• No results found

Sinds april 2001 staan er 3 windturbines van elk 1500 kW op het braakliggende terrein aan de oude centrale van Electrabel te Schelle (Figuur 73). De turbines hebben een masthoogte van 85m en rotordiameter 70m.

Het terrein ligt ten zuiden van de Schelde en ten oosten van de monding van de Rupel (Figuur 74 & 75). Op de Schelde en Rupel komen vooral gedurende de winter- en doortrekperiodes grote aantallen watervogels voor. De meeste lokale vliegbewegingen gaan over de Schelde en Rupel zelf (zie verder).

Figuur 73 Windturbines in Schelle.

Figure 73 Wind turbines in Schelle alongside the Schelde river (north) and Rupel canal (west).

Figuur 74 Windturbines in Schelle.

Figuur 75 Windturbines met aanduiding van 85m zoekcirkel, en beschikbaar zoekoppervlak. De oppervlakte tot Figure 75 Wind turbines with 85m buffer, and real available search area. The area up to 120m around the turbines was

also sporadically searched (as test) for large birds.

2.4.1 Resultaten

2.4.1.1 Aanvaringsaspect

Het aantal aanvaringsslachtoffers (Tabel 33 ; Figuur 76) aan de 3 windturbines was gemiddeld ongeveer 36 vogels per jaar (22-53). Het ging hierbij voornamelijk om Kokmeeuw, Wilde Eend en duiven (vooral Houtduif). Andere soorten die eenmalig of in heel kleine aantallen in aanvaring kwamen zijn o.a. Slechtvalk (waarschijnlijk), Koperwiek, Graspieper, Ekster en Spreeuw (zie volledige lijst in Bijlage 1-7). De afstand waarop de aanvaringsslachtoffers werden vastgesteld varieerde van 0 tot ongeveer 110m tot de dichtstbijzijnde windturbine (Figuur 76).

Tabel 33 Aantal aanvaringsslachtoffers aan de windturbines thv. de Electrabel centrale te Schelle in 2002 tot 2004, met het gemiddeld aantal per windturbine per jaar. Het ‘effectief gevonden’ aantal, zonder correctie voor beschikbaar zoekoppervlak, zoekefficiëntie en predatie, is tussen haakjes weergegeven.

Table 33 Number of collision fatalities from the wind farm at the Electrabel powerplant in Schelle in 2002-2004, with the mean number per turbine per year. The ‘found’ numbers without correction factors are presented between brackets.

Jaar:

Windturbines

Year: wind turbines

Grote vogels Large birds Kleine vogels Small birds Totaal Total

Aantal per windturbine per jaar

Number per wind turbine per year 2002: n=3 27,6 (11) 25,2 (1) 52,8 (12) 17,6 2003: n=3 7,0 (5) 15,2 (1) 22,2 (6) 7,4 2004: n=3 8,8 (5) 25,2 (1) 34,0 (6) 11,3

Figuur 76 Afstand tot de windturbines waarop de effectief gevonden aanvaringsslachtoffers in de periode 2002-2004 werden vastgesteld. Niet de volledige oppervlakte binnen de zoekcirkel kon afgezocht worden (zie correctiefactor beschikbaar zoekoppervlak).

Figure 76 Distance to the wind turbines where the found collision fatalities (‘grote vogels’= large birds, ‘kleine vogels’= small birds) in the period 2002-2004 were recorded. Not the whole area within the search circle could be searched (see correction factor available search area).

2.4.1.2 Verstoringsaspect

Het onderzoek naar mogelijke verstoringseffecten werd vooral in 2001 en 2002 uitgevoerd en zijn in detail beschreven in Everaert et al. (2002.). Hieronder volgt een samenvatting van die resultaten, aangevuld met enkele nieuwe vaststellingen.

2.4.1.2.1 Broedvogels

De verstorende impact op broedvogels was waarschijnlijk relatief beperkt. Een Buizerd bleef na het plaatsen van de windturbines in de directe nabijheid broeden (ca. 300m van de turbines), maar kwam wel duidelijk minder jagen op het terrein nabij de turbines. Een bezette nestbak van de Slechtvalk bevond zich bij het plaatsen van de windturbines op een schouw ongeveer 150m van de dichtstbijzijnde turbine. In augustus 2002 werd een roofvogelkadaver (waarschijnkijk Slechtvalk) teruggevonden onder één van de turbines, maar er kon niet met zekerheid worden bepaald of het hier een aanvaringsslachtoffer betrof. In 2003 werd de nestbak verplaatst naar de hoogspanningsmast op ongeveer 300m van de turbines. In 2004 verdween het mannetje van de Slechtvalk tijdens de broedperiode (er was toen ook maar 1 jong) maar de exacte reden daarvoor is niet gekend. In 2005 deed de soort het opnieuw goed met 3 jongen (De Keersmaecker 2006).

In het gebied ‘De Maaienhoek’, op 50-300m van de meest noordoostelijke turbine, komen jaarlijks enkele watervogelsoorten tot broeden, zoals de Dodaars, Knobbelzwaan, Bergeend, Krakeend, Wilde Eend, Slobeend en Kuifeend. Er kon voorlopig niet vastgesteld worden dat deze vogels na het plaatsen van de windturbines een significante verstoring ondervonden.

Op (en rond) de betreffende locatie kwamen ook verschillende zangvogelsoorten tot broeden. Een verkennend onderzoek in juni 2001 heeft uitgewezen dat enkele territoria van de Tjiftjaf,

Fitis en Winterkoning gelegen waren tot op een afstand van ongeveer 40m rond de windturbines, een te verwachten situatie (geen aanwijzingen van verstoring) aangezien de bomen en struiken rondom de turbines werden verwijderd.

2.4.1.2.2 Pleisterende en rustende vogels

Grote groepen pleisterende en rustende vogels hielden schijnbaar een grotere afstand tot de turbines dan individuele vogels (Tabel 34). Grote groepen pleisterende eenden zaten meestal op een ruime afstand van meer dan 250m tot de turbines.

Tabel 34 Dichtstbijzijnde waarnemingsafstanden tot de turbines van niet-broedende pleisterende en rustende vogels bij de turbines in Schelle (Nvt= geen grote groepen waargenomen).

Table 34 Nearest observed distance to the wind turbines of non-breeding foraging or resting birds at wind turbines in Schelle alongside the Schelde river (Nvt. No large groups observed).

Soort/Soortgroep Species

Afstand (m) van individuen of kleine groep.

Distance (m) of individuals or small group

Afstand (m) van groep met > 50 vogels.

Distance (m) of group with > 50 birds

Blauwe Reiger (Grey Heron) 80 Nvt.

Knobbelzwaan (Mute Swan) 150 Nvt.

Meerkoet (Coot) 100 100

Waterhoen (Moorhen) 150 Nvt.

Bergeend (Common Shelduck) 150 Nvt.

Wilde Eend (Mallard) 80 250

Krakeend (Gadwall) 150 Nvt.

Wintertaling (Common Teal) 100 250

Kuifeend (Tufted Duck) 200 Nvt.

Tafeleend (Common Pochard) 100 250

Kleine Plevier (Little Ringed Plover) 150 Nvt.

2.4.1.2.3 Langsvliegende vogels

In de periode voor het plaatsen van de windturbines vlogen verschillende groepen van de Canadese Gans dagelijks over de betreffende locatie. Na het plaatsen van de turbines maakten deze vogels steeds een ruime bocht omheen de turbines. Hetzelfde effect werd ook vastgesteld bij een overvliegende groep Grauwe Ganzen in het najaar van 2001. Verder vertoonden ook nog de Zilvermeeuw (11%), Wilde Eend (10%) en Zwarte Kraai (6%) relatief veel reacties bij het doorkruisen van de windturbines tijdens de dagperiode (inclusief schemering). Houtduiven vlogen vrijwel altijd op lage hoogte rond in het gebied en vertoonden geen duidelijke reacties op de turbines (zie meer details in Everaert et al. 2002).

De lokale vliegbewegingen van watervogels een meeuwen waren voor het plaatsen van de windturbines niet exact gekend. Na het plaatsen van de windturbines vlogen de meeste plaatselijke watervogels (voedseltrek) en meeuwen (slaaptrek) langs de Schelde en Rupel voorbij, en slechts een klein aandeel van vooral meeuwen ging door het windpark (Figuur 77).

Figuur 77 Globale weergave van belangrijkste dagelijkse vliegroutes (rode lijnen=slaaptrek meeuwen, blauwe lijnen=voedseltrek eenden en andere watervogels).

Figure 77 Most important daily migration (red lines=sleeping migration of gulls, blue lines=foraging migration of waterfowl.