• No results found

Resultaat voor Stuifmeel

5. Beschikbare literatuur per actieve stof

5.2 Clothianidin 1 Toepassingen (Ctgb)

Clothianidin wordt toegepast voor de coating van bietenzaad en zaad voor snij- en korrel-mais. Clothianidin heeft geen niet-professionele toepassingen en wordt niet als biocide gebruikt.

5.2.2

LD

50

(Ctgb)

Acute contact toxiciteit: LD50 = 0,04426 µg a.s./bij

Acute orale toxiciteit: LD50 = 0,00379 µg a.s./bij. LD50 metaboliet TZNG = 3,9 µg/bij

5.2.3

Acute giftigheid literatuur

Bailey et al. (2005) toonden met behulp van een contacttest aan dat clothianidin een hogere toxiciteit heeft in

vergelijking met andere pesticiden zoals carbofuran. Na spuittoepassing kan ook toxiciteit optreden ten gevolge van

residuen. Volgens Bailey et al. (2005) veroorzaakten residuen van clothianidin net zoals van spinosad en imidacloprid

geen werkstermortaliteit. Ook vonden dezelfde auteurs geen effect wanneer honingbijen gevoed werden met pollen afkomstig van een veld behandeld met deze insecticiden.

5.2.4

Chronische blootstelling

Wu et al. (2011) maten clothianidin in (lege) broedramen van bijen in de Verenigde Staten van Amerika. Een van de dertien monsters bevatte clothianidin in een concentratie van 35 µg/kg. De raten bevatten ook heel veel andere residuen, vooral ook van door imkers gebruikte middelen tegen varroa (duizenden µg/kg). Bij het kweken van bijenlarven in dergelijke raten bleken ze in een kooiproef veel trager te ontwikkelen. Maar aan welke van de gifstoffen in de hele cocktail dat uiteindelijk gelegen heeft is niet vast te stellen. Bovendien is niet zeker dat de raten niet ook besmet waren met (vele) ziektekiemen.

5.2.5

Monitoring van bijenvolken inclusief residuen onderzoek

Residuen in pollen, honing, was en bijen

In honing, nectar, pollen en was van honingbijen, die werden blootgesteld in velden van Brassica napus (koolzaad)

behandeld met 4 g/kg clothianidin, werden geen kwantificeerbare residuen gemeten. De maximaal gemeten hoeveelheden bedroegen 0.93, 2.24, 2.59 resp. <0.9 µg/kg (Cutler and Scott-Dupree, 2007).

In een beperkte studie in Griekenland, waarbij 5 imkers die last hadden van verhoogde bijensterfte werden bezocht,

werd geen clothianidin gevonden in bijen, suiker of ‘sugar patty’ (Bacandritos et al., 2010).

Girolami et al. (2009) vonden 23.3±4.2 mg/l clothianidin in de guttatievloeistof van jonge maïsplanten die een

zaadbehandeling van 1.25 mg/zaad (Poncho) hadden gehad en waren gekweekt in het laboratorium.

Zie ook de studie van Wu et al.(2011) boven: in een enkele raat uit een hele serie werd clothianidin aangetroffen (die

raat werd vervolgens gebruikt voor een proef), als een van de aanwezige residuen van een hele cocktail. Andere middelen (vooral die tegen varroa) waren veel vaker en in veel hogere concentraties aanwezig.

5.2.6

Verwachte maximale blootstelling vergeleken met LD

50

Wanneer gevonden residuniveaus (in nectar, stuifmeel of water) worden gecombineerd met de verwachte

consumptie door bijen (op grond van literatuur) kan worden uitgerekend aan welke doses bijen worden blootgesteld.

soms een dosis tot dichtbij de letale dosis konden oplopen. Voor de andere middelen hebben wij naar analogie ook een inschatting gemaakt. Er zijn echter nog maar weinig gegevens in de openbare literatuur over concentraties in

nectar, terwijl uit de publicatie van Rortais et al. (2005) duidelijk wordt dat nectar / honing vanwege de hoge

suiker/energieconsumptie de belangrijkste orale blootstellingsroute is. Resultaat

Clothianidin: de gevonden 2.24 µg/kg in nectar van koolzaad (Cutler & Scott-Dupree, 2003) (suiker gehalte 470 g/l; Creswell 1999) zou een nectarfoerageerster in de loop van een week foerageren maximaal een geaccumuleerde

dosis van 1,07 tot 4,28 ng kunnen opleveren, per dag 0,153 - 0,611 ng/bij. De orale LD50 is 4 ng/bij. Dat resulteert

in een TER = 6,56 – 26,3. Een TER > 10 geldt als geen of laag risico.

Via stuifmeel zouden vooral de voedsterbijen belast worden, zij consumeren in de 8 dagen dat ze voedster zijn 65 mg stuifmeel. Als larve neemt een bij nog 5 mg stuifmeel op. Via 2,24 µg/kg in stuifmeel (Cutler & Scott-Dupree, 2003) zou een voedster met 0,15 ng worden belast in 10 dagen, per dag 0,015. De TER = 4/0,015 = 267.Krupke et al. (2012) vonden echter hogere concentraties in stuifmeel van mais (3,9 µ/kg). Deze concentratie zou leiden tot een opname door een voedster van 0,25 ng per bij, en 0,025 per dag over een periode van 10 dagen. De TER = 4

/ 0,025 = 160. Krupke et al. (2012) vonden nog veel hogere concentraties in door bijen verzameld stuifmeel (max.

88µg/kg). Deze hoge gehalten moeten echter zijn veroorzaakt door het zaaien van gecoate zaden tijdens de bloei (stof-drift) in verband met de proef. (De hoogste concentratie zou leiden tot een dosis in tien dagen van 5,72 ng per bij, 0,572 per dag. De TER = 7,6).

5.2.7

Monitoring van volken van imkers in de praktijk

Zie de gegevens bij imidacloprid. De grote veldstudie van Cutler & Scott-Dupree (2007) kon geen schade in de bijenvolken (bijen en broedontwikkeling) aantonen na foerageren van de bijen op bloeiend koolzaad dat was geteeld uit met clothianidin gecoate zaden. Ook de overwintering van de volken was normaal in de winter na de blootstelling.

In de grote monitoring studie van Mullin et al. (2010) werd clothianidin niet aangetroffen, in geen van de in de

bijenkast aangetroffen componenten, hoewel er wel op werd geanalyseerd. Ze vonden wel 98 andere pesticiden en metabolieten in mengsels tot concentraties van 214 mg/kg in stuifmeel. Volgens de auteurs representeert dit de opmerkelijk zware belasting met toxische residuen waaraan het broed en de adulte bijen via voedsel blootstaan.

In de jarenlange grote monitoring in Duitsland (Genersch et al., 2010) werden vele pesticiden (waaronder de

acariciden tegen varroa) teruggevonden in bijenvolken. Clothianidin werd niet gevonden (werd wel op geanalyseerd). Er werden in deze studie geen verbanden ontdekt tussen de residuen en de wintersterfte. Een verband werd wel gevonden met:

1. een hoge varroabesmetting in oktober

2. infectie met het deformed wing virus (DWV) en acute bijen paralyse virus (ABPV) in de herfst 3. de leeftijd van de koningin

4. de sterkte / zwakte van de volken in de herfst bij het inwinteren

De auteurs benadrukken dat dit niet het laatste woord is en dat er meer onderzoek nodig is om de rol van pesticiden op de gezondheid op lange termijn van bijenvolken vast te stellen.

5.3

Thiamethoxam