• No results found

Checklist veiligheidsbeleid

In document Inhoudsopgave 3.90 VEILIGHEIDSBELEID (pagina 11-0)

1. De school inspecteert jaarlijks het gebouw en het plein op veiligheid.

2. De school heeft hiervoor een instrument.

3. De school heeft huisregels voor veilig gedrag.

4. De huisregels zijn bekend bij leerkrachten, leerlingen en ouders.

5. De school houdt jaarlijks een ontruimingsoefening.

6. De school evalueert de ontruimingsoefening.

7. De school registreert ongevallen en risicovolle situaties.

8. De school doet jaarlijks verslag van haar veiligheidsbeleid.

9. De school communiceert over haar veiligheidsbeleid met relevante partijen.

12

BIJLAGEN Bijlage 1. Logboek bij speeltoestel

In artikel 16 van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS) wordt de beheerder van

speeltoestellen verplicht tot het opstellen en bijhouden van een logboek voor elk afzonderlijk speeltoestel.

Het logboek wordt gezien als een kwaliteitsborging voor het beheer van het toestel. De beheerder toont hiermee zijn continue zorg voor de veiligheid van het speeltoestel aan. Tevens vormt het een hulpmiddel voor het optreden van de controlerende ambtenaar. Het is daarom wenselijk dat het logboek op de locatie aanwezig is. Daarnaast is het efficiënt dat meerdere personen het logboek tijdens een controle kunnen tonen.

Het logboek dient per toestel tenminste de volgende informatie te bevatten:

A ) Identificatie van het speeltoestel:

• naam en adres van de eigenaar van het toestel;

• naam en adres van degene die het toestel beheert;

• beschrijving van het speeltoestel, bij voorkeur met foto;

• naam van de fabrikant of importeur;

• bouwjaar;

• serie- of typeaanduiding;

• het serienummer, voor zover van toepassing.

B ) Aantekeningen betreffende de inspecties en het onderhoud:

• datum en tijdstip van de inspectie en het onderhoud en gegevens over de uitvoerder;

• geconstateerde gebreken of veranderingen in de staat van het toestel en de reparateur;

• vervanging van belangrijke onderdelen en gegevens over de leverancier van deze onderdelen.

C ) Gegevens over ongevallen die verband houden met het toestel:

• de oorzaak of de vermoedelijke oorzaak;

• opgetreden persoonlijke letsel;

• de naar aanleiding van het ongeval door de beheerder genomen maatregelen ter voorkoming van herhaling.

Een volledige beschrijving van onderwerpen die het logboek dient te bevatten staat omschreven in bijlage III van het Warenwetbesluit veiligheid attractie,- en speeltoestellen.

13

Bijlage 2. Protocol Gevaarlijke Stoffen

Uitgangspunten bij het protocol gevaarlijke stoffen zijn:

• Het verantwoord omgaan met gevaarlijke stoffen is voor alle betrokkenen van belang (leerkrachten en medewerkers, leerlingen);

• De eindverantwoordelijkheid voor de aanschaf, opslag, gebruik en afvoer ligt primair bij de directie

• Daar waar mogelijk, zal er gekozen worden voor niet-gevaarlijke alternatieven

Belangrijkste aandachtspunten bij dit protocol zijn:

• Weet welke stoffen er aanwezig zijn

• Zorg dat gevaarlijke stoffen op een afgesloten plaats bewaard worden

• Bewaar alles in de originele verpakking

• Weet wat je moet doen als er iets misgaat. Daartoe dient er een lijst beschikbaar te zijn met daarop”

wat te doen bij verkeerd gebruik van de gevaarlijke stoffen”. Deze lijst is ter beschikking gesteld aan alle leerkrachten en medewerkers.

• Bhv-ers zijn op de hoogte van de risico’s en weten wat te doen als het misgaat.

Uitvoering Protocol gevaarlijke stoffen

Aanschaf:

Bij de aanschaf van middelen wordt gekeken naar de risico’s die dit middel met zich meebrengt. Indien mogelijk wordt er gekozen voor een niet–gevaarlijk alternatief.

Opslag:

• Binnen de school is een lijst (bijlage 2a) aanwezig waarop alle vermelde gevaarlijke stoffen vermeld staan, datum van aanschaf, inclusief risico, wijze en locatie van opslag, etikettering, verwerking en afvoer. Deze lijst ligt op een vaste centrale plek.

• De directie wijst een medewerker aan die verantwoordelijk is voor de 3 maandelijkse controle en up-to-date houden van de genoemde lijst. Deze medewerker beheert de sleutel van de kast voor opslag gevaarlijke stoffen.

• Indien er een nieuw middel wordt aangeschaft wordt dit direct op de genoemde lijst vermeld.

• Bewaar alles in de originele verpakking. Check deze op deugdelijkheid en beschadigingen. Zorg dat het etiket niet ontbreekt op de verpakking.

• Een etiket moet voorzien zijn van:

o Naam product

o Gevaarsymbolen (bijlage 2b) o Gevaaraanduiding

o Naam leverancier/fabrikant

De gebruikers kennen de symbolen en aanduidingen op de etiketten en weten welke maatregelen er genomen moeten worden indien er iets mis gaat.

Verder moet een etiket onuitwisbaar, goed zichtbaar, duidelijk leesbaar zijn en stevig zijn aangebracht.

• Alle gevaarlijke stoffen worden buiten bereik van leerlingen opgeslagen in een afgesloten kast.

Gebruik

Het werken met gevaarlijke stoffen is alleen toegestaan door leerkrachten en andere medewerkers die op de hoogte zijn van de risico’s (deskundig). Indien leerlingen gevaarlijke stoffen gebruiken kan dit alleen onder toezicht van de leerkracht. Deze geeft vooraf duidelijk instructies aan de leerlingen en treft de nodige voorzorgsmaatregelen.

Afvoer en verwerking:

• De directie stelt een medewerker aan die verantwoordelijk is voor afvoer en verwerking van de gevaarlijke stoffen.

• De medewerker voert na controle van de lijst de gevaarlijke stoffen meteen af. Dit gebeurt zonder gevaar voor leerlingen en/of milieu.

• De medewerker vermeldt de afgevoerde stoffen op de lijst (bijlage 2a).

14

(Bijlage 2a)

Protocol Gevaarlijke Stoffen

Nr. Soort stof Risico Datum

aanschaf

Paraaf Locatie Opslag

Wijze Opslag

Etikettering Verwerking /Afvoer

Datum afvoer

Paraaf

15

(Bijlage 2b)

Protocol gevaarlijke stoffen

Zeer giftig (T+) Giftig (T)

Zeer licht ontvlambaar (F+) Licht ontvlambaar (F)

Schadelijk voor de gezondheid (Xn) Irriterend (Xi)

Oxiderend (O) Corrosief of bijtend (C)

Milieugevaarlijk (N) Ontplofbaar (E)

16

17

Bijlage 3. Intentieverklaring

Intentieverklaring van [Naam school/bestuur], Datum

Binnen de [Naam school/bestuur] wordt agressie, geweld en seksuele intimidatie niet

geaccepteerd. Agressie, geweld en seksuele intimidatie verpesten de schoolsfeer en zijn slecht voor het werk- en leefklimaat. Een slechte sfeer heeft een negatieve invloed op de werkprestaties van het personeel en de studieresultaten van de leerlingen. Om agressie, geweld en seksuele intimidatie tegen te gaan, geven het bestuur, de directie, de MR en het voltallige personeel de volgende intentieverklaring af:

1. Het bestuur, de directie en het personeel willen een schoolklimaat handhaven waarin iedereen elkaars integriteit respecteert;

2. Hiertoe zullen het bestuur, de directie en het personeel een actief beleid voeren gericht op het voorkomen en bestrijden van agressie, geweld en seksuele intimidatie;

3. Het bestuur en de directie zullen klachten dienaangaande serieus behandelen;

4. Het bestuur, de directie en het personeel zullen agressie, geweld en seksuele intimidatie niet tolereren. Passende gedragsregels en een passend sanctiebeleid zullen hieraan vormgeven.

Ondertekend door:

bestuur,

………..

[Naam vertegenwoordiger bestuur]

directie,

………..

[Naam vertegenwoordiger directie]

personeel,

………..

[Naam vertegenwoordiger personeelsgeleding MR]

ouder

………..

[Naam vertegenwoordiger oudergeleding MR]

18

Bijlage 4: Gedragsregels en gedragscodes

Binnen onze school gelden de volgende basisgedragsregels:

• wij accepteren elkaar zoals we zijn in geslacht, geaardheid, geloof, ras fysieke en/of geestelijke beperking;

• wij onthouden ons van elke vorm van agressie, geweld en/of seksuele intimidatie;

• wij pesten niet;

• wij vernielen niets;

• wij tolereren geen wapenbezit;

• wij tolereren geen vuurwerkbezit;

• wij gebruiken dan wel tolereren geen gebruik van alcohol en/of drugs in of op het terrein van de school;

• wij roken niet in of op het terrein van de school;

• wij ……….

N.B.: Het betreffen uitsluitend gedragsregels in het kader van AG&SI. Deze dienen aan de algemene gedragsregels van de school (over te laat komen, eten en drinken in klas, roken e.d.) te worden toegevoegd.

Hierna zijn voor een drietal aspecten gedragscodes nader uitgewerkt, te weten:

- voorkomen ongewenst seksueel gedrag (bijlage 4);

- voorkomen pesten (bijlage 5);

- voorkomen discriminatie (bijlage 6).

Tip:

Wees er als school alert op, dat pesten en agressie in toenemende mate plaatsvinden met behulp van digitale media als e-mail, chatten, SMS e.d. De gedragsregels zijn algemeen geformuleerd en gelden dus ook voor communicatie via dergelijke media.

19

Bijlage 5. Gedragscode ‘voorkomen ongewenst seksueel gedrag’

Schoolcultuur/pedagogisch klimaat

• Het personeel, leerlingen en ouders onthouden zich van seksistisch taalgebruik, seksueel getinte grappen, seksistisch getinte gedragingen, of gedragingen die door een andere als zodanig kunnen worden ervaren;

• Het personeel ziet er op toe dat dergelijke gedragingen niet voorkomen tussen leerlingen onderling;

• Het personeel zorgt er voor dat binnen de school geen seksueel getinte affiches, tekeningen, artikelen in bladen (o.a. schoolkrant), e-mail e.d. worden gebruikt of opgehangen die kwetsend kunnen zijn voor een bepaalde groep of individu.

Eén op één contacten leerkrachten - leerlingen

• Leerlingen worden buiten schooltijd niet langer dan een half uur alleen op school gehouden.

Wanneer een leerling na schooltijd op school wordt gehouden, worden de ouders en de directie op de hoogte gebracht;

• Uit de aard van het docentschap vloeit de norm voort dat een leraar een zekere

terughoudendheid betracht ten aanzien van het mee naar huis nemen van leerlingen. Indien dit wel gebeurt, dan dient dit alleen met de nodige waarborgen van toezicht te geschieden.

Zonder medeweten van de ouders, worden leerlingen daarom niet bij een personeelslid thuis uitgenodigd. In voorkomende gevallen worden de redenen en tijdsduur aangegeven. Tevens wordt dit gemeld bij de directie.

Troosten/belonen/feliciteren e.d. in de schoolsituatie

• De wensen en gevoelens van zowel kinderen en ouders met betrekking tot troosten, belonen en feliciteren worden gerespecteerd. Kinderen hebben het recht aan te geven wat ze prettig of niet prettig vinden (kussen, omhelzen, hand geven of geen fysiek contact). Spontane reacties bij troosten of belonen in de vorm van een zoen zijn mogelijk, ook in de hogere groepen, mits het hier genoemde recht van de kinderen wordt gerespecteerd;

• Het is mogelijk kinderen op schoot te nemen. Ook hier dienen de wensen en gevoelens van de kinderen te worden gerespecteerd. Spontane reacties, ook in hogere groepen, zijn mogelijk, mits het hier bovengenoemde recht van de kinderen wordt gerespecteerd;

• Felicitaties moeten een spontaan gebeuren blijven. Het personeel houdt hierbij rekening met het bovenvermelde. In alle groepen volgt de groepsleerkracht in principe zijn eigen gewoonten in deze, rekening houdend met wat de kinderen hier als normaal ervaren.

Hulp bij aan-uit-omkleden

• Bij de kleuters komt het regelmatig voor, dat er geholpen moet worden bij het aan- en uitkleden. Bijvoorbeeld bij het naar het toilet gaan, omkleden bij gym, zwemmen en

verkleden. Ook in hogere groepen kan dit nog een enkele keer voorkomen. Deze hulp behoort tot de normale taken van de betrokken groepsleerkracht. De leerkrachten houden hierbij rekening met de wensen en gevoelens van de leerlingen. Een vraag als: ‘Wil je het zelf doen of heb je liever dat de juffrouw/meester je helpt?’ wordt door de oudere leerlingen als heel normaal ervaren en meestal ook eerlijk beantwoord;

• Vanaf groep 4 worden jongens en meisjes gescheiden bij het aan-, uit- en omkleden. De (vak)leerkracht betreedt de kleedruimte uitsluitend na een duidelijk vooraf gegeven teken. De (vak)leerkracht beoordeelt of het gezamenlijk aan-, uit- en omkleden in lagere groepen als onprettig wordt ervaren. In dat geval worden de jongens en meisjes gescheiden.

Eerste hulp

• Wanneer er eerste hulp wordt geboden waarbij het kind zich moet ontkleden, moet er naast de hulpgevende een derde aanwezig zijn. De leerling mag zelf aangeven of dit een man of een vrouw is. Indien er hulp geboden moet worden bij ongevallen, ziek worden/zijn of anderszins, waarbij het schaamtegevoel van de kinderen een rol kan spelen, wordt de uitdrukkelijke wens van het kind gerespecteerd.

Buitenschoolse activiteiten

• Tijdens het schoolkamp of andere meerdaagse schoolreizen slapen jongens en meisjes gescheiden. De begeleiding slaapt zo mogelijk op een andere plaats dan de leerlingen. Is dit

20

laatste niet mogelijk dan slaapt de mannelijke begeleiding bij de jongens en de vrouwelijke begeleiding bij de meisjes;

• Tijdens het aan-, uit- en omkleden van de leerlingen worden de betreffende ruimtes uitsluitend door de leiding betreden na een duidelijk vooraf gegeven teken. Dit is van toepassing als de mannelijke begeleiding de ruimtes van de meisjes binnengaat of als vrouwelijke begeleiders de ruimtes van de jongens binnengaan. Op deze manier wordt rekening gehouden met het zich ontwikkelend schaamtegevoel bij jongens en meisjes;

• Jongens en meisjes maken gebruik van gescheiden douches;

• In principe gaat een begeleider niet alleen met een leerling op pad. Mocht dit toch noodzakelijk zijn, dan moet dit gemeld worden bij de directie en moet de reden en de tijdsduur aangegeven worden;

• Ten aanzien van schoolreizen en sportevenementen gelden deze regels – voor zover van toepassing – ook.

21

Bijlage 6. Gedragscode voorkomen pesten

Pesten (ook via Internet of andere moderne communicatietechnologieën) is onaanvaardbaar gedrag en vormt een bedreiging voor het individu (met name voor de leerlingen) en voor de sfeer op school.

Hieronder is een aantal regels geformuleerd voor zowel leerlingen als leerkrachten.

Pestregels leerlingen

• Maak aan de leerlingen duidelijk dat signalen van pesten (iets anders dan plagen!) doorgegeven moeten worden aan de leerkracht. Leg uit dat dit geen klikken is;

• Personeel en leerlingen noemen leerlingen niet met een bijnaam die als kwetsend ervaren kan worden;

• Personeel en leerlingen maken geen opmerkingen over kleding en/of uiterlijk die als kwetsend ervaren kunnen worden;

• Indien de leerkracht pesten heeft gesignaleerd:

o geeft hij duidelijk en ondubbelzinnig aan dat hij dergelijk gedrag verafschuwt en afkeurt;

o probeert hij zicht te krijgen op de oorzaak, de omvang van het pestgedrag en de mogelijke gevolgen voor het slachtoffer;

o probeert hij het invoelend vermogen van de pester en de ‘zwijgende meerderheid’ te vergroten (“als jij nu eens gepest werd...”);

o brengt hij het probleem in de teamvergadering ter sprake en wordt een plan van aanpak opgesteld;

o stelt hij de ouders van de betrokkenen (pester, gepeste) op de hoogte en geeft aan hoe de school dit probleem gaat aanpakken.

Pesten van personeel

Pesten komt niet alleen voor tussen leerlingen. Ook personeelsleden kunnen onderling hiermee worden geconfronteerd. Om pesten tegen te gaan kunnen de volgende ‘regels’ worden gegeven:

• Maak de pester duidelijk dat hij te ver gaat, dat zijn ‘grapjes’ niet meer leuk zijn;

• Zoek steun bij de contactpersoon van de school of de vertrouwenspersoon. Vergeet niet de rol van de directie/leidinggevende te bespreken. Een goede leidinggevende kan het pesten in de kiem smoren;

• Bedenk dat u niet alleen het slachtoffer bent, maar ook de organisatie. Uiteindelijk heeft ook het bevoegd gezag belang bij goede onderlinge verhoudingen;

• Vraag u af wat de motieven zijn van de pester. Dan weet u beter hoe u moet optreden.

Sommige mensen pesten simpelweg omdat ze er voordeel mee verwachten te behalen;

• Praat met mensen die getuige zijn van het pestgedrag. Vaak vormen zij de zwijgende

meerderheid. Ze zien het pesten wel, maar treden niet op, misschien om te voorkomen dat ze het volgende slachtoffer worden;

• Lees over het onderwerp. Verhalen van anderen kunnen u het gevoel geven dat u niet alleen staat. U kunt leren van hun ervaringen;

• Neem contact op met uw bestuur. Het bestuur is op grond van de Arbowet verplicht maatregelen te nemen.

22

Bijlage 7. Gedragscode voorkomen discriminatie

Discriminatie kan op verschillende zaken betrekking hebben. Te denken valt aan: huidskleur,

levensovertuiging, seksuele voorkeur, volksgewoonten zoals kleding en voedsel, op grond van ziekten enzovoort.

We leven in een multiculturele samenleving. Dit houdt in dat verschillende groepen uit onze

samenleving hun eigen cultuur hebben. De schoolbevolking is een afspiegeling hiervan en dit wordt binnen het onderwijs als een verrijking ervaren. Het vraagt wel extra inzet en aandacht/alertheid om tot een goed (pedagogisch) klimaat voor alle leerlingen te komen.

Het volgende wordt van iedereen binnen de school verwacht:

• Het personeel, de leerlingen en hun ouders worden gelijkwaardig behandeld;

• Er wordt geen discriminerende taal gebruikt;

• Er wordt voor gezorgd dat er in school geen discriminerende teksten en/of afbeeldingen voorkomen op posters, in de schoolkrant, in te gebruiken boeken, e-mail e.d.;

• Er wordt op toegezien dat leerlingen en ouders ten opzichte van medeleerlingen en hun ouders geen discriminerende houding aannemen in taal en gedrag;

• De leerkracht, leerling en ouders nemen duidelijk afstand van discriminerend gedrag en maken dit ook kenbaar;

• Bij discriminatie door personeel wordt het personeelslid door de directie uitgenodigd voor een gesprek. Bij het herhaaldelijk overtreden van de gedragsregels wordt melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of en zo ja welke disciplinaire maatregelen er worden genomen;

• Bij discriminatie door vrijwilligers, stagiaires, ouders en/of leerlingen worden deze door de directie uitgenodigd voor een gesprek. Bij herhaaldelijk overtreding van de gedragsregels wordt melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of en zo ja welke maatregelen er worden genomen. In het uiterste geval kan hierbij gedacht worden aan schorsing of verwijdering/ontzegging van betrokkene tot de school en het schoolterrein.

23

Het bevoegd gezag van de SKOD Overwegende

• Dat de SKOD verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan zijn cliënten en dat deze verantwoordelijkheid zeker ook aan de orde is in geval van

dienstverlening aan cliënten die (vermoedelijk) te maken hebben met huiselijk geweld of kindermishandeling;

• Dat van de werknemers die werkzaam zijn bij de SKOD op basis van deze

verantwoordelijkheid wordt verwacht dat zij in alle contacten met cliënten attent zijn op signalen die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij effectief reageren op deze signalen;

• Dat de SKOD een meldcode wenst vast te stellen zodat de werknemers die binnen de SKOD werkzaam zijn weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;

• Dat de SKOD in deze code ook vastlegt op welke wijze zij de werknemers bij deze stappen ondersteunt;

• Dat onder huiselijk geweld wordt verstaan: (dreigen met) geweld, op enigerlei locatie, door iemand uit de huiselijke kring, waarbij onder geweld wordt verstaan: de fysieke, seksuele of psychische aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, daaronder begrepen ouderenmishandeling en eergerelateerd geweld. Tot de huiselijke kring van het slachtoffer behoren: (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisgenoten;

• Dat onder kindermishandeling wordt verstaan: iedere vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van

afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief op passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend, of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel, daaronder ook begrepen eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking;

• Dat onder medewerker in deze code wordt verstaan: de medewerker die bij de SKOD werkzaam is en die in dit verband aan cliënten van de organisatie onderwijs biedt;

• Dat onder cliënt in deze code wordt verstaan: iedere persoon aan wie de medewerker zijn professionele diensten verleend.

In aanmerking nemende

• De Wet bescherming persoonsgegevens;

• De Wet op de jeugdzorg;

• De Wet maatschappelijke ondersteuning

Stelt de volgende Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling vast.

24

Stappenplan bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Stap 1: In kaart brengen van signalen

Medewerkers die signalen opvangen van huiselijk geweld of kindermishandeling, dienen deze signalen in kaart te brengen. De signalen dienen als het om leerlingen gaat te worden vastgelegd in het leerlingdossier, evenals (de uitkomsten van) de gesprekken die over deze signalen gevoerd worden, de stappen die worden ondernomen en de besluiten die worden genomen. In geval van collega’s dient het besproken te worden met direct leidinggevende.

Ook de gegevens die de signalen weerspreken worden vastgelegd in het leerlingdossier / personeelsdossier.

Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld.

Om de signalen die in kaart gebracht zijn goed te kunnen duiden, is overleg met een

deskundige (collega) nodig. Te denken valt aan het zorg- en adviesteam van de school. Zo kan op basis van anonieme cliëntgegevens (daarnaast) ook het Advies- en Meldpunt

Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld worden geraadpleegd. Bij een vermoeden van (dreigende) vrouwelijke genitale verminking of eergerelateerd geweld zal doorgaans een beroep moeten worden gedaan op specifieke expertise.

Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld worden geraadpleegd. Bij een vermoeden van (dreigende) vrouwelijke genitale verminking of eergerelateerd geweld zal doorgaans een beroep moeten worden gedaan op specifieke expertise.

In document Inhoudsopgave 3.90 VEILIGHEIDSBELEID (pagina 11-0)