• No results found

Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid

Bijlage 5.2. CDC-regeling

In deze bijlage worden de kenmerken van de CDC-regeling beschreven zoals bedoel in art. 5.2.

Voor deze regeling geldt dat expliciet in het pensioenreglement moet worden opgenomen dat het jaarlijkse opbouwpercentage in voorkomende gevallen verlaagd kan worden.

Deelnemers

Deelnemers zijn werknemers van 18 jaar en ouder.

Ingangsdatum

Voordat een werknemer wordt opgenomen in de regeling is er een wachttijd van 2 maanden. Daarna wordt de werknemer met terugwerkende kracht vanaf de datum van indiensttreding maar niet eerder dan de eerste dag van de maand waarin hij 18 jaar wordt in de regeling opgenomen.

Gedurende de wachttijd worden partnerpensioen en wezenpensioen op risicobasis gedekt.

Pensioenrichtleeftijd

De pensioenrichtleeftijd is de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 68 jaar wordt.

Vervroegde pensionering

De deelnemer kan ervoor kiezen om eerder dan de pensioenrichtleeftijd met pensioen te gaan. Dan moet hij de werkgever hierover ten minste een half jaar voor de door hem gekozen pensioendatum informeren.

Wanneer de deelnemer eerder met pensioen gaat, wordt de hoogte van het pensioen verlaagd aan de hand van actuarieel neutrale berekeningen die zijn gebaseerd op de kansstelsels en rekenrente die de basis vormen voor de financiering van de pensioenregeling.

Einde arbeidsovereenkomst op pensioendatum

De arbeidsovereenkomst met de werknemer eindigt van rechtswege, zonder dat nadere opzegging nodig is, op de door de werknemer gekozen ingangsdatum van zijn ouderdomspensioen maar uiterlijk op de dag dat hij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

Parttime pensioen

De deelnemer kan ervoor kiezen om met parttime pensioen te gaan. Hiervoor gelden dezelfde bepalingen als bij Vervroegde pensionering.

Pensioengevend inkomen

Het pensioengevend inkomen is 12 keer het vaste maandsalaris inclusief vakantietoeslag.

Het pensioengevend inkomen is maximaal € 91.066,= (2021). Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met de loonontwikkeling van de cao in het voorafgaande kalenderjaar.

Peildatum voor de bepaling van het pensioengevend inkomen is 1 januari.

Franchise

De franchise per 1 januari 2021 is € 14.868,=. Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met de loonontwikkeling van de cao in het voorafgaande kalenderjaar.

Pensioengrondslag

De pensioengrondslag is het pensioengevend inkomen minus de franchise.

Peildatum voor de bepaling van de pensioengrondslag is 1 januari.

Voor parttimers wordt de pensioengrondslag naar rato berekend.

Ouderdomspensioen

Het ouderdomspensioen is gebaseerd op een geïndexeerd middelloonsysteem. De opbouw is 1,75%

van de pensioengrondslag in het betreffende jaar.

Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 68 jaar wordt.

Partnerpensioen

Het partnerpensioen is 60% van het te bereiken ouderdomspensioen. Dit pensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt.

Voor alleenstaanden wordt ook partnerpensioen opgebouwd, dat omgezet kan worden in ouderdomspensioen.

Wezenpensioen

Het wezenpensioen is voor ieder kind maximaal 14% van het in totaal te bereiken

ouderdomspensioen. Voor volle wezen wordt dit percentage verdubbeld. De wezenpensioenen voor alle kinderen samen kunnen niet meer zijn dan in totaal maximaal 70% van het te bereiken

ouderdomspensioen.

Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot de eerste dag volgend op de maand waarop het kind niet meer voldoet aan een van de volgende criteria:

 Het kind is jonger dan 18 jaar;

 Het kind is jonger dan 27 jaar en kan, als gevolg van ziekte of gebrek, niet meer dan 55% van wat een vergelijkbare gezonde leeftijdgenoot kan verdienen; dit moet blijken uit een verklaring van de uitkeringsinstantie van de Wajong;

 Het kind is jonger dan 27 jaar en kan nog niet werken vanwege een volledige studie of beroepsopleiding.

Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt.

Beperking van de pensioenen

Wanneer de partner van de deelnemer meer dan 10 jaar jonger is dan de deelnemer, wordt het partnerpensioen verminderd met 1,1% van het ouderdomspensioen voor elk vol jaar dat het leeftijdsverschil groter is dan 10 jaar.

Wanneer de deelnemer ervoor gekozen heeft om het (fictief) opgebouwde partnerpensioen om te zetten in hoger ouderdomspensioen of vervroegde pensionering, is er geen recht meer op partnerpensioen, ook niet wanneer de deelnemer daarna een partner krijgt.

Keuzemogelijkheden

Deelnemers hebben binnen de fiscale grenzen, naast vervroegde pensionering en parttime pensioen, de volgende keuzemogelijkheden:

Omzetten ouderdomspensioen en partnerpensioen

Deelnemers kunnen ervoor kiezen om op de pensioenrichtleeftijd het opgebouwde partnerpensioen geheel of gedeeltelijk om te zetten in een hoger ouderdomspensioen.

Omgekeerd kunnen ze ervoor kiezen om het opgebouwde ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk om te zetten in een hoger partnerpensioen. De keuze moet door de deelnemer ten minste een jaar voor de pensioenrichtleeftijd aan de werkgever worden doorgegeven.

Medische waarborgen zijn bij deze omzettingen niet vereist. Wel is instemming van de partner nodig bij omzetting van partnerpensioen in hoger ouderdomspensioen. De deelnemer is zelf verantwoordelijk voor het verstrekken van juiste informatie hierover. Wanneer de deelnemer onjuiste informatie heeft gegeven of daarin nalatig is geweest, zijn de pensioenconsequenties voor zijn rekening en risico.

Hoog-laag pensioen en pensioensparen

Deelnemers kunnen op de pensioendatum op actuarieel neutrale wijze een hoog-laag pensioen afspreken met de pensioenuitvoerder.

Deelnemers kunnen extra pensioensparen om een eventueel pensioentekort aan te vullen.

Arbeidsongeschiktheidspensioen

Per 31 december 2005 is het arbeidsongeschiktheidspensioen vervallen. Dit geldt niet voor deelnemers die ziek zijn geworden vóór 1 januari 2004 en op wie de Wet op de

Arbeidsongeschiktheidsverzekering (en onderliggende wet- en regelgeving) van toepassing is en blijft.

Voor deze deelnemers blijven de relevante bepalingen over het arbeidsongeschiktheidspensioen uit de cao 2003-2004 van toepassing.

Samenloop

Wanneer de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de WIA of de WAO en een eventuele aanvullende uitkering op grond van een arbeidsongeschiktheidsverzekering, wordt zijn pensioen verminderd met het totaal van deze uitkeringen.

De deelnemer moet de werkgever onmiddellijk informeren over het ontstaan van of een wijziging van een recht op bovengenoemde uitkeringen.

Verhoging pensioenen met een toeslag (indexering)

De werkgever heeft de ambitie om jaarlijks per 1 januari de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers en gewezen deelnemers en de pensioenen van gepensioneerden te verhogen met een voorwaardelijke toeslag.

Wanneer de pensioenregeling een verzekerde regeling is, wordt de toeslag gefinancierd uit de middelen die ontstaan uit afspraken met de pensioenuitvoerder die zijn gericht op de hierboven genoemde ambitie. Voorbeelden zijn financiering uit beschikbare overrente of rentestandskorting.

Wanneer de pensioenregeling is ondergebracht bij een pensioenfonds, is de toeslag, overeenkomstig de reglementen van het fonds, mede afhankelijk van de dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de beleidsdekkingsgraad van het bedrijfstakpensioenfonds of ondernemingspensioenfonds dan wel van de kring bij een algemeen pensioenfonds.

Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid

De pensioenopbouw wordt premievrij voortgezet bij arbeidsongeschiktheid. De opbouw vindt plaats over het verschil tussen het inkomen dat de deelnemer had direct voorafgaand aan zijn gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en het inkomen, inclusief eventuele aanvullingen van de werkgever, dat hij ontvangt uit hoofde van zijn gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Het pensioengevend inkomen wordt aangepast met de loonontwikkeling van de cao, zie art. 3.2.2.