• No results found

Hoofdstuk 6 Is de samenloop wenselijk bij ontslag op staande voet op grond van werkweigering?

6.1.1 Casus Hypotheek Wereld

Werknemer was hypotheekadviseur bij Hypotheek Wereld en had bij gebleken geschiktheid het vooruitzicht op een franchisenemerschap. Na een reorganisatie is het rayon waarin werknemer werkzaam was uitgebreid met de noordelijke provincies en Limburg. Ook is hem in een gesprek medegedeeld dat zijn adviezen eenzijdig waren en dat zijn resultaten tegenvielen dus dat werd afgezien van het franchisenemerschap. Werknemer gaf aan moeite te hebben met de lange reis- en werktijden. Vanaf een zeker moment is werknemer de afspraken die voor hem zijn gemaakt met potentiële klanten in de noordelijke provincies en Limburg niet nagekomen. In augustus 2000 is werknemer op staande voet ontslagen. Werknemer roept de nietigheid van het ontslag in en maakt aanspraak op doorbetaling van het loon.

De eerste vraag die in deze zaak speelt is of Hypotheek Wereld de werknemer rechtmatig op staande voet heeft ontslagen. Hypotheek Wereld stelde van wel omdat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan werkweigering en disfunctioneerde. Werknemer stelde van niet, mede gelet op de door hem aangevoerde omstandigheden, de beweerdelijke werkweigering noch het gestelde

disfunctioneren voldoende zijn voor een ontslag op staande voet. De persoonlijke omstandigheden die hij aanvoerde zijn dat hij gedurende bijna een jaar lang de noordelijke en zuidelijke provincies heeft bediend, gepaard gaande met lange reistijden zonder enige compensatie. Ook droeg hij het feit aan dat hem op 14 juli 2000 zonder toelichting te kennen werd gegeven dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden omgezet in een franchiseovereenkomst, het feit dat dat gedurende het

dienstverband gemiddeld 50 uur per week heeft gewerkt, zijn leeftijd ten tijde van het ontslag, zijn eenzijdige werkervaring in de hypotheekbranche en het feit dat hij juist had besloten naar Arnhem te

49 Hof ‘s-Hertogenbosch 31 mei 2005, RAR 2005, 101 (Hypotheek Wereld B.V.).

32

verhuizen en zijn huurwoning in ’s-Hertogenbosch had opgezegd, terwijl ook zijn echtgenote haar baan in verband met de verhuizing had opgezegd. De opzegging van het dienstverband van zijn vrouw kon worden teruggedraaid, maar de huurovereenkomst van het nieuwe appartement niet.

Het Hof oordeelt dat de door Hypotheek Wereld aan X gegeven opdracht om de noordelijke en zuidelijke provincies tijdelijk te bezoeken redelijk is. Het stond werknemer dan ook niet vrij gemaakte afspraken vanaf juli 2000 gedeeltelijk te negeren. Tegen de achtergrond evenwel van het gesprek dat tussen partijen op 14 juli 2000 heeft plaatsgevonden waarbij X niet alleen teleurgesteld bleek over het niet doorgaan van het franchisenemerschap maar vooral heeft geklaagd over de voortdurende taakverzwaring vanaf september 1999 als gevolg van de lange reistijden, had het op de weg van Hypotheek Wereld gelegen een gesprek met X aan te gaan teneinde deze problematiek te bespreken en omtrent de omvang en resterende duur van de taakverzwaring afspraken te maken. Onder die omstandigheden kan van werknemer niet worden gevergd dat hij voortdurend genoegen blijft nemen met deze gang van zaken.

Het hof oordeelt dat ook het beweerde disfunctioneren van werknemer het ontslag niet kan dragen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het dienstverband tot de wisseling van de directie in juli 2000 probleemloos is verlopen, dat werknemer eerst ten tijde van de directiewisseling is gewezen op de eenzijdigheid van de door hem verkochte hypotheekproducten en dat de gemiddelde provisie die de werknemer per maand wist te bereiken geen indicatie was voor disfunctioneren.

Het hof passeert als onvoldoende onderbouwd de stelling van werkgever dat werknemer heeft geweigerd met de directie in overleg te treden en komt tot de conclusie dat de aard en de ernst van hetgeen werkgever werknemer verwijt niet de onmiddellijke beëindiging van de

arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Het hof wijst de vordering te bepalen dat het ontslag nietig is toe, alsmede loon en vakantiegeld over de periode vanaf de ontslagdatum tot 1 januari 2001.

Bij toepassing van benadering twee worden de persoonlijke omstandigheden niet meegenomen bij de toets of er sprake is van een dringende reden. In deze casus betekent dat dat in ieder geval de leeftijd van de werknemer, het feit dat hij slechts eenzijdige ervaring in de hypotheekbranche heeft en dat hij van ’s-Hertogenbosch naar Arnhem zou gaan verhuizen niet worden betrokken. Werknemer draagt echter nog een aantal persoonlijke omstandigheden aan welke werk gerelateerd zijn, namelijk

het feit dat de werkdruk is verhoogd zonder daarvoor gecompenseerd te worden en dat hij te horen heeft gekregen dat zijn franchisenemerschap niet meer doorgaat omdat zijn adviezen te eenzijdig zijn en zijn resultaten zouden tegenvallen.

Zoals in hoofdstuk drie beschreven heeft de Hoge Raad in Schrijvers/van Essen vier punten gegeven waar naar gekeken dient te worden om te bepalen of er sprake is van een dringende reden, namelijk de aard en de ernst van hetgeen de werknemer als dringende reden aanmerkt,

de aard van de dienstbetrekking, de duur en invulling van de dienstbetrekking en de persoonlijke omstandigheden. In benadering twee worden alleen de eerste twee punten meegenomen in de beslissing of iets al dan niet een dringende reden is. Het derde en vierde punt komen aan de orde bij de kennelijk onredelijk ontslagprocedure. Dit betekent dat de werk gerelateerde omstandigheden moeten worden onderscheiden in omstandigheden die zien op de aard van de dienstbetrekking, welke wel worden meegenomen in de toets en omstandigheden die zien op de invulling van de dienstbetrekking, welke pas bij de kennelijk onredelijk ontslagprocedure aan de orde komen.

De verhoogde werkdruk die werknemer aanvoert is lastig te kwalificeren omdat het niet te maken heeft met de functie die werknemer heeft en ook niet met de invulling die de werknemer aan zijn dienstverband geeft. Gezien het feit dat de werkdruk verhoogd is door het ontslaan van zeven van de veertien werknemers die werkzaam zijn in dezelfde functie als werkgever zou ik in dit geval zeggen dat het behoort tot de omstandigheden die zien op de aard van de dienstbetrekking en dat het wel meegenomen wordt in de vraag of er sprake is van een dringende reden maar een iets andere redenering zou voor een andere uitkomst kunnen zorgen. Dit toont een groot nadeel aan van

benadering twee. Er dient een onderscheid gemaakt te worden in de omstandigheden die werknemer aandraagt. Dit lijkt in theorie een helder systeem, maar in de praktijk zal het niet altijd lukken om de verschillende omstandigheden te rangschikken om te beslissen of het wel of niet wordt

meegenomen.

De omstandigheid die werknemer aandraagt dat Hypotheek Wereld hem verteld heeft dat zijn adviezen te eenzijdig zijn en zijn resultaten tegenvallen en daardoor het franchisenemerschap niet meer door gaat is te kwalificeren als een werk gerelateerde omstandigheid die ziet op de invulling van de dienstbetrekking. Dit betekent dat deze feiten niet meegenomen worden in de vraag of er sprake is van een dringende reden tot ontslag.

Juist de feiten waar twijfel over bestaat of ze al dan niet meegenomen moeten worden en de feiten die zeker niet meegenomen zouden worden in de beslissing of er sprake is van een dringende reden hebben het Hof doen beslissen dat het ontslag op staande voet niet wordt gehonoreerd omdat het op de weg van Hypotheek Wereld had gelegen om een gesprek hierover aan te gaan. Bij toepassing van benadering twee acht ik daarom de kans groot dat dan wel geoordeeld zal worden dat er sprake is van een dringende reden.

Werknemer wordt ontslagen op gronden die wel te maken hebben met zijn werk, maar als

persoonlijke omstandigheden worden gekwalificeerd. Ondanks het feit dat de werknemer achteraf gecompenseerd kan worden door een schadevergoeding uit kennelijk onredelijk ontslag vind ik het lastig te aanvaarden dat wanneer werknemer bepaalde gedragingen doet naar aanleiding van

gebeurtenissen op het werk en deze gedragingen een ontslag op staande voet kunnen rechtvaardigen deze gebeurtenissen bij die afweging geen rol spelen. In deze casus gaat daarom de voorkeur uit naar benadering één.

Een mogelijke variatie op benadering twee zou zijn dat je onderscheid maakt tussen

werkgerelateerde persoonlijke omstandigheden welke wel worden meegewogen in de vraag of er sprake is van een dringende reden en niet-werkgerelateerde persoonlijke omstandigheden welke pas bij de kennelijk onredelijk ontslag procedure aan de orde komen. Zo wordt in de overweging of er sprake is van een dringende reden wel meegenomen dat hij veel heen en weer moest reizen zonder compensatie, dat hij te horen heeft gekregen dat de franchiseovereenkomst niet door gaat en dat zijn werkdruk is verhoogd. Het ligt voor de hand dat de rechter dan net als onder benadering één zou beslissen dat er geen sprake is van een dringende reden omdat het aan de werkgever was een gesprek met de werknemer aan te gaan.

In het geval van deze scheiding van de persoonlijke omstandigheden vind ik dat, ondanks dat het waarschijnlijk dezelfde uitkomst oplevert ,benadering twee de rechtvaardigere keuze is omdat de niet-werkgerelateerde omstandigheden bij het beslissen of er sprake is van een dringende reden buiten beschouwing gelaten worden, aangezien de werkgever hiervan niet altijd op de hoogte kan zijn. De persoonlijke omstandigheden die wel werkgerelateerd zijn, en waar de werkgever dus wél van op de hoogte is worden wel meegenomen. Dit levert meer gelijkheid van de werknemers op en

zorgt er voor dat de inspanning en houding van de werknemer op de werkvloer wel wordt betrokken.

GERELATEERDE DOCUMENTEN