waardoor er onderlinge afhankelijkheden worden

geconstrueerd, die op het eerste gezicht niet te zien zijn. Actoren, feiten en relaties zijn daardoor niet meer bekend en wanneer ze wel bekend zijn wor­ den ze niet meer begrepen. Gebeurtenissen kunnen een onverwacht effect hebben op andere actoren, dat zelfs kan leiden tot een crisis in het systeem (butterfly­effect). Omdat gedragingen van actoren en ontwikkelingen in relaties, mede als gevolg van reflexiviteit, niet kunnen worden voorzien, wordt de toekomst onzeker.

De factor snelheid, waardoor ontwikkelingen van actoren en verande­ ringen in relaties in hoog tempo en niet meer volgtijdelijk plaatsvinden (‘flow of time’), maakt de verwarring en onvoorspelbaarheid alleen maar groter.

Schaalvergroting

Een complex sociaal systeem groeit wanneer binnen het systeem de com­ municatie intensiever wordt en transacties in aantal toenemen. Het posi­ tieve rendement van succesvolle relaties wordt (gedeeltelijk) gebruikt voor verdere expansie van het systeem. De omvang van het systeem neemt daar­ door toe, en voor verdere expansie zullen relaties worden aangegaan met anderen van buiten het systeem. Het is ook mogelijk dat relaties van buiten in het systeem worden opgenomen.

Door de groei van het systeem neemt de complexiteit toe. Om adequaat te kunnen blijven functioneren binnen het systeem, kunnen zelfstandige actoren gaan samenwerken of fuseren tot een grotere organisatie. Door kennis en/of productiemiddelen te bundelen zijn deze grotere organisaties beter in staat dan de kleinere actoren om voordelige relaties aan te gaan binnen het systeem. Om optimaal van de schaalvoordelen te kunnen profi­ teren, zullen de grotere organisaties in complexe systemen overgaan tot het specialiseren van de interne processen. Hierdoor raken de taken en de ken­ nis gefragmenteerd onder de professionals in de organisatie.

2.2 Wat is transactiegerichtheid?

Velen wijten het ontstaan van de financiële crisis aan de verschuiving van relatiegericht bankieren naar transactiegericht bankieren. Maar wat wordt precies verstaan onder transactiegerichtheid en hoe verhoudt dit zich tot relatiegericht handelen (Buiter 2008)?

2.2.1 Transactie in de economische theorie

Transactie betekent ruil volgens bepaalde voorwaarden. Binnen de eco­ nomische theorie neemt het begrip transactie een centrale plaats in. Transacties maken goederen tot producten die in grotere hoeveelheden verhandeld kunnen worden. De transactie gaat daarbij uit van de logica van de markt. Producten hebben een waarde die gerelateerd is aan de verhou­ ding tussen vraag en aanbod. Bij weinig aanbod en veel vraag (schaarste) ontstaat meer waarde voor het product. Deze waarde komt tot uitdrukking in een (hogere) prijs.

Voor de vrijemarkteconomen van de Chicago School (Ronald Coase, Milton Friedman) vormt de transactie de ordenende kern waar de econo­ mie om draait. Zonder transacties is er geen (vrije) markt waarop vraag en aanbod een ideaal evenwicht kunnen bereiken.

Er is een aantal voorwaarden noodzakelijk om een transactie te laten plaatsvinden. De belangrijkste zijn:

- De verdeling van bestaande bronnen en beloningen kan alleen door ruil worden gerealiseerd. Er moet dus een bepaalde vorm van arbeidsdeling bestaan die deze ruil noodzakelijk maakt.

- Elke partij moet een besef en vrijheid van keuze hebben, die de transac­ tie tot op zekere hoogte vrijwillig maakt.

Centraal bij de totstandkoming van een transactie staan dus de moge­ lijkheid tot ruil van goederen (door verdeling van bronnen en beloningen) en de keuzevrijheid van de actoren die de transactie aangaan. Ook gaat de transactie uit van volledige rationaliteit van individuen bij hun keuzes en handelen op ‘de markt’. Maar bovenal gaat de transactie uit van een risico. Transacterende partijen hebben namelijk altijd onvolledige en asymmetri­ sche informatie over verleden, heden en toekomst. Vanwege dit risico is bij een transactie maximale transparantie noodzakelijk.

De grondlegger van de economische theorie, Adam Smith, beschrijft in

Wealth of Nations (Smith 1776) de economische transactie als een handeling

die primair gebaseerd is op eigenbelang:

‘It is not from the benevolence of the butcher, the brewer, or the baker, that we expect our dinner, but form their regard of their own interest. We address ourselves, not to their humanity but to their self-love, and never talk to them of our own neces- sities but of their advantages.’

Transacties zijn niet gebaseerd op sociale en relationele waarden die de onderlinge verbondenheid tussen mensen (de gemeenschap) bepalen, zoals

welwillendheid, humaniteit en vriendschap. De transactie komt volgens Smith primair voort uit eigenbelang en de behoefte aan persoonlijk rende­ ment. De belangrijkste motivatie is het streven naar zo veel mogelijk winst.

Niet het voldoen aan levensbehoeften en het lenigen van noden (neces-

sities) is het uitgangspunt, maar het behalen van wederzijds voordeel. Bij de

transactie staat dus niet het publieke of gemeenschappelijke belang, maar het private belang voorop. Het handelen uit eigenbelang is echter volgens Smith niet schadelijk voor de samenleving, omdat het nastreven van het individuele belang uiteindelijk resulteert in het grootste maatschappelijke belang. De ‘onzichtbare hand’ van de vrije markt zorgt voor harmonie en evenwicht.

De economische theorie, die draait om de transactie, wordt sinds de jaren zeventig ook toegepast in de sturingsfilosofie van grote bedrijven en sommige overheidsorganisaties. Centraal hierbij staat de principaal – agenttheorie van Michael Jensen (Jensen en Meckling 1976). De principaal­ agenttheorie verwijst naar de situatie waarin de principaal een agent inschakelt om een bepaalde taak uit te voeren. De agent streeft vaak andere belangen na dan de principaal en heeft tevens een informatievoorsprong op de principaal. Om toch voldoende controle over de agent te kunnen uit­ oefenen, gebruikt de principaal incentives, zoals prestatiebeloningen. Op deze wijze hebben beide partijen maximaal voordeel en kunnen de presta­ ties van de agent verenigd worden met de doelstellingen van de principaal. De arbeidsrelatie wordt volgens de principaal­agenttheorie een transactie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer.

In beursgenoteerde ondernemingen is de principaal­agentrelatie zicht­ baar in de relatie tussen aandeelhouders en managers. Door bonussen te geven ofwel variabel te belonen, worden managers gestimuleerd de pri­ maire doelstelling van de aandeelhouder – maximalisatie van de winst en de aandeelhouderswaarde – na te streven.

2.2.2 Transactiegericht versus relatiegericht: transparantie versus vertrouwen

Transactiegericht handelen is de tegenpool van relatiegericht handelen. Bij relatiegericht handelen blijven de voorwaarden van een ruil in zekere zin onbepaald. In ieder geval is het vergaren van winst niet de dominante moti­ vatie. Niet de directe wederzijdse voordelen van de transactie, maar weder­ kerigheid en interactie staan centraal. Deze wederkerigheid en interactie

tussen actoren zijn gebaseerd op wederzijdse waarden, op verbondenheid en gebondenheid, en op rendement op langere termijn. Omdat de voor­ waarden van de ruil onbepaald blijven, draait relatiegericht handelen om vertrouwen tussen actoren.

Transactiegericht handelen is daarentegen gebaseerd op het behalen van wederzijds voordeel voor de transacterende partijen, op volledige keu­ zevrijheid en keuzerationaliteit, op efficiëntie en op rendement op korte termijn. Bij transactiegericht handelen zijn de voorwaarden van de ruil bepaald. Dit komt primair tot uiting in een product met een prijs. In het transactiegericht handelen staat daarom niet zozeer vertrouwen, maar transparantie (over de voorwaarden van de ruil) centraal.

In veel sectoren, privaat en publiek, wordt gesproken van een verschui­ ving van relatiegerichtheid naar transactiegerichtheid. Deze verschuiving komt primair tot uiting in drie ontwikkelingen:

- focus op product in plaats van klant;

- focus op winstmaximalisatie op de korte termijn; - verminderde aandacht voor publieke functie. 2.3 De menselijke maat nader beschouwd

Zoals reeds opgemerkt in de inleiding wordt in de publieke discussie over crises in vitale systemen als de gezondheidszorg, onderwijs en het financiële systeem, veelvuldig het begrip de menselijke maat opgebracht, als ware het een panacee voor de kwalen in elk van deze complexe vitale systemen. Een van de hoofddoelen van dit onderzoek is het nader duiden en vervolgens hanteren van dit begrip bij het identificeren van belangrijke ontstaansoorzaken van crises in vitale systemen.

2.3.1 De menselijke maat in het hedendaagse debat

In het huidige maatschappelijke en politieke debat wordt in toenemende mate gerefereerd aan het begrip de menselijke maat. In discussies over stedenbouw, de sociale zekerheid en de veranderingen in de zorg en het onderwijs is veelvuldig de roep te horen dat de menselijke maat in het oog moet worden gehouden of moet terugkeren.

Over stedenbouw:

‘Het optimisme over de Zuidas heeft plaatsgemaakt voor forse kritiek en ongeloof. Nog even en we kijken tegen leegstaande kantoorpanden aan, is de teneur. De oplossing: terug naar de menselijke maat’ (Boersma en De Sonnaville 2008).

Over zorg en onderwijs:

‘De fusiegolf heeft vervreemding veroorzaakt onder personeel en cliën­ ten. De menselijke maat is uit het oog verloren. Voor leraren is onvrede over het management een van de belangrijkste redenen het onderwijs te ver­ laten. Ook in de gezondheidszorg bestaat veel onvrede over managers die zich met het werk van professionals bemoeien’ (de Volkskrant 2007). ‘Het automatisme van verdergaande schaalvergroting moet worden doorbroken. De afweging van de voor­ en nadelen moet scherper worden gemaakt. Om de menselijke maat terug te krijgen. Om de invloed van bur­ gers en klanten te vergroten. Om betrokkenheid en verantwoordelijkheid weer vorm te geven’ Dijsselbloem en Kalsbeek 2005).

Over het sociale zekerheidsstelsel:

‘In de uitvoering staat de menselijke maat voorop. Wij willen aansluiten bij de ervaringen van de mensen zelf, bij hun persoonlijke situatie’ (Trouw 2005).

Bij stedenbouw betreft het pleidooi voor de menselijke maat veelal een verzet tegen het uitgangspunt van ‘groot, groter, grootst’ en een roep om de terugkeer naar kleinschaligheid en diversiteit.

Ook in de zorg en het onderwijs wordt bij de roep om de terugkeer van de menselijke maat vooral de relatie gelegd met schaalvergroting (fusies van ziekenhuizen, welzijnsorganisaties en onderwijsinstellingen) en de hiermee gepaard gaande toename van bureaucratie. Centrale thema’s zijn de noodzaak van kleinschaligheid, menselijk contact, beheersbaarheid en aandacht voor de persoonlijke beleving en situatie van mensen.

2.3.2 Historisch en hedendaags perspectief

In de historische ontwikkeling van het concept van de menselijke maat zijn twee aspecten te onderscheiden. Enerzijds de subjectieve werkelijkheidsbe­

leving van de individuele mens als maat der dingen. Anderzijds de mense­ lijke maat als weerspiegeling en symbool van het goede (kosmische orde).

De oorsprong van het begrip de menselijke maat voert terug tot de Griekse oudheid. Protagoras (480 – 410 v.Chr.) – tijdgenoot van Socrates en de eerste en belangrijkste van de Sofisten – introduceert in zijn verhande­ ling Alètheia (Waarheid) de homo mensura­stelling:

‘De mens is de maat van alle dingen, van wat is dat het is, van wat niet is dat het niet is.’

De homo mensura­regel breekt met de tot dan toe heersende ‘verticale’ ethiek, waarbij door de goden opgelegde normen gelden. Uitgangspunt van de stelling is dat de waarde der dingen, en in het verlengde daarvan de waarheid omtrent de dingen, niet in een buitenzintuiglijke werkelijkheid ligt, maar zich bevindt binnen het waarnemings­ en handelingsperspectief van mensen in wisselende omstandigheden. De subjectieve werkelijk­ heidsbeleving van de individuele mens geldt als maat der dingen (Bakker 1986).

Tijdens de renaissance treedt het concept van de menselijke maat opnieuw naar de voorgrond. In het bijzonder waren de humanisten de ver­ tegenwoordigers van een mentaliteit waarin de mens centraal staat.

In de humanistische filosofie staat de mens symbool voor de goddelijke schepping. Als wereld op zich vormt de mens een microkosmos en als zodanig vormt hij een directe afspiegeling van de macrokosmos. Door deze microkosmos – de mens in zijn schoonste wezen – te bestuderen, leert men de kosmos en in het bijzonder de idee van het Goede en Schone kennen. Tijdens de renaissance staat de mens als beeld en maat symbool voor de goddelijke en kosmische orde.

In het gebruik van het concept van de menselijke maat in het heden­ daagse maatschappelijk debat komen twee aspecten duidelijk naar voren. In het gebruik van het begrip staat de werkelijkheidsbeleving van de mens centraal. Ook wordt een duidelijk positieve waarde toegekend aan het han­ teren van de menselijke maat. En deze positieve waarde lijkt steeds meer een gedeelde waarde te worden.

Het hedendaagse begrip van de menselijke maat, zoals in de genoemde citaten naar voren komt, vormt in zekere zin een samengaan van de homo mensura­stelling van Protagoras en het mensbegrip van de renaissance.

Enerzijds gaat het uit van (het belang van) de individuele subjectieve bele­ ving van de mens, anderzijds impliceert de menselijke maat het (univer­ sele) goede. In het huidige politieke debat komt de morele kant sterk naar voren. De menselijke maat staat nadrukkelijk voor de juiste maat. In die zin symboliseert de menselijke maat in het huidige debat, evenals ten tijde van de Renaissance, een soort goddelijke orde en schaal. De menselijke maat lijkt een bezwering te zijn voor maatschappelijke problemen.

In alle bovengenoemde citaten over de menselijke maat staat één ding cen­ traal: het belang van de persoonlijke beleving van de mens ten aanzien van (beleids)systemen en omgevingen.

In de verschillende referenties aan en formuleringen van de menselijke maat zijn vier hoofdelementen aan te wijzen die gezamenlijk de hedendaag­ se betekenis van het begrip vormen. Deze elementen vormen de basis voor het begrip menselijke maat.

– overzicht; – herkenning; – zeggenschap;

– eigen verantwoordelijkheid: ruimte.

Uitgangspunt hierbij is de verhouding van de mens ten opzichte van het systeem en de positie die hij daarin inneemt.

Overzicht

Overzicht en kleinschaligheid vormen een bijna fysieke uiting van de menselijke maat. Het is voor mensen van groot belang dat zij zich in zowel fysieke omgevingen als sociale systemen kunnen oriënteren en systemen kunnen overzien en doorzien. Hiervoor is het noodzakelijk dat deze pro­ portioneel en transparant zijn voor de mens.

Herkenning

Enerzijds betekent de menselijke maat hier de behoefte van mensen aan persoonlijk contact met ‘gelijken’. Anderzijds betekent het de noodzaak voor organisaties en systemen om de persoonlijke ervaring en situatie van

In document Tegenkracht organiseren (pagina 75-90)