• No results found

Hoofdstuk 4 Kwalitatieve analyse; signalen uit de strafrechtspraktijk

4.3 Invloed jurisprudentie Hoge Raad inzake voorbedachte raad

4.3.2 Cijfermatige analyse

Om de vraag te kunnen beantwoorden naar de invloed van NJ 2012/518 op de strafoplegging, in het bijzonder of de rechter is uitgeweken naar doodslag, zijn de bij onderzoeksvraag 2 gegenereerde cijfers op twee manieren geanalyseerd. Er is gekeken naar de gemiddelde opgelegde gevangenisstraf voor één of meer kale moorden en in zaken met één of meer kale doodslagen, alsmede naar de onderlinge verhouding van het aantal bewezenverklaringen van moord ten opzichte van doodslag. Voor beide categorieën geldt dat zij steeds inclusief de deelnemingsvormen van art. 47 Sr zijn, maar exclusief zaken met oplegging van tbs.

Gemiddelde sancties voor moord en voor doodslag

Voor de moord- en doodslagzaken is gekeken naar de gemiddelde straf die is opgelegd. Verwacht mag worden dat door het arrest van de Hoge Raad de zaken waarbij (alleen) de voorbedachte raad niet zonder meer kan worden vastgesteld, resulteren in een vrijspraak voor moord, maar een bewezenverklaring van doodslag. Anders gezegd, de ‘lichte’ moordzaken van vroeger zullen hierdoor thans de ‘zwaardere’ doodslagzaken zijn. De kwalificatie en strafdreiging van die zaken verandert hierdoor. Verwacht mag worden dat daarom zowel de gemiddelde straf van moord

278 Conform de oorspronkelijke insteek van de wetgever, zie H.J. Smidt, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht, deel II, Haarlem: Tjeenk Willink 1891, p. 437. Hierover naast J. de Hullu, Materieel Strafrecht, over algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid naar Nederlands recht, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 261-264, onder meer W. Holland, ‘Voorbedachte raad: het spanningsveld tussen inhoudelijke betekenis en bewijsbaarheid’, in: E.J. Hofstee, O.J.D.M.L. Jansen & A.M.G. Smit (red.), Kringgedachten. Opstellen van de Kring Corstens, Deventer: Kluwer 2014 en D.H. de Jong, ‘De hoge, de ontbrekende en de voorbedachte raad’, in: A. Dijkstra, B.F. Keulen & G. Knigge (red.), Het roer recht. Liber Amicorum aangeboden aan Wim Vellinga en Feikje Vellinga-Schootstra, Zutphen: Uitgeverij Paris 2013. Zie voor een genuanceerdere beoordeling annotator Keulen onder HR 19 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW8678, NJ 2012/519 (Voorbedachte raad I); HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963, NJ 2014/156; HR 5 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1112, NJ 2014/157 (Voorbedachte raad II). Zie ook de samenvatting van NJ 2012/518 en NJ 2014/156 door advocaat-generaal Spronken, ECLI:NL:PHR:2014:2770, alsmede de conclusie van advocaat-generaal Vellinga over contra-indicaties, ECLI:NL:PHR:2018:358. Voor recente literatuur van (vlak) voor NJ 2012/518, zij verwezen naar R.S.T. Gaarthuis, ‘Voorbedachte raad: een objectief vereiste?’, DD 2009/80, afl. 10, p. 1142-1158 en F.S. Bakker, ‘Voorbedachte raad’, DD 2011/16, afl. 3, p. 220-246.

279 J. de Hullu, Materieel Strafrecht, over algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid naar Nederlands recht, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 264.

110 omhoog gaat (de ‘lichte’ gevallen zitten hier niet langer tussen), als voor doodslag (de ‘zware’ zaken komen erbij). In tabel 2 is een overzicht van de gemiddelde duur van de gevangenisstraf weergeven in zaken waarin of alleen één of meer moorden zijn bestraft (N = 144), of alleen een of meer doodslagen (N = 284).280

Periode Gemiddelde

straf moord (per zaak)

Gemiddelde straf doodslag (per zaak)

(feb)2006 t/m 28-02-2012 12,3 jaren 7,7 jaren

29-02-2012 t/m 2018 14,4 jaren 9,3 jaren

Tabel 2 Gemiddelde duur van de opgelegde gevangenisstraffen (zonder overige bijkomende

vrijheidsbenemende sancties) in de periode voor en na HR 28 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR2342, voor alle zaken waarin is veroordeeld wegens moord en doodslag zonder andere bijkomende delicten, maar inclusief alle daderschapsvormen.

In de jaren (feb)2006-(feb)2012 is de gemiddelde gevangenisstraf in een moordzaak 12,3 jaren, in de periode daarna is dat gestegen naar 14,4 jaren. In de doodslagzaken waren die cijfers respectievelijk 7,7 en 9,3 jaren. De verwachting dat de gemiddelde gevangenisstraf voor zowel moord als doodslag is gestegen, is uitgekomen.

De resultaten van de variantieanalyse281 laten zien dat de kans dat de verschillen in opgelegde strafduur tussen moord en doodslag in de periode voor en na het arrest op toeval berusten, verwaarloosbaar is (p<0,01).282 Tevens wijst deze analyse uit dat de interactie tussen de voor moord en doodslag mogelijke straf en de periode, niet significant is (p=0,46). Dit betekent dat de strafduur voor moordzaken niet significant meer (of minder) is toegenomen na het arrest van de Hoge Raad dan voor zaken die betrekking hebben op doodslag.

Kortom, de analyse wijst het volgende uit: de straffen voor moord zijn significant hoger dan voor doodslag, de straffen voor zaken die betrekking hebben op de periode van voor het arrest van de Hoge Raad zijn significant lager dan voor zaken die betrekking hebben op de periode na dit arrest en de straffen voor moord zijn niet significant meer toegenomen na het genoemde arrest dan voor doodslag.

Onderlinge verhouding aantal veroordelingen voor moord ten opzichte van doodslag

Ook is gekeken naar de onderlinge verhouding van de bewezenverklaringen van moord en doodslag, gemeten in de periode van 1 februari 2006 tot en met 28 februari 2012 en in de periode daarna tot en met 2018. De aanname is dat door de strengere eisen die door de Hoge Raad aan het bestanddeel voorbedachte raad worden gesteld sinds zijn arrest van 28 februari 2012, vaker een bewezenverklaring van doodslag is gevolgd in plaats van moord. Dat voorbedachte raad

280 In zes doodslagzaken is een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd. In de berekening is alleen het onvoorwaardelijke strafdeel meegenomen.

281 Deze zijn niet in de tabel weergegeven, maar uiteraard wel opvraagbaar bij de onderzoekers.

282De periode (voor of na het arrest) en het type delict (moord of doodslag) verklaren achtereenvolgens 6,6% en 32,3% van de totale variantie in opgelegde strafduur.

111 aanwezig is, moet immers aan de hand van een strengere (bewijs)maatstaf worden vastgesteld door de feitenrechter. Daarbij is de onderlinge verhouding genomen, omdat de absolute aantallen zelf nog niet zo veel zeggen (het aantal moorden en doodslagen kan immers van jaar tot jaar dusdanig verschillen). De resultaten van die exercitie is weergegeven in tabel 3.

Periode Bewezenverklaringen moord Bewezenverklaringen doodslag Verhouding moord – doodslag (feb)2006 t/m 28-02-2012 163 211 1 : 1,29 29-02-2012 t/m 2018 212 495 1 : 2,33

Tabel 3 Aantallen bewezenverklaringen moord en doodslag en de verhouding tussen beide.

De uitkomsten laten zien dat de verhouding tussen moord en doodslag qua bewezenverklaringen inderdaad is veranderd. Naar verhouding vindt nu vaker een bewezenverklaring van doodslag plaats ten opzichte van moord na het arrest van de Hoge Raad.283 In de eerste periode was de verhouding moord:doodslag namelijk 1:1,29 en in de periode daarna 1:2,33. Dit wijst erop dat opzettelijke levensdelicten thans verhoudingsgewijs meer als doodslag worden bestraft dan als moord.

Integrale analyse

De vraag is of de stijging van gemiddelde gevangenisstraf voor moord en voor doodslag geheel aan het arrest van de Hoge Raad is toe te schrijven. Het kan bijvoorbeeld immers ook zijn geweest dat door een verhard strafklimaat deze delicten steeds zwaarder werden bestraft. Verscheidene betrokkenen die wij interviewden gaven aan een dergelijke verharding te ervaren (zie paragraaf 4.4.). Ook dan mag een verhoging van de gemiddelde straffen worden verwacht. Zou het sowieso hoger straffen zijn uitgebleven, dan is de verwachting dat de totale gemiddelde opgelegde staf na het arrest van de Hoge Raad zou dalen. Er zijn naar verhouding immers meer veroordelingen voor doodslag dan voor moord en doodslag wordt significant lager bestraft dan moord.284 Daarom is ook de gemiddelde bestraffing van voormelde opzettelijke levensdelicten voor diezelfde periodes vergeleken (N = 153 respectievelijk N = 275). Het blijft dus gaan om moord- en doodslagzaken waarin een of meer moorden of doodslagen zijn bestraft, inclusief de deelnemingsvormen van art. 47 Sr, maar zonder oplegging van tbs. Dat levert de volgende tabel op:

Periode Gemiddelde straf levensdelict

(moord + doodslag)

(feb)2006 t/m 28-02-2012 9,9 jaren 29-02-2012 t/m 2018 10,7 jaren

283 Ervan uitgaande dat de categorie doodslagen niet om andere redenen is gegroeid, bijvoorbeeld omdat meer zaken die voorheen als zware mishandelingen werden veroordeeld nu als doodslag werden veroordeeld. Aangezien er op zich dit punt geen belangrijke jurisprudentie wijzigingen hebben voorgedaan, is er geen aanleiding te verwachten dat dit de toename in bewezenverklaringen voor doodslag verklaard.

112

Tabel 4 Gemiddelde duur van de opgelegde gevangenisstraffen (zonder overige bijkomende

vrijheidsbenemende sancties) in de periode voor en na HR 28 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR2342, voor alle zaken waarin is veroordeeld wegens een levensdelict zonder andere bijkomende delicten, maar inclusief alle daderschapsvormen.

Deze tabel laat zien dat de gemiddelde straf voor de geselecteerde opzettelijke levensdelicten niet is gedaald, zoals mocht worden verwacht, maar is gestegen van 9,9 naar 10,7 jaren. De rechter heeft in totaal dus gemiddeld hogere straffen opgelegd bij levensdelicten, ondanks dat daaronder in verhouding meer doodslagen vallen. Mede daarom kan niet onverkort worden gezegd dat het arrest van de Hoge Raad over voorbedachte raad de strafoplegging van moord en doodslagzaken heeft beïnvloed met een verhoging van moordzaken met (14,4 – 12,3 =) 2,1 jaren en van doodslagzaken met (9,3 – 7,7 =) 1,6 jaren.